5.2Verweerder heeft voor deze verklaringen van eiser steun gevonden in diverse openbare bronnen over de situatie in Irak. De relevante passages uit deze bronnen citeert de rechtbank hieronder.
De algemene ambtsberichten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken inzake Irak voor 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014 vermelden het volgende:
2007 en 2008:
“Tijdens de verslagperiode was op grote schaal sprake van ernstige gewelddadigheden. Zowel militairen van de MNF-I, Iraakse diensten belast met de handhaving van de openbare orde (zoals de politie), ‘niet-statelijke actoren’ als milities en andere vergelijkbare organisaties en groeperingen als ook gewapende individuen hebben geweldplegingen begaan, waarbij ook mishandelingen zouden zijn gepleegd. Verschillende rapporten stellen dat foltering voorkomt in Irak. De VN-speciaal rapporteur voor foltering heeft op 21 september 2006 aangegeven dat de situatie voor wat betreft foltering in Irak volledig uit de hand is gelopen, en in detentiecentra en op politiebureaus ongeremd voorkomt.”(pagina 54 resp. 59)
2009:
“Onderzoeken in strafzaken berusten vaak in grote mate op onder foltering verkregen bewijs.”(pagina 49)
2010
“In detentiecentra in Centraal-Irak vond veelvuldig marteling plaats. Human Rights Watch berichtte eind april 2010 over systematische martelingen van gedetineerden in een geheime gevangenis van de Iraakse autoriteiten. Andere bronnen geven aan dat onderzoeken in strafzaken vaak in grote mate op onder foltering verkregen bewijs berusten en dat dit bewijs nog altijd door rechters wordt geaccepteerd. De berichten van Human Rights Watch laten echter zien dat ook na het afleggen van een gedwongen bekentenis, mishandeling en marteling soms doorgaan. Volgens een bron kwam marteling ook in gevangenissen in KRG-gebied voor. In detentiecentra van de Asayish zou marteling zelfs systematisch plaatsvinden, terwijl ook in politiegevangenissen foltering geregeld voorkwam. Hoewel het Iraakse Ministerie van Mensenrechten onderzoek doet naar berichten van marteling, waren er in Centraal-Irak en KRG-gebied weinig gevallen bekend van disciplinaire maatregelen of vervolging van (vermoedelijke) daders.”(pagina 55)
2011:
“In de verslagperiode waren er in Zuid-/Centraal-Irak opnieuw berichten van mishandeling en marteling door veiligheidsorganisaties. Ook bleven er berichten van mishandeling en marteling door gewapende illegale groepen. Mishandeling en marteling door veiligheidsorganisaties vindt veelal plaats na arrestatie als de verdachte wordt vastgehouden in een politiebureau of één van de detentiecentra die onder de verantwoordelijkheid vallen van het ministerie van Binnenlandse zaken of het ministerie van Defensie. Tijdens deze periode, die wel tot enkele maanden kan duren, hebben de verdachten in de regel geen toegang tot rechtshulp en is hun familie in veel gevallen niet op de hoogte van hun verblijfplaats. Mishandeling en marteling worden vaak gebruikt als methode om een bekentenis af te dwingen. Bekentenissen spelen in het Iraakse rechtssysteem een belangrijke rol (zie 3.3.6). Human Rights Watch meldt dat mishandeling en marteling ook toegepast wordt als methode van bestraffing.”(pagina 49)
2012:
“Mishandeling en marteling door veiligheidsorganisaties vindt veelal plaats na arrestatie als de verdachte wordt vastgehouden in een politiebureau of één van de detentiecentra die onder de verantwoordelijkheid vallen van het ministerie van Binnenlandse zaken of het ministerie van Defensie. Tijdens deze periode, die wel tot enkele maanden kan duren, hebben de verdachten in de regel geen toegang tot rechtshulp en is hun familie in veel gevallen niet op de hoogte van hun verblijfplaats. Mishandeling en marteling worden vaak gebruikt als methode om een bekentenis af te dwingen.”(pagina 66)
2013:
“Bekentenissen spelen in het Iraakse rechtssysteem een belangrijke rol en mishandeling en marteling worden dan ook vaak gebruikt als methode om een bekentenis af te dwingen, ook bij vrouwen. Mishandeling en marteling van veroordeelde gedetineerden, die zich in detentiecentra van het ministerie van Justitie bevinden, komt minder vaak voor. Dit hangt samen met het feit dat veroordeelde gedetineerden geen bekentenissen meer hoeven af te leggen.”(pagina 44)
Het rapport van Amnesty International “Hope and Fear, Human rights in the Kurdistan Region of Iraq, 2009” vermeldt het volgende.
