ECLI:NL:RBDHA:2016:16556

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2016
Publicatiedatum
6 januari 2017
Zaaknummer
NL16.3617
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Oekraïense burger met onderbouwing van vervolging door Oekraïense en Russische autoriteiten

In deze zaak heeft eiser, een Oekraïense burger afkomstig uit de Krim, een asielaanvraag ingediend. De rechtbank heeft op 27 december 2016 uitspraak gedaan in de zaak, waarin eiser zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. Eiser heeft verklaard dat hij tijdens zijn terugreis naar de Krim op 13 juni 2016 door leden van het Azov Bataljon is ondervraagd en vervolgens is vastgehouden door de Oekraïense veiligheidsdienst, de SBU. Hij werd gevraagd om samen te werken met hen en met de islamitische organisatie Hezbur Takhir. Enkele dagen later vond er een inval in zijn woning plaats door de Russische FSB, waarbij hij werd ondervraagd en in een psychiatrisch ziekenhuis werd geplaatst. Eiser heeft zijn angst voor vervolging door zowel de Oekraïense als de Russische autoriteiten uiteengezet, en de rechtbank heeft de geloofwaardigheid van zijn verklaringen beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verweerder onvoldoende onderbouwd had waarom de verklaringen van eiser ongeloofwaardig waren. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de proceskosten heeft toegewezen aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL 16.3617
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 27 december 2016 in de zaak tussen

[eiser] ,geboren op [geboortedatum] , burger van de Oekraïne,

eiser,
(gemachtigde: mr. T. Thissen, advocaat te Alphen aan de Rijn),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2016. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft de rechtbank bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

Overwegingen

1. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag het volgende aangevoerd. Eiser is afkomstig uit het dorp [plaastnaam] op de Krim. Hij ging van 11 tot 12 juni 2016 samen met een vriend genaamd [naam] met de auto naar Kiev om deel te nemen aan de Kiev Pride. Op 13 juni 2016 kwam hij ‘s ochtends vroeg aan bij de grens op de terugreis naar de Krim. Eiser werd nog vóór de officiële grensovergang door leden van het Azov Bataljon staande gehouden en gefouilleerd. [naam] had een Russisch paspoort en mocht doorrijden, maar eiser, die een Oekraïens paspoort had, moest blijven. Aan hem werden allerlei vragen gesteld, onder andere dat als hij een Oekraiëns paspoort had, waarom hij dan op de Krim woonde. Naar aanleiding van de aangetroffen folder over de Kiev Pride gingen ze eiser bespotten en beledigen. Ze zeiden ook: vertel eens eerlijk, werk je samen met de Russische veiligheidsdienst FSB?’ Eiser zei natuurlijk niet. Eiser is vervolgens naar een ander gebouw overgebracht voor een ander, meer grondig verhoor. Volgens eiser werd hij door medewer-kers van de Security Service of Ukraine (SBU) ondervraagd. Ze vroegen in hoeverre eiser achter de nieuwe macht stond, de macht van Rusland op de Krim en ze zeiden dat als eiser Rusland niet steunde, hij kans kreeg om dit te bewijzen. Toen eiser vroeg hoe hij dat moest doen, zeiden ze dat hij met hen kon samenwerken om de Krim terug te veroveren, dus om separatistische, pro-Oekraïense activiteiten op de Krim te ontplooien. Ze vertelden eiser dat zij hem in contact zouden brengen met de islamitische Hezbur Takhir organisatie, die veel steun heeft van de islamitische wereld en nauw samenwerkt met de SBU. Eiser werd twee dagen stevig verhoord en ze deden hun best om geestelijke druk op eiser uit te oefenen, om hem ervan te overtuigen om met hen samen te werken. Eiser bleef echter steeds weigeren uiteindelijk lieten ze hem vrij. Eiser werd verteld dat als hij terug zou gaan naar de Oekraïne, hij problemen zou krijgen. Als eiser die problemen niet wilde hebben, dan werd van hem verwacht dat hij met hen ging samenwerken. Eiser zou gesignaleerd worden, geregistreerd worden en zijn gegevens met zijn foto zouden over de politiebureaus verspreid worden. Hij zou daar geplaatst worden als een gezocht persoon. Eiser heeft deze woorden als een bedreiging opgevat. Hij moest zijn vingerafdrukken afstaan en al zijn gegevens werden geregistreerd. Ook de gegevens van zijn zus die woonachtig is in Kiev. Eiser werd vervolgens vrijgelaten. Hij moest toen lopen naar de grensovergang met de Krim. Eiser kreeg bij zijn inreis in de Krim nog een aantal vragen van de Russische autoriteiten over zijn reis naar de Oekraïne en wat hij daar had gedaan. Ze vroegen ook naar zijn adres en zijn telefoonnummer, maar daarna mocht eiser gaan. Toen eiser op een vrijdagavond terugkwam in zijn woonplaats [plaastnaam] , bracht hij bij wijze van voorzorgsmaatregel zijn laptop en paspoort naar een vriend van hem. De volgende ochtend kreeg hij bezoek van de Russische autoriteiten, de FSB. Ze deden een huiszoeking en namen daarbij zijn geboorteakte en zijn Oekraïens buitenlands paspoort mee. Ze vroegen naar zijn binnenlands paspoort en eiser zei dat hij dat niet had. Eiser kreeg van hen een oproep om zich maandag op het stadhuis te melden. Eiser werd op het stadhuis opgehaald door een medewerker van FSB die hem vragen stelde over zijn leven, onder andere of het klopte dat hij onlangs in de Oekraïne was geweest en waarom hij daar naar toe was gegaan. Na het gesprek zei de man dat eiser met een politie-auto naar het politiebureau zou worden gebracht om een proces-verbaal op te laten maken. In de politieauto zaten twee agenten die eiser vragen stelden, onder andere wat hij van de Oekraiënse regering en de president vond. Ook vroegen ze of hij contacten had bij Krim Tataren. Eenmaal bij het politiebureau aangekomen werd eiser naar een kamer gebracht, waar hem door verschillende mannen achtereenvolgend vragen werden gesteld. Eiser werd verteld dat ze het niet alleen bij hem deden, maar bij alle mannen in de leeftijd van 14 tot en met 60 jaar oud. Iedereen kreeg een gesprek in die groep die in Oekraïne is geweest. Eiser moest dat zien in het kader van veiligheidsmaatregelen. Ze wilden een vinger aan de pols houden waarom mensen naar Oekraïne afreisden. Eiser kreeg vragen over zijn familie in de Oekraïne en zijn familie in Rusland en of hij vrienden had die zich vrijwillig aangesloten hadden bij bataljons in de Oekraine. Ook waarom hij naar de Kiev Pride was gegaan; hoe hij tegenover LHBT stond en over hij naar de moskee ging. Ze vroegen of eiser tevreden was met zijn leven op de Krim en of hij bereid zou zijn om als vrijwilliger in het oosten van Oekraïne, in Donbas, te vechten. Toen eiser vroeg waarom, zeiden ze dat ze hem daar goed konden gebruiken, omdat hij Oekraïens sprak en hij kon helpen met het uitvoeren van het beleid. Eiser zei dat hij dat niet kon en ook niet wilde en dat hij nooit in dienst was geweest. Even later spraken de ondervragers weer over de Kiev Pride en dat het verboden was om deel te nemen en om informatie over deze bijeenkomsten te verspreiden. Eiser moest vervolgens het proces-verbaal nakijken of het allemaal goed stond. Eiser werd daarna naar het ziekenhuis gebracht, omdat hij daar verder onderzocht moest worden. Ze zeiden dat het de procedure was; eiser moest naar het psychiatrisch ziekenhuis. Toen hij daar was gebracht, bleef één van de politiemannen in het ziekenhuis. Een arts hield een intake met eiser en daarna werd hij naar een kamer begeleid waar hij een injectie kreeg zodat hij ging slapen. De volgende dag (dinsdag) kreeg eiser weer medicijnen, waardoor hij zich suf voelde en veel moest slapen. De dag erop nam eiser de medicijnen niet in en toen lukte het hem om uit het ziekenhuis te ontsnappen. Hij ging gelijk naar zijn vriend [naam] , omdat hij bang was om terug naar zijn eigen woning te gaan in [plaastnaam] . Eiser heeft vervolgens tot 2 juli 2016 bij [naam] verbleven, die zei dat hij familie had in [plaatsnaam] , in het zuiden van de Krim, en dat eiser daar wel voor een tijdje zou kunnen blijven. Eiser werd naar [plaatsnaam] gebracht, waar hij tot 20 september 2016 bleef, de datum waarop hij vertrok uit de Krim en naar Europa reisde.
