2.2Op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder a en c van de Awb kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
3. Eiseres stelt dat voldoende stukken zijn ingediend om aan te nemen dat eiseres niet mag reizen, zodat de aanvraag ten onrechte is afgewezen.
4. De rechtbank begrijpt de grond aldus dat eiseres van mening is dat de aanvraag ten onrechte buiten behandeling is gesteld. Volgens het beleid van verweerder, zoals weergegeven in paragraaf A3/7.1 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000, moet de vreemdeling relevante medische gegevens overleggen. Op grond van paragraaf A3/7.1.2 van de Vc 2000 verzoekt verweerder het BMA in ieder geval niet om een advies uit te brengen als de vreemdeling incomplete of ontbrekende bewijsmiddelen als genoemd in paragraaf A3/7.1 van de Vc 2000 overlegt en deze, nadat verweerder hem daartoe in de gelegenheid heeft gesteld, niet heeft aangevuld. De rechtbank stelt vast dat verweerder in de herstelverzuimbrief van 12 april 2016 aan eiseres heeft gemeld welke medische informatie ontbrak en dat verweerder een termijn van twee weken heeft gesteld om de gevraagde gegevens alsnog aan te leveren. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres de benodigde informatie niet binnen de gestelde termijn heeft overgelegd. Dit is ook niet in geschil. Daarmee was voldaan aan de voorwaarden van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb, zodat verweerder bevoegd was de aanvraag buiten behandeling te stellen.
5. Gelet op het hiervoor overwogene, kon verweerder afzien van het horen van eiseres, zodat ook deze grond faalt.
6. De rechtbank hecht eraan nog het volgende op te merken. Zoals ter zitting is besproken, is onduidelijk of verweerder wel bevoegd is om medische gegevens van eiseres op te vragen of dat het aan de artsen van het BMA is om dit bij de behandelend artsen op te vragen. De rechtbank wijst in dit verband op artikel 4:3 van de Awb waarin staat dat de aanvrager onder voorwaarden kan weigeren zijn medische gegevens te overleggen. Hieruit kan enerzijds worden afgeleid dat bij de aanvraag dus om medische gegevens mag worden gevraagd. Anderzijds bestaat het recht van een aanvrager dat te weigeren. Een weigering in zaken als de onderhavige, waarin verweerder zelf geen enkele beoordeling van medische stukken maakt, maar dit (terecht) overlaat aan artsen van het BMA, is niet geheel onvoorstelbaar. De artsen van het BMA kunnen immers zelf, en zo ging dat voorheen ook, alle medische informatie rechtstreeks bij de behandelaars opvragen door middel van een toestemmingsverklaring. Verweerder is dan nog net zo goed in staat om op de aanvraag te beslissen. Eiseres heeft echter niet geweigerd stukken over te leggen op vorenbedoelde grond, zodat dit niet tot een andere uitkomst in deze zaak zou kunnen leiden.
7. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
8. De gevraagde voorziening strekt ertoe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
9. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.