ECLI:NL:RBDHA:2016:16791

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 december 2016
Publicatiedatum
14 februari 2017
Zaaknummer
C/09/13/596 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in informatieplicht en sollicitatieplicht

Op 29 december 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van mevrouw [schuldenares], die onder de schuldsaneringsregeling valt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. Dit betreft met name de informatieplicht, aangezien zij geen specificatie heeft verstrekt van de letselschadevergoeding die zij heeft ontvangen. De rechtbank oordeelt dat het bedrag van € 7.500,- dat aan haar is uitgekeerd, ten onrechte niet aan de boedel is afgedragen. Dit bedrag is door haar partner aangewend voor persoonlijke doeleinden, namelijk een reis naar Irak. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de schuldenares niet heeft voldaan aan haar sollicitatieplicht, ondanks dat zij vrijstellingen had gekregen voor bepaalde periodes. De rechtbank concludeert dat een verlenging van de schuldsaneringsregeling niet zal leiden tot herstel van de tekortkomingen en dat de regeling zal eindigen zonder toekenning van de 'schone lei'. De rechtbank heeft tevens het salaris van de bewindvoerder vastgesteld en het bedrag aan vastrecht bepaald. De uitspraak is gedaan door rechter W.J. Don en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier J.P.C.G. van der Wielen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummer: C/09/13/596 R
uitspraakdatum : 29 december 2016
In de schuldsaneringsregeling van:
mevrouw [schuldenares],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] (Afghanistan),
wonende te [adres, postcode en woonplaats],
schuldenares,
advocaat: mr. J.M. Krommendijk.
Schuldenares zal hierna worden aangeduid met ”[schuldenares]”.