De directe aanleiding om de Krim te verlaten was de vrees van eiser dat de Russische autoriteiten hem naar Donbas zouden sturen om daar te gaan vechten. Daarnaast vreest eiser voor de Oekraïense veiligheidsdienst SBU als hij terug zou moeten keren naar Oekraïne.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft daarbij de volgende elementen in het relaas als relevant aangemerkt:
1. eiser is [eiser] en is geboren op [geboortedatum] ;
2. eiser heeft de Oekraïense nationaliteit en is afkomstig uit [plaastnaam] op de Krim;
3. eiser heeft op 12 juni 2016 de Kiev Pride bezocht;
4. bij terugkeer naar zijn woonplaats is eiser aan de grens met de Krim ondervraagd door het Azov Bataljon en vervolgens vastgehouden door de Oekraïense veiligheidsdienst, de SBU, waarbij hij gevraagd werd om met hen samen te werken, dan wel met de Hezbur Takhir;
5. enkele dagen later vond een inval in zijn woning plaats door de Russische FSB. Kort daarop heeft de FSB eiser ondervraagd, waarbij hem gevraagd werd voor hen te vechten in Donbas;
6. eiser is vervolgens in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst.
De door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst zijn geloofwaardig geacht, evenals zijn bezoek aan Kiev Pride. De overige relevante elementen zijn echter ongeloofwaardig geacht. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, Vw.
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte ongeloofwaardig acht dat hij opeens in de (negatieve) belangstelling van het Azov-bataljon stond. Ten onrechte acht verweerder de verklaring van eiser dat dit vanwege zijn Oekraïens paspoort was onvoldoende. Het Azov-bataljon bestaat uit zeer nationalistische, extreemrechtse vrijwilligers, die strijden tegen de Russische bezetting van de Oekraïne en die actief op zoek zijn naar mogelijkheden om de Russen aan te vallen. Een Oekraïner, man in de weerbare leeftijd, die op de Krim woonachtig is en enigszins blijk geeft van vaderlandsliefde door zijn Oekraïense paspoort te behouden trekt de aandacht. Het is aannemelijk dat de Oekraïense autoriteiten contact zoeken met bewoners van de Krim die loyaal zijn aan de Oekraïne. Dat eiser met zijn Oekraïense paspoort de aandacht trok van het Azov-bataljon is derhalve verre van ongeloofwaardig. Ten onrechte stelt verweerder dat een Oekraïens paspoort veelvuldig gezien zal worden door de autoriteiten, omdat sinds de annexatie van de Krim ruim 8.000 paspoorten zijn verstrekt door de Oekraïense autoriteiten aan inwoners van de Krim. In de zienswijze is verweerder reeds erop gewezen dat dit getal zeer laag is, wanneer men notie neemt van het feit dat in de Krim 2,4 miljoen mensen woonden. Verweerder reageert hierop door te stellen dat omdat er bij de laatste census 576.600 Oekraïners woonden, het in de lijn der verwachtingen ligt dat vele inwoners van de Krim zich met hun Oekraïense paspoort legitimeren. Verweerder interpreteert echter de cijfers verkeerd. Bij de laatste census waren er namelijk 2,4 miljoen Oekraïense staatsburgers, waarvan 576.600 etnische Oekraïners. Feit is dat na de annexatie van de Krim door de Oekraïense autoriteiten slechts 8.000 paspoorten zijn verstrekt aan inwoners van de Krim. Dat betekent dat sinds de annexatie van de Krim door Rusland in 2014 slechts aan 0,33 procent van de inwoners een paspoort is verstrekt. Dat wijst erop dat bijna niemand een Oekraïens paspoort aanvraagt of een verlopen Oekraïens paspoort vervangt. Dat bevestigt het beeld dat eiser schetst dat een inwoner van de Krim die een Oekraïens paspoort gebruikt, opvalt. Het aantal etnische Oekraïners op de Krim in 2001 zegt niets over het aantal mensen dat in 2016 een Oekraïens paspoort gebruikt. Verweerder kan hier niet gevolgd worden. Verweerder stelt voorts dat waarschijnlijk veelvuldig gebruik wordt gemaakt van Oekraïense paspoorten omdat dat uit openbare bronnen blijkt dat hoewel vrijwel alle inwoners van de Krim voor het Russische staatsburgerschap hebben gekozen, zij toch hun Oekraïense paspoort hebben behouden. Ook hierin kan verweerder niet gevolgd worden. Allereerst zegt de expert niet dat de inwoners hun Oekraïense paspoort gebruiken (voor reizen van en naar de Krim), maar dat ze dit hebben bewaard voor het geval ze later naar Europa of de US willen reizen en ze problemen krijgen omdat hun Russische paspoorten niet worden geaccepteerd. Daarnaast is er geen sprake van een onafhankelijk expert die zich baseert op gedegen onderzoek, maar er is sprake van een politicus die speculeert. De website waar verweerder naar verwijst is een Oekraïense politieke website die het beeld propageert dat de inwoners van de Krim minder blij zijn met Rusland dan dat Rusland het doet voorkomen. Het besluit rust hier niet op feiten, maar op propaganda. Wanneer de propaganda kritisch wordt bekeken, dan ziet men dat niet wordt betwist dat 98 procent van de inwoners van de Krim voor het Russische staatsburgerschap heeft gekozen, maar dat dit feit wordt gebagatelliseerd. Deze twijfelachtige bron bevestigt derhalve juist dat 98 procent van de bevolking van de Krim voor het Russische staatsburgerschap heeft gekozen en dat maakt het juist aannemelijk dat eiser opviel met zijn Oekraïense paspoort.
3.1
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij zo opeens in de (negatieve) belangstelling van het Azov Bataljon is komen te staan. Dat hij met een Oekraïens paspoort reisde, is volstrekt onvoldoende, nu hij een paar maanden eerder ook heen en weer was gereisd en geen enkel probleem had ondervonden. Tevens blijkt uit de met de zienswijze overgelegde Wikipedia-informatie dat er volgens de genoemde census 576.600 Oekraïners op de Krim wonen, weshalve het in de rede ligt dat vele inwoners van de Krim zich met een Oekraïens paspoort legitimeren. Daarnaast blijkt uit informatie dat weliswaar in september 2014 Rusland aankondigde dat 98 procent van de inwoners van de Krim een Russisch paspoort had gekregen, maar een Oekraïense Krim-expert stelt dat de meesten van hen hebben besloten om beide paspoorten te behouden (zie “Russian Parliamentary election is a perfect trap – expert.” Bohdan Yaremenko, Ukraine Today, Sep. 4, 2016. http://uatoday.tv/opinion/how-russian-law-makes-country-s-next-parliament-illegitimate-739855.html, laatst bezocht: 22-11-2016). Het gestelde in de zienswijze wordt derhalve niet gevolgd. De stelling, dat betrokkene vanwege zijn Oekraïense paspoort in de negatieve belangstelling kwam, wordt temeer ongeloofwaardig bevonden, nu betrokkenes reisgenoot, [naam] , die zijn paspoort al had omgewisseld voor een Russisch paspoort en dat liet zien, wel gewoon door mocht rijden, terwijl juist dan negatieve belangstelling van de Oekraïense autoriteiten in de rede zou liggen voor deze [naam] . Bovendien geeft betrokkene in zijn nader gehoor ook aan dat het gemakkelijker reizen is met een Oekraïens paspoort dan met een Russisch paspoort. Gelet op dit alles heeft eiser in het geheel niet inzichtelijk heeft gemaakt dat juist hij met zijn Oekraïense paspoort in de negatieve belangstelling kwam te staan van de Oekraïense autoriteiten.
