Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2016.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 1] en [persoon 2] . Namens eiseres is niemand verschenen.
Aan eiseres is bij brief van de rechtbank van 27 juli 2016 meegedeeld dat er een mondelinge behandeling van haar beroep plaatsvindt op 24 augustus 2016. Eiseres heeft bij brief van 1 augustus 2016 om uitstel van de mondelinge behandeling op 24 augustus 2016 verzocht in verband met het aanzoeken van een advocaat om haar bij te staan bij de behandeling van de zaak. De rechtbank heeft bij brief van 10 augustus 2016 het uitstelverzoek toegewezen.
Eiseres is bij brief van de rechtbank van 16 augustus 2016 en bij brief van de rechtbank van 9 september 2016 op de hoogte gesteld van de mondelinge behandeling van haar beroep op 9 september 2016 respectievelijk op 29 september 2016. De rechtbank heeft de op 22 augustus 2016 en de op 14 september 2016 ingekomen uitstelverzoeken van de mondelinge behandelingen op 9 september 2016 en op 29 september 2016 ingewilligd, daar eiseres in het eerdere uitstelverzoek van 1 augustus 2016 om een mondelinge behandeling na september 2016 had verzocht.
In de brief van de rechtbank van 9 september 2016, waarin de zittingsdatum van 29 september is vermeld, is aangegeven dat bij een verzoek om uitstel de verhinderdata doorgegeven moeten worden voor de periode van drie maanden na de zittingsdatum en dat de rechtbank zoveel mogelijk rekening zal houden met deze verhinderdata bij het vaststellen van een nieuwe zittingsdatum.
Bij het op 14 september 2016 ingekomen uitstelverzoek van eiseres heeft eiseres alleen verzocht de zitting na september 2016 in te plannen en heeft zij geen verhinderdata voor oktober 2016 doorgegeven. Eiseres is bij brief van de rechtbank van 20 september 2016 op de hoogte gesteld van de mondelinge behandeling van haar beroep op 13 oktober 2016.
In de uitnodigingsbrief van de rechtbank voor de zitting van 13 oktober 2016 heeft de rechtbank geen melding gemaakt van een mogelijkheid voor eiseres om uitstel te vragen. Eiseres heeft bij faxbericht van 27 september 2016 om uitstel verzocht van de mondelinge behandeling van haar beroep op 13 oktober 2016 met als reden dat zij op die datum is verhinderd ter zitting te verschijnen en niet in staat is voor de termijn van tien dagen voor de zitting stukken aan de rechtbank te zenden. Het uitstelverzoek van 27 september 2016 is afgewezen bij brief van de rechtbank van 30 september 2016. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de in het uitstelverzoek slechts wordt gesteld dat eiseres verhinderd is, dit is niet aan te merken als een uitzonderlijke omstandigheid die uitstel van de zitting mogelijk maakt.
Eiseres heeft hierna nogmaals om uitstel verzocht bij faxbericht van 4 oktober 2016 vanwege het feit dat het haar thans onmogelijk is om binnen de wettelijk vastgestelde termijn van 10 dagen voor de zitting relevante stukken in te dienen. De rechtbank heeft andermaal het uitstelverzoek bekeken en dit op 7 oktober 2016 afgewezen, mede onder verwijzing naar de brief van de rechtbank van 30 september 2016.
Bij faxbericht van 11 oktober 2016 heeft eiseres nogmaals verzocht om uitstel van de zitting van 13 oktober 2016, met als reden dat haar recht op een eerlijk proces en haar recht om gehoord te worden wordt geschonden. Bij faxbericht van 12 oktober 2016 heeft eiseres verzocht om haar zaak aan te houden daar zij een aantal advocaten probeert te bereiken, opdat een van hen haar ter zitting van 13 oktober 2016 kan vertegenwoordigen, maar dat zij geen van de advocaten tot dan bereid heeft gevonden om haar in deze zaak bij te staan.
De rechtbank heeft bij het afwijzen van de uitstelverzoeken in aanmerking genomen, dat eiseres al eerder nadere stukken had kunnen indienen, daar zij uitstel voor eerdere zittingen heeft verzocht en verkregen. Er is eiseres eveneens voldoende tijd gegeven om een advocaat in te schakelen. Voorts heeft eiseres niet gespecificeerd welke stukken zij nog wil inbrengen. Dit klemt temeer daar het een ambtshalve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2012 betreft, waarbij eiseres nooit (bewijs)stukken aan verweerder heeft overgelegd, hoewel zij daarvoor meerdere keren in de gelegenheid is gesteld. De rechtbank concludeert hieruit dat noch de weigering van de rechtbank om de zitting uit te stellen noch de ontstane onmogelijkheid om voor de zitting van 13 oktober 2016 stukken over te leggen, reden zijn voor het oordeel dat eiseres door de rechtbank in haar procedurele mogelijkheden is geschaad.
Eiseres heeft nogmaals bij faxbericht van 12 oktober 2016 verzocht om de zaak aan te houden en haar een uitstel te verlenen van minimaal elf dagen om op de zaak betrekking hebbende stukken over te leggen. De rechtbank heeft van dit faxbericht kennis genomen.
Bij faxbericht van 13 oktober 2016 om 9:17 uur heeft advocaat [persoon 3] aan de rechtbank laten weten, dat hij door eiseres is benaderd met het verzoek om haar belangen te behartigen en dat hij om die reden om uitstel van de zitting verzoekt om de aanwezige stukken te kunnen bestuderen. De rechtbank heeft [persoon 3] bij brief van 13 oktober 2016 laten weten, dat het faxbericht de behandelend rechter heeft bereikt nadat de mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden en dat de rechtbank geen aanleiding heeft gezien om de zaak te heropenen.
[persoon 3] voornoemd heeft bij faxbericht van 31 oktober 2016 een reactie op voormelde brief van 13 oktober 2016 ingezonden. De rechtbank heeft van dit faxbericht kennis genomen.