ECLI:NL:RBDHA:2016:16676
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot voorlopige hechtenis in nachtdetentie afgewezen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2016 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser] vorderde dat de Staat der Nederlanden hem de opgelegde voorlopige hechtenis in nachtdetentie zou laten ondergaan. [eiser] was op 16 augustus 2016 in verzekering gesteld wegens verdenking van ernstige strafbare feiten, waaronder een gewapende straatroof. De rechter commissaris had eerder de inverzekeringstelling en de voorlopige hechtenis van [eiser] goedgekeurd, maar de raadkamer van de rechtbank Rotterdam zou op 19 oktober 2016 een beslissing nemen over de vordering van de officier van justitie om de voorlopige hechtenis te verlengen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet redelijk was om vooruitlopend op de beslissing van de raadkamer te bepalen dat [eiser] in nachtdetentie moest worden geplaatst. De voorzieningenrechter wees erop dat de raadkamer op korte termijn zou beslissen en dat [eiser] in de tussentijd niet in zijn opleiding kon worden belemmerd, aangezien er in de week van 17 tot 21 oktober 2016 geen onderwijs zou zijn vanwege de herfstvakantie. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende redenen waren om in te grijpen en dat het gevorderde moest worden afgewezen. [eiser] werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.