3.2
De rechtbank overweegt het volgende. Wat er ook zij van de discussie tussen partijen over het aantal Oekraïners in de Krim en het aantal Oekraïense paspoorten dat sinds de annexatie is uitgegeven; de rechtbank volgt verweerder niet in het standpunt dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij in de Oekraïne in de (negatieve) belangstelling is komen te staan van het Azov-bataljon en de SBU. Daartoe is allereerst redengevend dat verweerder niet heeft betwist dat sprake is van een polarisatie tussen Oekraïne en Rusland in de regio van de Krim sinds de annexatie van de Krim en dat het Azov-bataljon bestaat uit zeer nationalistische, extreemrechtse vrijwilligers, die strijden tegen de Russische bezetting van de Oekraïne en die daarom actief op zoek zijn naar mogelijkheden om de Russen aan te vallen. Voorts heeft eiser op pagina 17 van het nader gehoor verklaard dat [naam] tijdens de uitreis vanuit de Krim naar Oekraïne, ook problemen heeft ondervonden aan de grens vanwege het feit dat hij met een Russisch paspoort reisde. Eiser heeft daarover op pagina 17 van het nader gehoor verklaard dat de Oekraïense politie van iemand met een Russisch paspoort verwacht dat die een uitnodiging heeft van iemand uit Oekraïne. Voorts heeft de Oekraïense douane de familie van [naam] in de Oekraïne opgebeld om te verifiëren of het klopte dat hij familie van hem was en of zij de garantie wilden geven dat [naam] geen terroristische activiteiten zou gaan ontplooien. Gelet op deze verklaring van eiser is niet onaannemelijk dat eiser bij de omgekeerde reis, vanuit Oekraïne naar de Krim, de aandacht heeft getrokken door het feit dat hij met een Oekraïense paspoort reisde en uit Kiev kwam. Daarbij komt dat eiser op pagina 17 van het nader gehoor het feit dat hij de aandacht trok door te reizen met een Oekraïens paspoort als volgt heeft toegelicht:
“Het is wel zo dat als je een Russisch paspoort hebt en je in de Krim woont, het anders is. Ze denken dan dat het gewoon zo is dat je een keuze hebt gemaakt. Een keuze voor Rusland. Maar als iemand nog steeds een Oekraïens paspoort heeft en dus dit behoudt, dan hebben ze wel vragen. Ze willen dan meer weten. Het is eigenlijk een beetje verdacht. Ze weten dat je met een Oekraïense paspoort in de Krim minder rechten hebt dan iemand met een Russisch paspoort. Zo heeft mijn vader destijds niet voldoende medische zorg gekregen omdat hij ook burger van de Oekraïne bleef. (…)”.
Pagina 18:
“Het kan inderdaad niet altijd makkelijk zijn. Het is altijd afhankelijk van de situatie. (…) Ik denk dat als ik met mijn binnenlands paspoort naar Rusland was gereisd, niet zijnde de Krim, ik geen problemen zou hebben gehad. Het lag denk ik alleen aan het feit dat ik naar de Krim ging.”
Op de vraag van de hoorambtenaar wat de reden was van het feit dat de verhoorders juist eiser wilden overhalen om separatistische activiteiten uit te voeren, heeft eiser voorts het volgende geantwoord blijkens pagina 19:
“Ik denk dat het voor hen belangrijk was dat ik Oekraiëns sprekend ben. Zo denken ze dat ik pro Oekraiëns ben en dat ik nog een inwoner van de Krim ben. Ik ken de Krim daardoor goed. Dat ik ook, mocht het nodig zijn, makkelijk in contact zou kunnen komen met de Krim Tartaren. Ik weet ze te vinden, ik weet waar de moskeeën staan. Ze hebben denk ik voor zichzelf een beeld gekregen dat ik een Oekrainer ben die in de Krim woont en dat ik dan zeker tegen de Russische bezetting zou zijn. Dat ik de Russen zou haten. Dat was denk ik hun inschatting. Het is zo dat als je in het westen van de Oekraïne woont of in het centrale gedeelte van de Oekraïne, dat het als normaal wordt gezien als je Oekraïens spreekt. Maar als je in het oosten, zuiden of in de Krim woont, dan wordt het toch wel een beetje vreemd gevonden. In het kader van de laatste ontwikkelingen, loop je risico dat je snel een stempel van nationalist krijgt.”
Uit de motivering van het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder deze verklaringen van eiser, waarin hij vertelt waarom het reizen van een inwoner van de Krim met een Oekraiëns paspoort vanuit de Oekraïne de aandacht trekt, in zijn beoordeling heeft betrokken.
Het argument van verweerder dat eiser in het nader gehoor heeft verklaard dat hij in januari 2016 ook vanuit de Krim naar Oekraïne en terug is gereisd en toen geen problemen heeft ondervonden, kan het standpunt dat niet inzichtelijk is waarom eiser in juni 2016 wel problemen ondervond aan de Oekraiënse zijde niet mede dragen, omdat de enkele omstandigheid dat eiser dezelfde reis één keer eerder zonder problemen heeft gemaakt, niet reeds maakt dat niet aannemelijk is dat eiser tijdens een volgende reis wel problemen heeft ondervonden. Ten slotte heeft verweerder ten onrechte in het nadeel van eiser meegewogen dat eiser in zijn nader gehoor zou hebben aangegeven dat het gemakkelijker reizen is met een Oekraïens paspoort dan met een Russisch paspoort. Eiser heeft immers in het nader gehoor op pagina 18 na een vraag van de hoorambtenaar daarover uitdrukkelijk verklaard dat het niet altijd makkelijker is om te reizen met een Oekraïens paspoort, maar dat het afhankelijk is van de situatie.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit zijn standpunt dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt dat hij door zijn Oekraïense paspoort en reizend naar de Krim in de belangstelling van het Azov-bataljon kwam te staan, ondeugdelijk heeft gemotiveerd. Deze beroepsgrond slaagt.
4. Eiser voert ook aan dat verweerder ten onrechte ongeloofwaardig acht dat hij door het Azov-bataljon zou zijn verdacht van samenwerken met de FSB. Ten onrechte stelt verweerder dat eiser heeft aangegeven dat de vraag van de leden van het Azov-bataljon of hij voor de FSB werkt, komt door het feit dat hij een flyer van de Pride bij zich had. Dit heeft eiser niet aangevoerd in de zienswijze. In de zienswijze is aangegeven dat het aannemelijk is dat men peilt of eiser ofwel het Oekraïense paspoort heeft behouden om makkelijk door Oekraïne te kunnen reizen en daar te kunnen spioneren, of dat hij dit had gedaan uit patriotisme. Een dergelijke vraag komt in het geheel niet uit de lucht vallen. Zeker niet bij nationalisten die de grens bewaken tegen mogelijke infiltraties door de Russische autoriteiten. Verweerder kan niet worden gevolgd in de stelling dat het eerder in de rede had gelegen dat de vriend van eiser, [naam] die met een Russisch paspoort reisde, in de negatieve belangstelling zou staan van het Azov-bataljon. De leden van het Azov-bataljon houden zich bezig met het opsporen van Russische infiltranten enerzijds en anderzijds zijn zij geïnteres-seerd in acties tegen de bezetting van de Krim. Hetzelfde geldt voor de SBU. Een persoon met een Russisch paspoort die op de Krim woont heeft zich neergelegd bij de status quo en valt niet op. Een persoon die met een Oekraïens paspoort terugkeert naar de Krim, niet. Die valt op. Dan komt al snel de vraag op of hij gebruik maakt van dit paspoort om onopvallend te kunnen reizen door de Oekraïne vanwege spionage. Of is het omdat je principieel vasthoudt aan de Oekraïense nationaliteit, hetgeen betekent dat die persoon van mening is dat de Krim bij de Oekraïne hoort en dan is die persoon wellicht een nationalist. In beide gevallen is eiser interessant. Dat [naam] minder interessant was dan eiser, spreekt voor zich. [naam] had immers duidelijk gekozen voor het Russische staatsburgerschap en dus voor Rusland. Ook spreekt het voor zich dat het makkelijker is om met een Oekraïens paspoort door de Oekraïne te reizen dan met een Russisch paspoort. Overal in de Oekraïne zijn milities en Rusland is de vijand van Oekraïne vanwege de annexatie van de Krim en de oorlog in het oosten. Dat neemt echter niet weg dat er maar weinig inwoners van de Krim gebruik maken van een Oekraïens paspoort.
