Uitspraak
BESLISSINGop het beroep
.
Rechtbank Den Haag
Op 7 december 2016 vond een openbare zitting plaats in de Rechtbank Den Haag, waar de kantonrechter J.M. Ghrib de mondelinge behandeling leidde van een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Het beroep was ingesteld door betrokkene, vertegenwoordigd door gemachtigde R. de Nekker, tegen een sanctie die was opgelegd wegens het gebruik van een busbaan op 12 juni 2015. De gemachtigde verzocht om toekenning van proceskosten, maar de kantonrechter merkte op dat er geen relevante gronden waren aangevoerd met betrekking tot de materiële vraag of de overtreding daadwerkelijk had plaatsgevonden. De kantonrechter stelde vast dat de gemachtigde in eerdere procedures vaak alleen formele verweren aanvoerde en dat dit ook in deze zaak het geval was. Hierdoor werd geconcludeerd dat de procedure niet gericht was op het belang van de betrokkene, maar eerder op het ontregelen van de afdoening van WAHV-zaken en het incasseren van proceskosten. Dit werd aangemerkt als misbruik van het procesrecht. De kantonrechter verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, waarmee de opgelegde sanctie in stand bleef. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan.