Uitspraak
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG
naamloze vernootschap VGZ Zorgverzekeraar NV,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter mr. R.J. ter Kuile, die betrokken was bij een civiele procedure over achterstallige zorgpremies van € 874,03. Verzoeker ontkent verzekerd te zijn geweest via VGZ Zorgverzekeraar NV, die hem had gedagvaard. Voorafgaand aan de zitting op 1 november 2016 heeft verzoeker de kantonrechter verzocht om inhoudelijk te reageren op zijn vragen en om documenten te overleggen die voor hem ontlastend zouden zijn. Toen de kantonrechter hier niet op inging, heeft verzoeker aangekondigd hem te wraken.
De wrakingskamer heeft op 28 november 2016 het wrakingsverzoek behandeld, waarbij de kantonrechter en de belanghebbende niet aanwezig waren. Verzoeker heeft zijn standpunt toegelicht, stellende dat de kantonrechter vooringenomenheid heeft getoond door niet te reageren op zijn verzoeken. De kantonrechter heeft echter niet schriftelijk kunnen reageren, omdat hij pas op de dag van de zitting op de behandeling van het wrakingsverzoek was gewezen.
De wrakingskamer heeft overwogen dat de wet geen verplichting oplegt aan de kantonrechter om op de verzoeken van verzoeker te reageren. Het enkele feit dat de kantonrechter geen inhoudelijke reactie heeft gegeven, vormt geen grond voor wraking. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid en heeft het wrakingsverzoek afgewezen. Tevens is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in deze hoofdzaak niet in behandeling zal worden genomen.