4.1
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat niet geloofwaardig wordt geacht dat eiser door het Azov-bataljon zou zijn verdacht van samenwerking met de FSB. Na enige vragen van het Azov-bataljon over de Pride, wat eiser op het grondgebied van Oekraïne en de Krim deed, komt dan vanuit het niets de vraag: ‘vertel eens eerlijk, werk je samen met de Russische veiligheidsdienst FSB?’. Niet valt in te zien waarom en op grond waarvan de Oekraïense autoriteiten dit zouden denken. De verklaring van eiser dat dit mogelijk kwam door de folder van de Pride in Kiev, is niet te volgen, omdat er geen enkel verband is hiertussen. Ten aanzien van de stelling dat het Azov-bataljon een extreemrechtse paramilitaire club is en dat extreemrechts in het algemeen negatief tegenover homoseksualiteit staat, zodat het aannemelijk dat ook zij negatief staan tegenover homoseksualiteit en het participeren aan de Pride in Kiev, stelt verweerder dat, wat hier ook van zij, nog immer op geen enkele manier inzicht verschaft en duidelijk maakt waarom men denkt dat eiser met de FSB zou samenwerken. Eiser onderbouwt geenszins deze stelling en die wordt dan ook niet gevolgd. Bovendien staat de verklaring dat [naam] met zijn Russische paspoort probleemloos kon doorrijden hier haaks op, nu het veel logischer zou zijn [naam] met zijn Russische paspoort te verdenken van banden met de Russische FSB.
4.2
De rechtbank overweegt hierover dat verweerder in het bestreden besluit het standpunt inneemt dat niet geloofwaardig is dat eiser door het Azov-bataljon zou zijn
verdachtvan samenwerking met de FSB, maar deze stelling is niet gebaseerd op de verklaringen van eiser tijdens het nader gehoor. Eiser verklaart immers tijdens het gehoor (pagina 7) dat in de loop van het verhoor aan hem enkel de vraag is gesteld:
“Vertel eens eerlijk, werk je samen met de Russische veiligheidsdienst FSB ? Ik heb gezegd natuurlijk niet.”.
Eiser heeft ook verklaard (pagina 7) dat zijn ondervragers van het Azov-bataljon vroegen waarom hij een Oekraïens paspoort had en waarom hij dan nog in de Krim woonde. Eiser moest een soort verantwoording afleggen en uitleggen waarom dit zo was, zo verklaart hij. Uit het voorgaande blijkt veeleer dat het Azov-bataljon eiser aan het peilen was over de vraag of hij pro-Oekraïens of pro-Russisch was en niet dat sprake was van een concrete verdenking van samenwerking met de FSB. Nergens blijkt dat de vraag in het kader van een daadwerkelijke verdenking is gesteld.
Ten onrechte stelt verweerder dat de verklaring van eiser dat de verdenking mogelijk kwam doordat eiser een folder van de Pride in Kiev bij zich had, niet te volgen is. Eiser heeft tijdens het gehoor immers niet aangegeven dat er een verband tussen het aantreffen van de folder en de vermeende verdenking zou zijn. Tijdens het gehoor (pagina 7) heeft hij hierover verklaard:
“Ik heb verteld waarom ik in de Krim verbleef. Daarna gingen ze verder spotten met de folder van de Kiev Pride. Ze gingen mij beledigen en uitlachen. Eigenlijk pesten ze me. Uiteindelijk hebben ze gevraagd: Vertel eens eerlijk, werk je samen met de Russische veiligheidsdienst FSB ?”.
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat [naam] vlak vóór de grens-overgang met de Krim wel probleemloos kon doorrijden, evenmin tot het oordeel leidt dat eiser zijn problemen niet aannemelijk heeft gemaakt, omdat het standpunt van verweerder dat het “logischer” zou zijn dat [naam] met zijn Russische paspoort werd verdacht van banden met de Russische FSB, voorbij gaat aan de verklaring van eiser dat een persoon die uit de Krim afkomstig is maar een Oekraïens paspoort gebruikt, door de Oekraïense nationalisten gezien kan worden als een spion. Bovendien zegt dit standpunt op zichzelf niets over de aannemelijkheid van de verklaringen van eiser over de problemen die hij verklaart te hebben ondervonden. Gelet op het voorgaande luidt de conclusie dat verweerder het standpunt dat niet geloofwaardig is dat eiser door het Azov-bataljon zou zijn verdacht van samenwerking met de FSB ondeugdelijk heeft gemotiveerd.
De beroepsgrond slaagt.
5. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte niet geloofwaardig acht dat hij door het Azov-bataljon is overgedragen aan de Oekraïense veiligheidsdienst, de SBU. Eiser is slechts gevraagd of hij voor de FSB werkte. Uit niets blijkt dat de SBU er op enig moment van overtuigd was dat eiser dit daadwerkelijk deed. Van een draai van 180 graden is derhalve in het geheel geen sprake. Dat eiser verder niet geïnteresseerd was in het verrichten van spionage activiteiten en dat hij is afgekeurd voor militaire dienst, doet niets af aan het feit dat de Oekraïense autoriteiten de Krim terug willen en op zoek zijn naar mensen die hen willen helpen. Voor het doorgeven van inlichtingen hoef je geen sportman te zijn. Ten onrechte stelt verweerder dat niet uit het relaas van eiser valt af te leiden dat hij daadwerkelijk door de SBU is vastgehouden en ondervraagd. Verweerder stelt weliswaar dat niet inzichtelijk is waar eiser zich op baseert, maar motiveert dit niet. Voorts blijkt duidelijk waarop hij zich baseert. Hij is aan de grens overgedragen door een militie die onderdeel is van de Oekraïense strijdkrachten aan een hogere autoriteit die hem vraagt om spionage activiteiten te verrichten op de Krim, gericht tegen Rusland en vóór de Oekraïense autoriteiten. Daarmee is het inzichtelijk hoe eiser tot de conclusie is gekomen dat hij werd ondervraagd door de Oekraïense veiligheidsdienst.