1.Verloop van de procedure

1.1
Bij vonnis van 21 oktober 2013 is ten aanzien van schuldenares de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van mr. G.H.M. Smelt tot rechter-commissaris en van, laatstelijk, mr. J.E. Maats-Stokx kantoorhoudende te Voorburg, tot bewindvoerder.
1.2
De bewindvoerder heeft op de voet van artikel 351a van de Faillissementswet (Fw)
schriftelijk verslag uitgebracht ten aanzien van de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
1.3
Bij brief van 7 december 2016 heeft de bewindvoerder de rechtbank geïnformeerd over de laatste stand van zaken.
1.4
Op 15 december 2016 heeft de terechtzitting als bedoeld in artikel 352 Fw plaatsgevonden. Mr. L.A. van Walree-Brascamp en N. Nottroth, namens de bewindvoerder en [schuldenares], vergezeld van haar partner [schuldenaar], en bijgestaan door mr. J.M. Krommendijk, zijn ter zitting verschenen en gehoord.
1.5
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
De termijn als bedoeld in artikel 349a Fw is op 21 oktober 2016 verstreken. De
rechtbank staat daarmee thans voor de vraag of schuldenaar gedurende de termijn
gedurende welke de schuldsaneringsregeling van toepassing was, tekort is geschoten in
de nakoming van één of meer verplichtingen uit die regeling en, indien daarvan sprake
mocht zijn, of deze tekortkoming aan schuldenaar kan worden toegerekend. 2.2
2.2
De rechtbank oordeelt als volgt. Ter zitting is komen vast te staan dat schuldenares]
de informatieplicht onvoldoende is nagekomen nu zij de bewindvoerder geen specificatie heeft gezonden waaruit blijkt uit welke componenten de aan haar
uitgekeerde letselschadevergoeding van € 7.500,- is samengesteld. Bij het
verweerschrift is alsnog een specificatie overgelegd waaruit dit blijkt.
Er zijn echter geen stukken overgelegd en evenmin is ter zitting duidelijk geworden
of de bedragen die zijn uitgekeerd ter vergoeding van gemaakte onkosten,
(bijvoorbeeld kosten fysiotherapie en kosten ter vergoeding van huishoudelijke
hulp) daadwerkelijk zijn besteed aan dergelijke kosten. Evenmin is een en ander ter
zitting verduidelijkt.
De rechtbank gaat er dan ook van uit dat het uitgekeerde bedrag ten onrechte niet
in de boedel is gevloeid. Aannemelijk is dat de betaling van dit bedrag voortvloeit
uit een door schuldenares ondertekende vaststellingsovereenkomst. Ingevolge de
uitspraak van de Hoge Raad van 24-11-2006 (ECLI:NL:HR:2006:AZ1111) valt dit
bedrag in de boedel. Dit bedrag is door schuldenares echter niet aan de boedel
overgemaakt. Schuldenares heeft toegelaten dat haar partner, [schuldenaar], dit bedrag, althans een aanzienlijk deel daarvan, heeft aangewend om een reis naar
Irak te kunnen maken om zijn zieke moeder te bezoeken.
2.3
Mr. Krommendijk heeft namens [schuldenares] ter zitting aangeboden de hierdoor
ontstane boedelachterstand alsnog in te lopen, door overmaking van een bedrag dat
kennelijk zonder dat de bewindvoerder dit wist - is gespaard door [schuldenares] op
de rekening die wordt beheerd door haar budgetbeheerder. Dit betreft een bedrag
van € 4.775,00. Daarnaast zal [schuldenares] aanspraak kunnen maken op
bijzondere bijstand voor de vergoeding van de kosten van budgetbeheer met
terugwerkende kracht. Op deze wijze, aldus mr. Krommendijk, zal door middel van
een verlenging van de regeling de boedelachterstand alsnog kunnen worden
ingelopen.
Bij nadere bestudering van de stukken is de rechtbank echter niet gebleken dat deze
beheerrekening op naam van [schuldenares] is gesteld en dat het genoemde bedrag
op haar naam is gereserveerd, daar de rekening op naam van “Fam. naam schuldenaar]” is gesteld. [Schuldenaar] is de partner van [schuldenares], die met
haar samenwoont. Het is daarom nog maar zeer de vraag of dit bedrag in zijn
geheel aan [schuldenares] toekomt.
Ook is het überhaupt onduidelijk of dit op de beheerrekening gespaarde bedrag niet
reeds op andere gronden aan de boedel toekomt, als een boven het vrij te laten
bedrag gereserveerd inkomen. Nu [schuldenares] stelselmatig tekort is geschoten in
de nakoming van haar informatieplichten valt dit ook niet meer in dit stadium van
de regeling na te gaan. Of derhalve de boedelachterstand binnen een eventuele
verlenging van de looptijd van de regeling valt in te lopen is - bij gebrek aan nadere
gegevens - dan ook niet aannemelijk gemaakt.
2.4 [
Schuldenares] is door de rechter-commissaris vrijgesteld van haar verplichting om te solliciteren in de periode van 21 oktober 2013 tot 17 juni 2014. Ook is zij over
de periode van 2 april 2015 tot 2 april 2016 vrijgesteld van de sollicitatieplicht voor
16 uren per week, onder de voorwaarde dat zij zich onder behandeling zou stellen
voor haar psychische klachten. Dit houdt in dat voor haar in ieder geval een
sollicitatieplicht gold vanaf 18 juni 2014. Schuldenares heeft echter in het geheel
niet gesolliciteerd. Evenmin is gebleken dat zij zich onder behandeling heeft laten
stellen ter verbetering van haar psychische gesteldheid.
Schuldenares is samen met haar partner, [schuldenaar], door de rechter-
commissaris verhoord op 26 januari 2016. Naar aanleiding van dit verhoor is
schuldenares bij brief van 12 april 2016 nogmaals gewezen op haar
sollicitatieplicht. Dit heeft niet tot verbetering geleid. Ter zitting is door
schuldenares opnieuw te kennen gegeven dat zij van mening is dat zij
arbeidsongeschikt is en dat zij daarom niet kan solliciteren. Weliswaar is
[schuldenares] opnieuw gekeurd op 10 augustus 2016 en is zij daarbij volledig
arbeidsongeschikt verklaard, dit doet echter niet af aan het feit dat zij in de periode
van juni 2014 tot april 2016 niet heeft gesolliciteerd, terwijl zij dit wel had moeten
doen.
2.5
Op grond van al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een verlenging
van de duur van de schuldsaneringsregeling niet zal leiden tot herstel van de
geconstateerde tekortkomingen. De rechtbank komt tot de conclusie dat de regeling
zal eindigen zonder toekenning van de zogenaamde “schone lei”.
2.6
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten
vaststellen.

3.De beslissing:

De rechtbank:
- stelt vast dat [schuldenares] toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
- verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend wordt;
- stelt de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 3.130,-- (inclusief de verschuldigde omzetbelasting), voor zover de boedel toereikend is;
- stelt het bedrag aan vastrecht vast op € 611,- voor zover de boedel toereikend is.
Gewezen door mr. W.J. Don, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 december 2016, in tegenwoordigheid van J.P.C.G. van der Wielen, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.