ECLI:NL:RBDHA:2016:16759

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2016
Publicatiedatum
7 februari 2017
Zaaknummer
C/09/513583 / KG RK 16-1149
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2016 een verzoek tot wraking afgewezen. Verzoekster, die betrokken was in een civiele procedure tegen de maatschap Maaldrink Vermeulen, verzocht om de zaak te verwijzen naar de rechtbank Amsterdam vanwege de betrokkenheid van haar ex-echtgenoot, die gehuwd is met een rechter van de rechtbank Den Haag. Verzoekster stelde dat deze rechter mogelijk invloed had op de procedure en dat zij geen vertrouwen had in de rechtbank Den Haag. De kantonrechter, mr. B.C. Vink, had eerder aangegeven het verzoek om verwijzing af te wijzen, wat leidde tot de wraking.

De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat er geen grond was voor de wraking. De afwijzing van het verwijzingsverzoek werd als niet onbegrijpelijk beschouwd, aangezien de ex-echtgenoot en de betrokken rechter geen partij waren in de procedure. De wrakingskamer oordeelde dat de gestelde bemoeienis van de rechter niet voldoende onderbouwd was en dat de theoretische mogelijkheid van toegang tot dossiers geen reden voor wraking kon zijn. Ook het gebrek aan vertrouwen in de rechtbank Den Haag werd niet als voldoende grond voor wraking gezien.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de hoofdzaak voortgezet kan worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitkomst.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2016/34
zaak-/rekestnummer: 513583/KG RK 16-1149
rolnummer hoofdzaak: 468225/RL EXPL 15-37591
datum beschikking: 18 juli 2016
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. M. Boender
strekkende tot wraking van:
mr. B.C. Vink,
kantonrechter in de rechtbank Den Haag,
hierna te noemen ‘de kantonrechter’.
Belanghebbende is:
de maatschap naar burgerlijk recht Maaldrink Vermeulen,
hierna te noemen ‘Maaldrink’,
gevestigd te Den Haag,
gemachtigde: mr. A.A.M. Knol.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

1.1.
Mr. A.H. Vermeulen, advocaat bij Maaldrink, heeft in de periode van 2 december 2014 tot en met 16 september 2015 juridische bijstand verleend aan verzoekster. Op 22 juni 2016 heeft ten overstaan van de kantonrechter een comparitie na antwoord plaatsgevonden in een geschil tussen verzoekster en Maaldrink. Maaldrink vordert in die procedure betaling van onbetaald gebleven facturen, daarmee samenhangende kosten en wettelijke rente. Verzoekster voert – kort samengevat – als verweer dat de facturen te hoog zijn en dat zij ten gevolge van de slechte kwaliteit van de geleverde dienstverlening schade heeft geleden welke verrekend dient te worden met haar betalingsverplichting.
1.2.
Op 16 juni 2016 heeft verzoekster verzocht de zaak krachtens artikel 46b van de Wet op de rechterlijke organisatie te verwijzen naar de rechtbank Amsterdam. Als grond voor dit verzoek heeft verzoekster aangevoerd dat haar huwelijk met [ex-echtgenoot] (hierna: [ex-echtgenoot] ) door echtscheiding is ontbonden. [ex-echtgenoot] is inmiddels opnieuw gehuwd, met een rechter die thans werkzaam is in de rechtbank Den Haag (hierna: de betreffende rechter). Diverse andere rechtszaken waarbij [ex-echtgenoot] een rol speelt zijn naar een andere rechtbank verwezen.
De kantonrechter heeft op de comparitie van partijen medegedeeld dat hij voornemens is het verzoek om verwijzing naar een andere rechtbank af te wijzen. Na een schorsing van de comparitie van partijen heeft mr. N.J.M. Beelaerts van Blokland, toenmalig advocaat van verzoekster, namens verzoekster de kantonrechter gewraakt.
1.3.
De wrakingskamer heeft vervolgens kennis genomen van het proces-verbaal van de comparitie van partijen, met bijlage, alsmede van de schriftelijke reactie van de kantonrechter.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 4 juli 2016 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. M. Boender, is verschenen. Namens Maaldrink is verschenen mr. A.A.M. Knol. Verder is de kantonrechter verschenen.

3.Het standpunt van verzoeker

Aan het wrakingsverzoek is – verkort en zakelijk weergegeven – ten grondslag gelegd dat de kantonrechter de zaak had moeten verwijzen naar de rechtbank Amsterdam. Er is directe betrokkenheid geweest van de betreffende rechter met een andere rechtszaak van verzoekster. Verzoekster heeft in het desbetreffende dossier een vonnis aangetroffen dat alleen door tussenkomst van de betreffende rechter in handen kan zijn gekomen van de wederpartij. Verzoekster wil niet dat haar gegevens, zowel privé als zakelijk, ter inzage liggen bij de rechtbank Den Haag met als gevolg dat de betreffende rechter zich hierover toegang zou kunnen verschaffen. Voorts heeft verzoekster geen vertrouwen in de rechtbank Den Haag, waarvan de kantonrechter deel uitmaakt. Ten slotte heeft de kantonrechter bij de rechtbanken Dordrecht, Rotterdam en Den Haag gewerkt en heeft daarmee dezelfde loopbaan gehad als de betreffende rechter.