5.1
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat niet geloofwaardig wordt geacht dat eiser is overgedragen aan de SBU. Allereerst werd eiser beschuldigd van samenwerking met de tegenstander, de FSB. Hierna zou de SBU dan 180 graden zijn omgedraaid en hem allerlei geheime en tactische informatie verschaffen, zoals dat hij steun zou krijgen van de Hezbur Takhir, een organisatie die nauw samenwerkt met de SBU en de Turkse veiligheidsdienst. Het wordt volstrekt ongeloofwaardig geacht dat men deze informatie aan eiser vertelt en dat men zonder enige verdere natrekking van de persoon van eiser, hem zo actief zou benaderen om samen te werken, terwijl hij van meet af aan totaal geen interesse heeft in deze werkzaamheden en hij door de Oekraïense autoriteiten volledig is afgekeurd voor militaire dienst vanwege ruis in het hart en een leverprobleem. Verder was eiser geen sportman, bezat hij geen enkel militair specialisme en had hij zelfs de LHBT-Pride in Kiev bezocht, waarvoor hij werd uitgelachen en beschimpt. In dat licht beschouwd, wordt het ongeloofwaardig geacht dat eiser benaderd werd voor separatistische activiteiten. Voorts wordt in de zienswijze niet ingegaan op de verklaringen van eiser waaruit geenszins valt op te maken dat het inderdaad om de SBU zou gaan. Eiser weet immers niet naar wat voor gebouw hij was gebracht of hoe hij daar was gekomen. Voorts heeft eiser verklaard dat één van de mannen die hem verhoord heeft zich heeft voorgesteld met twee voornamen, maar de vier andere mannen niet. Gesteld wordt dat uit de verklaringen van eiser niet valt op te maken dat hij op enig moment heeft vastgesteld dat hij door de SBU zou zijn ondervraagd. Dit betreft daarom een veronderstelling van eiser, waarvan geenszins inzichtelijk is gemaakt waarop hij deze heeft gebaseerd.
5.2
De rechtbank overweegt dat verweerder het standpunt dat ongeloofwaardig is dat eiser is overgedragen aan de SBU baseert op de conclusie dat eiser eerst beschuldigd zou zijn van samenwerking met de tegenstander, de FSB, en dat vervolgens de SBU “180 graden” zou zijn omgedraaid en hem gevraagd zou hebben voor de SBU te gaan werken waarna ze eiser allerlei geheime en tactische informatie zouden hebben verschaft. Deze conclusie vindt geen steun in de verklaringen van eiser tijdens het nader gehoor. Allereerst blijkt, zoals reeds hiervoor in rechtsoverweging 4.2 is geoordeeld, uit de verklaringen van eiser niet dat sprake was van een concrete verdenking van samenwerking met de FSB, maar is hem enkel de vraag gesteld óf hij samenwerkte met de FSB. Eiser verklaart daarna (pagina 7, onderaan):
“Ze zeiden toen tegen mij, dat als ik Rusland
niet(in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor is dit gecorrigeerd) steunde, ik de kans kreeg om dit te bewijzen of om dit waar te maken. Ik heb gevraagd hoe ik dat moest doen. Ze zeiden dat ik van hen bepaalde contacten kon krijgen, zoals e-mailadressen en skype-adressen van bepaalde personen, en dat ik met hen kon samenwerken van het terugveroveren van de Krim.”
En op pagina 8:
“Ze zeiden dat ze mij in contact zouden kunnen brengen met de Hezbur Takhir organisatie. Het is een islamitische organisatie die veel steun heeft van Turkije en van de islamitische wereld.”
Uit deze verklaringen blijkt niet dat de ondervragers, waarvan eiser stelt dat het medewerkers van de SBU waren, tijdens het gesprek een ommezwaai van 180 graden hebben gemaakt, zoals verweerder meent. Dat aan eiser voorts “geheime en tactische informatie” zou zijn gegeven, is niet gebaseerd op de verklaringen van eiser, maar is een conclusie van verweerder. De aan eiser gegeven informatie beperkt zich volgens de verklaringen immers tot de mededeling dat eiser emailadressen en skype-adressen van contactpersonen in de Krim kon krijgen als hij zou willen samenwerken met de Oekraïners en dat zijn ondervragers contacten hadden met de Hezbur Takhir organisatie. Zonder nadere motivering - die ontbreekt - is niet inzichtelijk waarop de conclusie dat dit geheime en tactische informatie zou zijn, is gebaseerd.
De rechtbank overweegt voorts dat de conclusie van verweerder dat het ongeloofwaardig is dat eiser benaderd werd voor pro-Oekraïense separatistische activiteiten mede is gebaseerd op de stelling dat eiser geen sportman is en dat hij in het verleden is afgekeurd voor de militaire dienst vanwege een hartruis en leverproblemen. Uit de verklaringen van eiser blijkt niet dat zijn ondervragers er van op de hoogte waren dat hij was afgekeurd voor militaire dienst. Bovendien werd hem, blijkens zijn verklaringen in het nader gehoor, niet gevraagd om te vechten, maar om informatie door te spelen. Gelet op het voorgaande ontbeert het standpunt van verweerder dat ongeloofwaardig is dat eiser is overgedragen aan de SBU, een deugdelijke motivering. De beroepsgrond slaagt.
Het vorenstaande neemt overigens niet weg dat verweerder gevolgd kan worden in het standpunt dat uit de verklaringen van eiser tijdens het nader gehoor (pagina 18, onderaan en 19) niet blijkt dat hij daadwerkelijk heeft vastgesteld dat hij door medewerkers van de SBU werd verhoord. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een vermoeden van eiser.
6. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte in het besluit stelt dat onverkort wordt vastgehouden aan het voornemen, waarin staat dat eiser wisselend heeft verklaard. In de zienswijze is aangegeven dat er slechts sprake is van het gebruik van een generalis en later van een specialis. Hier gaat verweerder niet op in. Ook hier rust het bestreden besluit op een motiveringsgebrek. Voorts is in het voornemen niet het standpunt is ingenomen dat het gezien het christelijke geloof van eiser ongeloofwaardig is dat hem verzocht werd om zich aan te sluiten bij de Hezbur Takhir. Daarnaast heeft eiser niet gezegd dat hem verzocht werd om zich aan te sluiten bij de Hezbur Takhir, maar dat hij daarmee in contact kon worden gebracht. Eiser verklaarde zelf als christen niet met dergelijke mensen in contact te willen worden gebracht.
6.1
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de stelling dat de tegengeworpen tegenstrijdige, althans wisselende verklaringen een schoonheidsfoutje zijn, niet leidt tot een ander oordeel. Eiser heeft wisselende verklaringen afgelegd over degenen die hem zouden hebben verhoord. Zo stelt eiser tijdens zijn vrije relaas dat hij tegen
de militairenzei dat hij niet voor hen wilde werken. Later stelt eiser dat dit gesprek juist plaatsvond bij en met
medewerkers van de SBU. De omstandigheid dat eiser op dit punt inconsistente en wisselende verklaringen heeft afgelegd, doet verder afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen. Voor de stelling dat eiser, zijnde christelijk orthodox, door de SBU zou zijn gevraagd zich aan te sluiten bij het islamitische Hezbur Takhir, wordt - nu tegen dit onderdeel geen zienswijze is ingediend - verwezen naar het voornemen, waar gemotiveerd is overwogen dat ook hier geen enkel geloof aan wordt gehecht.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser wisselende verklaringen heeft afgelegd over degenen die hem hebben verhoord. Eiser verklaart (pagina’s 7 en 8 nader gehoor):
“Ik zei daarop is het dan de bedoeling dat ik in de Krim separatistische activiteiten moet ontplooien. Ze zeiden toen dat dit het geval was. Ik heb toen gezegd dat ik dit niet wilde. (…) Met andere woorden, wat ik tegen deze militairen wilde zeggen was dat ik het idee te gevaarlijk vond.”
Uit de context waarin eiser deze verklaring heeft gedaan, blijkt duidelijk dat hij met “deze militairen” doelt op de mensen die hem verhoorden en waarvan hij vermoedt dat zij van de SBU waren. Dat eiser later ook verklaart dat dit gesprek met medewerkers van de SBU was, is daarom niet tegenstrijdig.
Voorts heeft eiser tijdens het gehoor (pagina 8) niet verklaard dat hij zich diende aan te sluiten bij de Hezbur Takhir maar enkel dat hij met deze organisatie in contact kon worden gebracht:
“Ze zeiden dat ze mij in contact zouden kunnen brengen met de Hezbur Takhir organisatie. Het is een islamitische organisatie die veel steun heeft van Turkije en van de islamitische wereld.”
