ECLI:NL:RBDHA:2016:16622
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Uitlevering aan de Verenigde Staten en mogelijke doorlevering aan Peru in kort geding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 december 2016 uitspraak gedaan in een kort geding over de uitlevering van eiser aan de Verenigde Staten. Eiser, die zowel de Mexicaanse als de Amerikaanse nationaliteit bezit, heeft een gevangenisstraf van 120 maanden opgelegd gekregen en heeft zich in 1999 aan de tenuitvoerlegging van die straf onttrokken. De Amerikaanse autoriteiten hebben op 26 oktober 2015 om zijn uitlevering verzocht, en de uitleveringskamer van de rechtbank heeft deze uitlevering op 31 maart 2016 toelaatbaar verklaard. De minister van Veiligheid en Justitie heeft op 28 oktober 2016 de uitlevering toegestaan.
Eiser vorderde in deze procedure dat de Staat wordt bevolen de uitlevering naar de Verenigde Staten uit te stellen totdat zijn vervolging in Nederland onherroepelijk is afgerond. Hij stelde dat hij het risico loopt om na uitlevering aan de Verenigde Staten alsnog te worden doorgeleverd aan Peru voor andere strafbare feiten. De rechtbank oordeelde dat de vordering prematuur was, omdat de rechtmatigheid van de uitlevering aan de Verenigde Staten niet ter discussie stond. De rechtbank benadrukte dat de bezwaren van eiser niet gericht waren tegen de uitlevering aan de Verenigde Staten zelf, maar tegen de mogelijke doorlevering aan Peru.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er een rechtsgeldige basis bestaat voor de uitlevering aan de Verenigde Staten en dat de Staat niet onrechtmatig handelt door eiser uit te leveren. De primaire en subsidiaire vorderingen van eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de kosten van het geding. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsgeldigheid van uitleveringen en de rol van de rechter in het beoordelen van dergelijke verzoeken.