Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser],
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
3.4 De rechtbank stelt op grond van het verhandelde ter zitting vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser zich kan beroepen op de in artikel 13 Besluit 1/80 neergelegde standstill-bepaling. Evenmin is in geschil dat het door eiser aangehaalde beleid in de Vc 1994 is neergelegd en dat dit beleid met de inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) en Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) (na het verstrijken van de overgangsrechtelijke bescherming) is afgeschaft. Voorts is niet in geschil dat voornoemd beleid gunstiger is dan het thans geldende middelenvereiste. In geschil is of het met de afschaffing van dit (tijdelijke) beleid ingevoerde (minder gunstige) middelenvereiste is aan te merken als een door de standstill-bepaling verboden nieuwe beperking.
Voor zover verweerder met zijn primaire standpunt heeft willen betogen dat sprake is van een zeer uitzonderlijk geval waardoor de rechtbank op haar eerdere oordeel zou moeten terugkomen, volgt de rechtbank verweerder hierin niet. Het primaire standpunt is enkel een herhaling van het in het bestreden besluit, het verweerschrift en het ter zitting ingenomen standpunt. Reeds daarom is geen sprake van een zeer uitzonderlijk geval.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op binnen een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak en de tussenuitspraak van 30 september 2016 is overwogen;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 496,-.
23 december 2016.