Uitspraak
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG
Inspecteur van de Belastingdienst/belastingen kantoor Rotterdam,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 5 december 2016 een verzoek tot wraking van de bestuursrechter behandeld. Verzoeker, die samen met zijn echtgenote en dochter betrokken was bij eerdere procedures tegen de Belastingdienst, verzocht om wraking van mr. G.J. Ebbeling, de bestuursrechter die ook de zaak van zijn dochter had behandeld. Verzoeker stelde dat de bestuursrechter onvoldoende afstand had gehouden van de eerdere zaak en dat hij en zijn echtgenote onheus waren bejegend tijdens de zitting. De wrakingskamer overwoog dat het enkele feit dat de bestuursrechter eerder betrokken was bij de zaak van de dochter niet automatisch leidt tot vooringenomenheid in de zaak van verzoeker. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bewijs was voor oneigenlijke vermenging van de zaken en dat de bestuursrechter haar rol op een juiste manier had vervuld. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat de hoofdzaak voortgezet kon worden.