ECLI:NL:RBDHA:2016:16606
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel op grond van geloofwaardigheid van bekering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraanse vrouw die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die oordeelde dat de vrouw niet geloofwaardig was in haar verklaring over een op handen zijnde bekering naar het christendom. De rechtbank heeft het beroep van de vrouw ongegrond verklaard, waarbij zij de overwegingen van de Staatssecretaris heeft gevolgd. De vrouw had eerder verklaard moslima te zijn, maar kwam daar later op terug, wat door de rechtbank als inconsistent werd beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de vrouw onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claim van een geloofwaardige bekering en dat er geen sprake was van rechtens te beschermen gezins- en familieleven onder artikel 8 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de wederzijdse afhankelijkheid tussen de vrouw en haar in Nederland verblijvende dochters niet was aangetoond. De uitspraak benadrukt het belang van consistentie in verklaringen en de noodzaak om voldoende bewijs te leveren voor claims van geloof en gezinsleven.