ECLI:NL:RBDHA:2016:16883
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen kinderrechter in jeugdzorgzaak
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2016 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van kinderrechter mr. A.J.J.M. Weijnen. Verzoekster, de moeder van drie minderjarige kinderen, had het verzoek ingediend naar aanleiding van de behandeling van een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing. Tijdens de zitting op 29 april 2016 heeft verzoekster de kinderrechter gewraakt, omdat zij meende dat de kinderrechter partijdig was. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking behandeld op 9 mei 2016, waarbij verzoekster niet aanwezig was. De kinderrechter heeft in haar verweer aangegeven dat zij zich neutraal heeft opgesteld en zowel verzoekster als de vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling de gelegenheid heeft gegeven om hun standpunten naar voren te brengen.
De wrakingskamer heeft de feiten en omstandigheden die door verzoekster zijn aangevoerd, gemotiveerd weersproken. De kamer heeft overwogen dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. Aangezien verzoekster niet ter zitting van de wrakingskamer is verschenen en haar standpunt niet nader heeft toegelicht, heeft de wrakingskamer geconcludeerd dat er geen grond is voor de conclusie dat de kinderrechter partijdig is geweest. Het verzoek tot wraking is dan ook afgewezen, en het proces in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.