ECLI:NL:RBDHA:2016:16725

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2016
Publicatiedatum
27 januari 2017
Zaaknummer
5509307 MB VERZ 16-3128
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van procesrecht in WAHV-zaken met betrekking tot verkeerssancties

Op 7 december 2016 vond een openbare zitting plaats in de Rechtbank Den Haag, waar de kantonrechter J.M. Ghrib de mondelinge behandeling leidde van een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Het beroep was ingesteld door betrokkene, vertegenwoordigd door gemachtigde R. de Nekker, tegen een sanctie die was opgelegd wegens het gebruik van een busbaan op 12 juni 2015. De gemachtigde verzocht om toekenning van proceskosten, maar de kantonrechter merkte op dat er geen relevante gronden waren aangevoerd met betrekking tot de materiële vraag of de overtreding daadwerkelijk had plaatsgevonden. De kantonrechter stelde vast dat de gemachtigde in eerdere procedures vaak alleen formele verweren aanvoerde en dat dit ook in deze zaak het geval was. Hierdoor werd geconcludeerd dat de procedure niet gericht was op het belang van de betrokkene, maar eerder op het ontregelen van de afdoening van WAHV-zaken en het incasseren van proceskosten. Dit werd aangemerkt als misbruik van het procesrecht. De kantonrechter verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, waarmee de opgelegde sanctie in stand bleef. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
Registratienummer kanton: 5509307 MB VERZ 16-3128
PROCES-VERBAALvan de in het openbaar gehouden zitting van 7 december 2016, tevens houdende
BESLISSINGop het beroep
.
Door mr. J.M. Ghrib, kantonrechter, bijgestaan door mr. C. van Oorschot als griffier, is overgegaan tot de mondelinge behandeling van het beroep dat is ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie met bovengenoemd CJIB-nummer.
Het beroepschrift is ingediend door:

[betrokkene 1]

wonende te: [woonplaats]
[adres] , nader ook te noemen: betrokkene.
Gemachtigde: R. de Nekker (Zaakrecht)
Verschenen zijn:
namens de officier van justitie: mr. M.E.A. van der Linden.
Aan betrokkene wordt het verwijt gemaakt dat hij op 12 juni 2015 te 16:15 uur met de auto met het kenteken [kenteken] op de Zuidhoornseweg te Den Hoorn als bestuurder gebruik heeft gemaakt van een busbaan of busstrook, aangeduid met lijnbus.
Betrokkene heeft beroep ingesteld en verzocht om toekenning van de proceskosten.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht betrokkene een termijn van vier weken te bieden om de gronden aan te vullen.
De kantonrechter heeft vervolgens op grond van de navolgende overwegingen een beslissing genomen, welke beslissing is uitgesproken ter openbare terechtzitting.
De kantonrechter stelt voorop dat de primaire voorliggende vraag in WAHV-zaken is of de verweten overtreding daadwerkelijk is begaan. De wetgever heeft een laagdrempelig en toegankelijk systeem gecreëerd om burgers de mogelijkheid te geven op een eenvoudige manier op te komen tegen opgelegde sancties, om zo de rechtsbescherming te waarborgen.
Van de rechtsbijstandverlener in de onderhavige zaak is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat hij vele soortgelijke procedures voert en dat hij in een zeer groot aantal van deze procedures louter formele verweren aandraagt. Ook in de onderhavige zaak heeft de gemachtigde geen gronden aangevoerd over de materiële vraag of de overtreding wel of niet is begaan. De gemachtigde heeft enkel verzocht om toekenning van de proceskosten.
De kantonrechter constateert dat, nu er in het licht van de primaire vraag met betrekking tot de overtreding geen relevante rechtsvragen naar voren zijn gebracht, de wijze waarop de gemachtigde in dit geval heeft geprocedeerd niet redelijkerwijs geacht worden het belang van de betrokkene te dienen. Het belang van betrokkene is immers gelegen in de vernietiging van de bij de inleidende beschikking opgelegde sanctie. Ook bij een uiterst terughoudende toetsing kunnen de door de gemachtigde verrichte werkzaamheden niet redelijkerwijs geacht worden hierop gericht te zijn geweest. De kantonrechter overweegt in het licht van het voorgaande dat de rechtsbijstandverlener met de onderhavige procedure kennelijk geen ander doel heeft gehad dan het ontregelen van een efficiënte afdoening van WAHV-zaken en het incasseren van proceskosten. De rechtsbijstandverlener maakt hiermee misbruik van het laagdrempelige en toegankelijke systeem van rechtsbescherming voor persoonlijk gewin. Nu er sprake is van misbruik van het procesrecht ziet de kantonrechter geen andere optie dan het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De kantonrechter beslist als volgt:

Verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Waarvan proces-verbaal,
de griffier, de kantonrechter,
Bent u het met de beslissing op uw beroep niet eens, dan kunt u binnen 6 weken na toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem- Leeuwarden, doch alleen indien:
a de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer dan € 70,-- bedraagt of
b het beroep niet ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Den Haag, Team Kanton –
Den Haag en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.