Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 april 2016 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis van 13 juli 2016;
- de akte wijziging (grondslag) van eis van 5 oktober 2016 van de zijde van [de curator] ;
- de akte houdende antwoord op de eiswijziging van 1 november 2016 van de zijde van de Staat;
- het proces-verbaal van comparitie van 7 november 2016.
2.De feiten
In de hoofdzaak en het incident ex 223 Rv
Het Ambtsgericht heeft onder meer overwogen dat op de website van de firma [X] weliswaar als exploitant is aangegeven […] , maar gebleken is dat de telefoonaansluiting van [X] gebruikt wordt door [B] . Op deze achtergrond is de verdenking gegrond, dat de beschuldigde [B] ook de werkelijke exploitant is, aldus het Ambtsgericht. De rechtbank is van oordeel dat op grond van hetgeen de raadsman heeft aangevoerd niet kan worden gezegd dat buiten redelijke twijfel is dat klaagster [= [A] , rb.] eigenaar is van genoemde goederen. De aankoopnota’s van de juwelen staan niet op naam van [X] of klaagster en in de overeenkomst van geldlening wordt geen relatie gelegd met [X] . Blijkens het handelsregister van de Kamer van Koophandel is [B] verbonden aan [X] als een gemachtigde ondertekenaar met volledige volmacht. Het enkele feit dat klaagster blijkens het handelsregister van de Kamer van Koophandel enig eigenaar is van [X] is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende, mede gelet op overwegingen van het Ambtsgericht Essen.”
3.Het geschil
In de hoofdzaak
- i)
- ii) een verklaring voor recht: (a) (in het sub 1 a bedoelde geval) dat de gelegde beslagen op basis van artikel 33 Fw zijn komen te vervallen, en vallen onder het faillissementsbeslag; en (b) (subsidiair, in het 1 sub b en c bedoelde geval) dat de goederen die de Staat thans onder zich heeft, niet onder een rechtsgeldig beslag vallen;
- iii) om de Staat te verbieden om de in beslag genomen goederen aan de Duitse Staat dan wel een andere derde af te geven of over te dragen;
- iv) tot veroordeling van de Staat tot afgifte van de in beslag genomen goederen aan [de curator] qq en storting van het in beslag genomen geld op de boedelrekening op straffe van een dwangsom;
- v) voor het geval niet voldaan wordt aan het gevorderde onder (iv) betaling van een schadevergoeding; en
- vi) veroordeling van de Staat in de kosten.