4.Het standpunt van de kantonrechter

De kantonrechter berust niet in de wraking. Hij voert - kort samengevat - aan dat hij niet direct het verband zag tussen de betreffende rechter en de onderhavige zaak. Aangezien noch [ex-echtgenoot] , noch de betreffende rechter partij zijn in de onderhavige zaak valt deze niet onder het ‘Protocol rechtszaken eigen personeel’ (hierna: het Protocol), zodat er op die basis geen reden is voor verwijzing. De kantonrechter zag geen aanleiding voor het oprekken van de in het Protocol neergelegde regels. De kantonrechter acht de omstandigheid dat hij bij dezelfde rechtbanken heeft gewerkt als de betreffende rechter niet relevant aangezien noch [ex-echtgenoot] , noch de betreffende rechter partij zijn in de onderhavige zaak.

5.De beoordeling

5.1
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3.
Als eerste grondslag voor de wraking heeft verzoekster gesteld dat de kantonrechter ten onrechte heeft geweigerd de zaak te verwijzen naar een andere rechtbank. De wrakingskamer overweegt daarover het volgende.
De afwijzing van het verwijzingsverzoek van verzoekster door de kantonrechter is een processuele beslissing. Een dergelijke beslissing kan volgens vaste jurisprudentie in beginsel niet tot wraking leiden. Dit is slechts anders indien een beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze alleen kan worden verklaard uit vooringenomenheid jegens de verzoekster. Hiervan is in het onderhavige geval geen sprake.
De wrakingskamer overweegt daartoe dat de zaak niet onder het Protocol valt. De procedure bij de kantonrechter betreft een zaak tussen verzoekster in privé tegen haar voormalig advocaat. [ex-echtgenoot] is geen partij in deze procedure, noch heeft hij belang bij de uitkomst van deze procedure. Dat de declaraties van Maaldrink zien op werkzaamheden ten behoeve van de echtscheidingsprocedure tussen verzoekster en [ex-echtgenoot] , maakt dit niet anders. De afwijzing van het verwijzingsverzoek door de kantonrechter is daarom niet onbegrijpelijk.
5.4.
Als tweede grondslag heeft verzoekster aangevoerd dat een vonnis dat zij in het dossier in een andere procedure heeft aangetroffen alleen door tussenkomst van de betreffende rechter in handen van de wederpartij kan zijn gekomen. Deze grondslag is niet nader onderbouwd. Desgevraagd heeft verzoekster verklaard dat zij geen concrete aanwijzing heeft, maar dat zij de betrokkenheid van de betreffende rechter niet kan uitsluiten. De wrakingskamer is – mede gelet op de openbaarheid van rechtspraak die met zich brengt dat veel vonnissen worden gepubliceerd – van oordeel dat dit geen grondslag voor wraking is.
5.5.
Verzoekster heeft als derde grondslag aangevoerd dat de betreffende rechter zich toegang zou kunnen verschaffen tot de dossiers die behoren bij de procedure bij de kantonrechter, hoewel zij niet bij die procedure betrokken is. De wrakingskamer is van oordeel dat dit weliswaar theoretisch mogelijk is, maar geen grondslag is voor wraking van de kantonrechter.
5.6.
Met betrekking tot de vierde grondslag van verzoekster, inhoudende dat zij geen vertrouwen heeft in de rechtbank Den Haag, overweegt de wrakingskamer dat een verzoek tot wraking alleen feiten en omstandigheden kan betreffen met betrekking tot de rechter die de zaak behandelt. De omstandigheid dat de kantonrechter behoort tot de rechtbank waarin verzoekster stelt geen vertrouwen te hebben, levert geen grond voor wraking op.
5.7.
De omstandigheid dat de kantonrechter, evenals de betreffende rechter, bij de rechtbanken Dordrecht, Amsterdam en Den Haag heeft gewerkt, brengt evenmin mee dat sprake is van een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de kantonrechter. Ook op die grondslag kan de wraking niet slagen.
5.8.
Gelet op vorenstaande dient het verzoek tot wraking van de kantonrechter te worden afgewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster p/a mr. Boender,
• Maaldrink p/a mr. Knol,
• de kantonrechter;
Deze beslissing is gegeven door mr. J.A. van Steen, mr. K.M. Braun en mr. H.W. Vogels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Stikvoort-Ydema als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2016.