Verweerders standpunt dat hij wisselend heeft verklaard over het verhoor en dat geen geloof wordt gehecht aan de verklaring van eiser dat hij door de SBU zou zijn gevraagd zich aan te sluiten bij het islamitische Hezbur Takhir, berust daarom op een ondeugdelijke motivering.
Deze beroepsgrond slaagt.
7. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte ongeloofwaardig acht dat hij is vrijgelaten nadat hij een tirade had gehouden tegen de Oekraïense autoriteiten. Daarmee stelt verweerder namelijk impliciet dat in de Oekraïne kritiek op de autoriteiten kan leiden tot vrijheids-beroving. Dat is niet consistent met het landenbeleid ten aanzien van de Oekraïne. Volgens verweerder is het een veilig land, derhalve zou kritiek op de overheid vrijlating niet in de weg moeten staan. Tevens is de vrijlating na die kritiek logisch. Eiser werd vastgehouden ten einde hem te bewegen om zich voor de Oekraïne in te zetten, juist na een tirade over de Oekraïense autoriteiten, zal het ze duidelijk zijn geworden dat dit verspilde moeite was. Dat aan eiser een kaartje is meegegeven is niet ongeloofwaardig. De persoonlijke veiligheid van eiser is geen belang voor de Oekraïense veiligheidsdienst.
7.1
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de stelling dat de vrijlating geloofwaardig is omdat eiser niets fout had gedaan en het geen zin had om hem langer vast te houden, nu hij toch niet kon worden overgehaald, niet wordt gevolgd. Voordat eiser zou zijn vrijgelaten, haalde hij naar eigen zeggen uit door zijn ongenoegen over de Oekraïense autoriteiten en politie uit te spreken. Gelet op alle voorgaande beschuldigingen aan het adres van eiser (bijvoorbeeld samenwerking met FSB) en de samenwerkingsverzoeken/bevelen (SBU, Hezbur Takhir), welke eiser heeft geweigerd, wekt het in hoge mate bevreemding dat hij juist dan, na een tirade te hebben gegeven over de Oekraïense autoriteiten, wordt vrijgelaten. Daarnaast valt dan niet in te zien dat hem een visitekaartje van de SBU wordt gegeven, mocht hij zich bedenken, terwijl hij enige ogenblikken later gecontroleerd zou gaan worden door de Russische douane, maar toch door de SBU zou worden gesignaleerd. Deze verklaringen zijn zeer ongerijmd en worden dan ook op geen enkele manier geloofwaardig geacht.
7.2
De rechtbank overweegt dat eiser tijdens het nader gehoor als volgt heeft verklaard (pagina’s 8 en 9):
“Op een gegeven moment was mijn geduld eigenlijk een beetje opgeraakt en toen haalde ik een beetje uit door te zeggen: ‘waar halen jullie het morele recht vandaan om mij te beschuldigen van samenwerking met Rusland of van sympathie voor Rusland. Dit terwijl de Oekraïense autoriteiten niet echt haar best heeft gedaan en totaal niet consequent is in de buitenlandse politiek’. Ik haalde een voorbeeld van de oorlog aan, van het militair conflict in het oosten van Oekraïne. Het gaat om de plaatsen Ilovaysk en Debaltsevo. Een grote groep van Oekraïense soldaten werd omsingeld en daarbij zijn zeker 1000 Oekraïense soldaten gesneuveld. Ik zei dat het stafkwartier van het Ministerie van Defensie goed op de hoogte was van de stand van zaken, maar dat ze enkel toe bleven kijken en niets deden om hun soldaten te redden. Ik zei dat het niet klopte dat deze generaals promotie hebben gekregen in plaats van dat er maatregelen zijn genomen of ontslagen vielen. Als reden voor de promotie werd gezegd dat er zogenaamd veel meer slachtoffers hadden kunnen vallen, maar dat dit door hen niet was gebeurd en er ‘maar’ 1000 soldaten waren gesneuveld. Dat klopt natuurlijk van geen kanten. Ik heb dit toen dus hardop tegen hen uitgesproken, mijn ongenoegen over de politie van de Oekraïense autoriteiten. Ze zeiden toen dat ze mij niet vast zouden houden en mij niet in de gevangenis zouden zetten, maar dat ik terug mocht naar de Krim. Maar ik moest wel weten dat als ik terug zou gaan naar de Oekraïne, ik problemen zou krijgen. Als ik die problemen niet wilde hebben, dan werd er van mij verwacht dat ik met hen ging samenwerken. Ik zou gesignaleerd worden, geregistreerd worden en mijn gegeven met mijn foto zouden over de politiebureaus verspreid worden. Ik zou daar geplaatst worden als een gezocht persoon. Ik heb deze woorden van hen als bedreiging opgevat.”
Uit deze verklaring blijkt dat niet zozeer sprake was van een “tirade”, maar wel dat eiser zijn ongenoegen heeft geuit over het optreden van de Oekraïense autoriteiten. Waarom het in hoge mate bevreemding wekt dat hij daarna is vrijgelaten, is zonder nadere motivering - die ontbreekt -, niet inzichtelijk. Evenmin is inzichtelijk het standpunt van verweerder dat niet valt in te zien dat eiser een visitekaartje van de SBU zou hebben gekregen, terwijl hij enige ogenblikken later gecontroleerd zou gaan worden door de Russische douane. Dit standpunt gaat er kennelijk van uit dat de verhoorders zich zouden bekommeren om de veiligheid van eiser tijdens de grenscontrole door de Russische autoriteiten. Met eiser is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom de persoonlijke veiligheid van eiser voor de SBU van enig belang zou zijn. Eiser had volgens zijn verklaringen immers aangegeven dat hij geen separatistische activiteiten voor de SBU wilde verrichten in de Krim. Uit het voorgaande volgt dat het standpunt van verweerder dat ongeloofwaardig is dat eiser is vrijgelaten, op een ondeugdelijke motivering berust.
Deze beroepsgrond slaagt.
8. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte zijn verklaringen over de problemen met de FSB ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder acht het ongeloofwaardig dat eiser onraad rook. Hetgeen in de zienswijze is aangevoerd, pareert verweerder door te stellen dat eiser nooit eerder in de negatieve belangstelling van de Russische autoriteiten stond. Dat kan zo zijn, maar eiser was ook nog nooit vastgehouden en ondervraagd door de Oekraïense autoriteiten en ook nog nooit te voet aangekomen bij de grens waarna zijn persoons- en adresgegevens werden genoteerd. Het is aannemelijk dat de adresgegevens werden genoteerd, omdat men hem thuis wou opzoeken. Dat eiser onraad voelde is derhalve zeer aannemelijk. Verweerder stelt ten onrechte dat de zienswijze speculatief is ten aanzien van de beantwoording van de vraag hoe de FSB eiser in het vizier heeft gekregen en dat de speculaties meerdere kanten opgaan. Voorts heeft verweerder gesteld dat het niet aannemelijk is dat de FSB eiser in het vizier heeft gekregen en dat de verklaring die eiser hiervoor gaf ongeloofwaardig is. In de zienswijze is geschetst op welke wijze eiser in het vizier van de FSB kan zijn gekomen en waarom de mogelijkheid die eiser gaf niet ver gezocht is. Dat dit speculatief van aard is, is een gegeven. Het ging er echter om of het aannemelijk was. Dat de speculaties meerdere kanten opgaan, is evident. Eiser gaf namelijk aan dat meerdere scenario's mogelijk zijn. Feit is dat eiser met een vriend met de auto de Krim was uitgereisd en later alleen en te voet de Krim binnenreisde. Dat is opvallend en daar gaat verweerder niet op in.
8.1
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de huiszoeking en ondervraging door de Russische FSB op de Krim ongeloofwaardig is. Gesteld wordt dat eiser onraad voelde. Eiser heeft echter nooit eerder problemen gehad met de Russische autoriteiten op de Krim, zodat niet valt in te zien dat toen hij door de douane was, hij gelijk naar een vriend ging om zijn laptop en paspoort daar achter te laten. Niet valt in te zien dat hij al voorzorgsmaatregelen nam, terwijl er eerder geen enkele aanleiding was om dit te doen.
