ECLI:NL:RBDHA:2016:16684
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag voor kort verblijf op basis van onvoldoende sociale en economische binding met Marokko
In deze zaak heeft eiser, een jonge, alleenstaande student van Marokkaanse nationaliteit, een visum voor kort verblijf aangevraagd om zijn neef in Nederland te bezoeken. De minister van Buitenlandse Zaken heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat eiser onvoldoende sociale en economische binding met Marokko zou hebben. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat zijn broers eerder een visum hebben gekregen onder vergelijkbare omstandigheden, en dat de afwijzing in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen, aangezien de sociale en economische binding van eisers broers ten tijde van hun visumverlening niet verschilde van die van eiser. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met deze uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 992,-, en moet het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser worden vergoed.