“Amnesty International has received numerous reports of torture and other ill-treatment of political suspects in prisons and detention centres under the control of the Asayish and other security agencies throughout the Kurdistan Region of Iraq. Methods reported to Amnesty International include: the application of electric shocks to different parts of the body; beatings with fists and with a cable and/or metal or wooden baton; suspension by the wrists or ankles; beating on the soles of the feet (falaqa); sleep deprivation; and kicking.
Torture and other ill-treatment are widely used to obtain information and confessions from detainees and also as a form of punishment. Torture often takes place immediately after arrest, when detainees are under interrogation. Victims of torture include members and suspected members of banned Islamist groups and members of recognized Islamist political parties.”
Het rapport van Amnesty International “New Order, Same Abuses, unlawful detention and torture in Iraq”, September 2010 (pagina 32, 33) vermeldt over mishandeling en foltering het volgende:
“Rape or the threat of rape. Beating with cables and hosepipes. Prolonged suspension by the limbs. Electric shocks to sensitive parts of the body. Breaking of limbs. Removal of toenails with pliers. Asphyxiation using a plastic bag over the head. Piercing the body with drills. Being forced to sit on sharp objects such as broken bottles. These are just some of the torture methods used against men, women and children by Iraqi security forces that have been described to Amnesty International in recent years. At particular risk of such abuses are detainees suspected of links with armed groups and also government critics. The Iraqi Human Rights Ministry documented 574 allegations of torture during 2009, including 326 against Ministry of Interior officers, 152 against Ministry of Defence officers and 56 against Peshmerga but this almost certainly represents no more than the tip of a very large iceberg. Torture and other ill-treatment usually take place following arrest when detainees are held incommunicado in police stations and detention facilities controlled by the ministries of interior and defence. During this initial period of detention, which can last up to several months, detainees usually have no access to lawyers and in many cases their families do not know where they are – conditions known commonly to facilitate – even invite – torture and other ill-treatment.
Torture is often used to make detainees confess. Sometimes confessions or statements have already been prepared by the interrogators, and detainees are tortured, blindfolded and made to sign the incriminating statements. These confessions are often used against them in court if they are charged and tried. The Iraqi criminal justice system relies heavily on confessions as evidence of guilt.”
Het Human Rights Report van United States Department of State ‘Iraq 2013’ vermeldt het volgende:
“As in previous years, credible accounts of abuse and torture during arrest and investigation, in pretrial detention, and after conviction, particularly by police and army, were common. According to former prisoners, detainees, and human rights groups, methods of torture and abuse included putting victims in stress positions, beatings, broken fingers, suffocation, burning, removing fingernails, suspending victims from the ceiling, overextending victims’ spines, beatings on the soles of the feet with plastic and metal rods, forcing victims to drink large quantities of water while preventing urination, sexual assault, denial of medical treatment, and death threats.”
Het bericht van de US Department of State van juni 2015 vermeldt voorts het volgende:
“As in previous years, abuse and torture, particularly by police and security forces, during arrest and investigation were common in pretrial detention and after conviction. Former prisoners, detainees, and human rights groups reported that methods of torture and abuse included: putting victims in stress positions, beating them, breaking their fingers, suffocating them, burning them, removing their fingernails, suspending them from the ceiling, overextending their spines, beating the soles of their feet with plastic and metal rods, forcing them to drink large quantities of water while preventing urination, sexually assaulting them, denying them medical treatment, and threatening to kill them.”
Tot slot vermeldt het Amnesty International jaarrapport over 2014/2015 het volgende:
“Torture and other ill-treatment remained common and widespread in prisons and detention centres, particularly those controlled by the Ministries of the Interior and Defence, and were committed with impunity.
Interrogators tortured detainees to extract information and “confessions” for use against them at trial; sometimes detainees were tortured to death.”