Voor zover eiser in de zienswijze heeft gesteld dat hij heeft verklaard dat de SBU de FSB heeft ingelicht, ter illustratie van de wijze waarop de Oekraïense overheid omgaat met zijn burgers en dat het kan zijn dat een mol in de SBU het doorgeeft aan de FSB, dat een medewerker van de SBU boos is op eiser omdat hij zich niet wil inzetten voor Oekraïne of dat de SBU denkt de FSB te kunnen hinderen door een onderzoek te doen naar een vermeende spion, stelt verweerder dat de zienswijze uitermate speculatief is, en reeds hierom niet kan worden gevolgd. Niet valt in te zien waarom de SBU eiser onder de negatieve aandacht van de tegenhanger van de SBU, de FSB, zou willen brengen, temeer niet nu de SBU hem nog een visitekaartje had gegeven, mocht hij zich willen bedenken. Dit is een ongerijmde en onlogische gang van zaken zou zijn. Voorts heeft eiser in het geheel niet inzichtelijk gemaakt waarom hij in de negatieve belangstelling van de FSB was gekomen. Eiser verklaart zelf dat hij eerder nooit problemen had met de Russische autoriteiten op de Krim na de annexatie. Bovendien was eiser nog niet zo lang geleden ook heen en weer gereisd vanuit de Krim naar Oekraïne, en had hierdoor geen enkel probleem ondervonden. Niet valt in te zien wat nu de aanleiding was dat men het op eiser had voorzien.
8.2
De rechtbank is allereerst van oordeel dat het standpunt van verweerder dat niet valt in te zien dat eiser al voorzorgsmaatregelen nam, terwijl hij nooit eerder problemen met de Russische autoriteiten in de Krim had gehad, ondeugdelijk is gemotiveerd. Eiser heeft immers verklaard dat hij, na zijn bezoek aan de Kiev Pride, eerst is vastgehouden en onder-vraagd door de Oekraïense autoriteiten, dat hij vervolgens te voet is aangekomen bij de grens met de Krim, dat hij door de Russische douane is ondervraagd en dat deze zijn persoons- en adresgegevens hebben genoteerd. Tijdens het nader gehoor heeft eiser over de reden waarom hij niet meteen naar zijn huis is gegaan het volgende verklaard (pagina 21):
“Ik heb er rekening mee gehouden dat zij mij misschien in de gaten hielden en daarom ben ik eerst naar mijn vriend gegaan. (…) Ik deed dat omdat de autoriteiten van de Krim mijn gegevens al geregistreerd hadden en als ik rechtstreeks naar huis zou gaan, dan zouden ze misschien al op de wacht kunnen staan. Ik wilde daarom mijn laptop en paspoort eerst veilig stellen voordat ik naar huis zou gaan.”
De conclusie dat er geen enkele aanleiding was voor eiser om zich zorgen te maken om zijn veiligheid, is niet gebaseerd op de verklaringen van eiser. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de onaannemelijkheid van deze verklaring van eiser nog niet maakt dat zijn verklaringen over de huiszoeking die de volgende dag in zijn woning plaatsvond reeds daarom ongeloofwaardig zou zijn.
Ten slotte brengt de omstandigheid dat eiser nooit eerder in de negatieve belangstelling van de Russische autoriteiten heeft gestaan, niet met zich dat er medio juni 2016 geen aanleiding was om onderzoek naar eiser te doen. De omstandigheid dat eiser volgens zijn verklaringen in januari 2016 ook vanuit de Krim naar Oekraïne en terug is gereisd en daarbij geen problemen heeft ondervonden, levert evenmin een deugdelijke motivering op, nu die reis in een andere context en onder andere feitelijke omstandigheden heeft plaatsgevonden (de verhuizing van zijn moeder). De enkele omstandigheid dat eiser dezelfde reis één keer eerder zonder problemen heeft gemaakt, maakt niet dat reeds daarom niet aannemelijk is geworden dat eiser tijdens de tweede reis wel problemen heeft ondervonden. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat het standpunt van verweerder dat de huiszoeking en de ondervraging door de Russische FSB ongeloofwaardig is, niet deugdelijk is gemotiveerd.
De beroepsgrond slaagt.
9. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat hij vage verklaringen heeft afgelegd over welke organisatie betrokken was bij de huiszoeking. Eiser spreekt inderdaad over de FSB en dan weer over de politie, omdat hij zowel met de FSB als met de politie te maken had. Eiser spreekt zich hier derhalve niet tegen. Wat betreft de stelling van verweerder dat eiser niet inzichtelijk maakt waaruit blijkt dat hij daadwerkelijk contact had met de FSB, verwijst eiser naar hetgeen in de zienswijze al is aangevoerd. Eiser heeft wel degelijk inzichtelijk gemaakt waarom hij dacht dat het de FSB betrof en hij heeft niet wisselend verklaard over degenen die het huisbezoek hebben afgelegd. Verweerder stelt dat het vreemd is dat de FSB bij een huiszoeking de administratie meeneemt. In de zienswijze is dit gemotiveerd weerlegd. In de bestreden beschikking stelt verweerder dat het niet geloofwaardig is dat de FSB de administratie heeft meegenomen omdat het niet duidelijk is waarom de FSB het plotsklaps op hem voorzien had. Dat is echter iets anders. Vastgesteld wordt dat verweerder het niet langer ongeloofwaardig acht dat de FSB bij een huiszoeking de administratie meeneemt. Daarnaast is het duidelijk waarom de FSB het op eiser voorzien had. Hij was te voet aangekomen bij de grens en dat viel op.
9.1
Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiser vage verklaringen heeft afgelegd over welke Russische organisatie bij de huiszoeking betrokken zou zijn. Zo stelt betrokkene enerzijds dat het de Russische FSB betrof, maar spreekt hij anderzijds ook over de Russische politie. Daar komt nog bij dat eiser evenmin inzichtelijk heeft gemaakt waar hij zijn stelling, dat het de FSB betrof, op zou hebben gebaseerd, daar niet uit de verklaringen van eiser op te maken valt dat zij zich op enig moment als zodanig aan hem voorgesteld hebben. Nu eiser op dit punt wisselende en vage verklaringen heeft afgelegd, wordt eiser niet gevolgd in zijn stellingen. Ten aanzien van de door eiser gestelde inval wordt, nog overwogen dat hij wisselende verklaringen heeft afgelegd over de uitvoerders van de inval. Zo stelt eiser eerst dat de FSB een inval deed (pagina 9, rapport nader gehoor), maar stelt hij later dat zij zich niet gelegitimeerd of voorgesteld hebben (pagina 22, rapport nader gehoor). Uit de verklaringen kan geenszins opgemaakt worden dat het de FSB betrof die het op eiser voorzien zouden hebben, nog daargelaten dat eiser zijn stellingen op dit punt geenszins onderbouwd heeft. Eiser wordt derhalve niet gevolgd in zijn verklaringen. De stelling dat er niets opmerkelijks is aan het meenemen van de administratie, nu de FSB snel wil onderzoeken of eiser betrokken is bij spionage, wordt niet gevolgd, omdat eiser allereerst in het geheel niet inzichtelijk heeft gemaakt om welke reden de FSB het zo plotsklaps op hem voorzien zou hebben. Eiser had nooit eerder problemen gehad met deze autoriteiten.
9.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich ten onrechte in het bestreden besluit op het standpunt heeft gesteld dat eiser vage verklaringen heeft afgelegd over welke Russische organisatie bij de huiszoeking op zaterdagochtend betrokken zou zijn.
