ECLI:NL:RBDHA:2016:16891
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning asiel en inreisverbod op basis van onjuiste identiteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2016 uitspraak gedaan in de zaken van drie eisers, allen van Bengaalse nationaliteit, tegen de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De rechtbank heeft de intrekking van de verblijfsvergunningen van eiser I en eiseres vernietigd, omdat de staatssecretaris niet aannemelijk heeft gemaakt dat de intrekkingsgrond zoals vermeld in artikel 35, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 zich voordoet. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende onderzoek is verricht naar de identiteit van eiser I, en dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de authenticiteit van de door eiser I overgelegde documenten. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot intrekking van de verblijfsvergunningen en het opleggen van een inreisverbod. De rechtbank heeft de beroepen van eiser I en eiseres gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Het beroep van eiser II tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf is ongegrond verklaard, omdat niet is aangetoond dat hij vóór de binnenkomst van eiser I in Nederland feitelijk tot diens gezin heeft behoord.