In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2016 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door Stichting Euro Exchange Benelux (EEB) en een verzoeker, die zich verzetten tegen de rechters mr. S.J. Hoekstra-van Vliet, mr. J.W. Bockwinkel en mr. A.C. Bordes. De wraking was gebaseerd op de stelling dat de rechters vooringenomen waren door hun beslissingen met betrekking tot de zittingsagenda en de behandeling van processtukken. De wrakingskamer oordeelde dat de door de rechters genomen processuele beslissingen, zoals het opstellen van de zittingsagenda, in beginsel geen grond voor wraking vormen, tenzij deze beslissingen zo onbegrijpelijk zijn dat ze een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. De wrakingskamer concludeerde dat dit niet het geval was en dat de rechters niet in hun onpartijdigheid tekortschoten. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem genomen, en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.