Eiser heeft in het nader gehoor als volgt verklaard (pagina 9):
“Zaterdag kreeg ik bezoek van de Russische autoriteiten, van de medewerkers van de veiligheidsdienst FSB. Ze hebben een huiszoeking bij mij thuis verricht.
Pagina 10:
“Bij de huiszoeking waren er ook getuigen aanwezig, mijn buren. Dat moet volgens de wetgeving. Deze buren werden door de medewerkers van de veiligheidsdienst erbij gehaald.”
De door verweerder bedoelde verklaring van eiser op pagina 22 van het nader gehoor luidt als volgt:
“De eerste persoon waarmee ik sprak op het stadhuis was zeker van de FSB. De andere personen hebben zich niet voorgesteld, dus dat weet ik niet zeker.”
Anders dan verweerder meent, ziet deze verklaring van eiser niet op de huiszoeking die op zaterdag plaatsvond, maar op het verhoor op het stadhuis, de maandag daarop. Dus dat eiser wisselend zou hebben verklaard over de uitvoerders van de huiszoeking, blijkt niet uit de verklaringen. Het standpunt van verweerder dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de FSB het op hem voorzien had omdat hij wisselend zou hebben verklaard, berust daarom op een ondeugdelijke motivering.
De rechtbank kan verweerder evenmin volgen in het standpunt dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt om welke reden de FSB het zo plotsklaps op hem voorzien zou hebben. Uit pagina 22 van het rapport van nader gehoor blijkt het volgende:
“Is u meegedeeld waarom ze bij u een huiszoeking kwamen doen ?
Ze hebben me aan de deur gevraagd of het klopte dat ik deze persoon was en of het klopte dat ik onlangs in Oekraïne was geweest. Ik zei steeds ja. Ze zeiden toen dat als het zo was, dat ze dan huiszoeking bij mij moesten verrichten.”
De beroepsgrond slaagt.
10. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat het ongeloofwaardig is dat hij werd verzocht om te vechten in de Donbas omdat hij eerst uren is vastgehouden en omdat de SBU hem eerst had verzocht om te vechten tegen Rusland. Eiser is eerst onderzocht, maar er was niks gevonden. Het feit dat eiser was onderzocht, is geen beletsel voor ronseling. Het feit dat de SBU eerst hetzelfde aan eiser vroeg, is evenmin ongerijmd. Beide diensten willen hetzelfde, de ander bestrijden en daarvoor hebben ze mankracht nodig. Overigens heeft eiser niet aangegeven tegen de bezetting van de Krim te zijn. Eiser heeft op pagina 12 van het nader gehoor slechts aangegeven dat de ondervrager indirect het idee kreeg dat hij wel moeite had met de bezetting. Daarnaast is gewezen op het feit dat de vraag of eiser wilde vechten in de Donbas mogelijk slechts gesteld is om te kijken hoe hij zou reageren.
10.1
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de stelling dat de vraag aan eiser of hij zou willen vechten in de Donbas een vraag is die bedoeld is om te peilen hoe hij staat tegenover Oekraïne, speculatief is. Daarnaast is de gang van zaken onlogisch en ongerijmd. Immers, niet valt in te zien om welke reden de FSB eerst een inval in de woning van eiser zou doen, zijn documenten en zijn administratie in beslag neemt, hem urenlang vast zou houden voor verhoor om hem vervolgens voor te stellen om voor hen te gaan strijden, eens te meer nu eiser enkele dagen daarvoor nota bene hetzelfde voorstel van de Oekraïense SBU zou hebben gehad. Eiser heeft geen afdoende verklaring kunnen geven voor deze ongerijmde gang van zaken. Het wordt eens te meer bevreemdingwekkend geacht dat aan eiser dit voorstel (tweemaal) zou worden gedaan, nu eiser ongeschikt voor de militaire dienst is gebleken vanwege ernstige gezondheidsproblemen. De verklaringen van eiser worden dan ook ongeloofwaardig geacht. Voorts kon de FSB uit de antwoorden van eiser juist wel opmaakten dat eiser moeite had met de bezetting van de Krim. Hetgeen in de zienswijze staat dat hij niet tegen de bezetting is, is niet juist.
10.2
De rechtbank overweegt dat het standpunt van verweerder dat ongerijmd is dat zowel de SBU als de FSB aan eiser het voorstel zouden hebben gedaan om hen te helpen bij hun activiteiten, er kennelijk van uitgaat dat er een verband is tussen beide verzoeken. Niet valt in te zien welk verband dit zou zijn. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat beide partijen in het conflict tussen de Oekraïne en de Krim/Russische autoriteiten om verschillende redenen belangstelling kunnen hebben voor een relatief jonge man die bekend is met beide gebieden omdat hij zowel Oekraïense banden heeft als banden met de Krim. Eiser heeft voorts in het nader gehoor (pagina 13) als volgt verklaard:
“Ze vroegen of ik tevreden was met mijn leven op de Krim. Ze vroegen of ik bereid zou zijn om als vrijwilliger in het oosten van Oekraïne, in Donbas, te vechten. Ik vroeg hen waarom. Ze zeiden dat ze me daar goed konden gebruiken omdat ik Oekraïens sprak en dat ik kon helpen met het uitvoeren van het beleid. Ik vond het toen vaag, maar achteraf begreep ik waar ze het over hadden. Het heeft te maken met de geschiedenis van de Sovjet Unie. Er is een tijd dat de medewerkers van de NKVD (de voorbode van de KGB) het uniform van de Oekraïense nationalisten gingen aantrekken, van de UPA bijvoorbeeld. Ze gingen de plaatselijke bevolking vervolgen en vermoorden, zodat zij tegen de Oekraïense autoriteiten werden opgezet. Ik heb gezegd dat ik dat niet kon, dat ik dat niet wilde en dat ik nooit in dienst was geweest. Ik vroeg of het een grapje was. Op een gegeven moment werd hij gebeld en heeft hij de kamer verlaten.”
Uit voorgaande verklaring van eiser blijkt niet dat hij tijdens het gesprek met de FSB heeft verteld dat hij is afgekeurd voor de militaire dienst. Evenmin is gebleken dat de FSB op enigerlei wijze daarmee bekend was. Het standpunt van verweerder bevreemdingwekkend is dat de FSB hem een voorstel heeft gedaan om te vechten in de Donbas vanwege het feit dat hij ongeschikt zou zijn voor de militaire dienst, berust daarom op een ondeugdelijke motivering.
De beroepsgrond slaagt.
11. Eiser voert ten slotte aan dat verweerder ten onrechte de ontsnapping uit het psychiatrisch ziekenhuis ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder stelt daarbij ten onrechte dat het ongeloofwaardig is dat eiser gemakkelijk uit het psychiatrisch ziekenhuis kon ontsnappen omdat de FSB wilde dat eiser in de Donbas zou vechten. Er is geen verband tussen deze zaken. De bestreden beschikking rust hier op gebrabbel
.De bestreden beschikking vervolgt nog met de stelling dat het ongeloofwaardig is dat eiser bij [naam] kon verblijven omdat hij samen met hem de Krim weer was binnen gereisd en dit bij de autoriteiten bekend was. Ook hier kan verweerder niet gevolgd worden, daar eiser duidelijk heeft aangegeven dat hij alleen was toen hij terugkeerde naar de Krim. [naam] was al eerder teruggegaan toen eiser werd tegengehouden door het Azov-bataljon. De bestreden beschikking rust hier op een foutieve lezing van het dossier.
11.1
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat niet geloofwaardig wordt geacht dat eiser in een psychiatrisch ziekenhuis is geplaatst. Niet valt in te zien dat de FSB eiser eerst voor zou stellen om met hen te strijden in het oosten van Oekraïne, om hem vervolgens naar een psychiatrisch ziekenhuis te brengen om hem te ‘genezen’ van zijn homoseksualiteit dan wel homoseksuele opvattingen en dat eiser zonder enige vorm van toezicht zeer eenvoudig zijn zo gestelde zware medicijnen achterover kan drukken zonder ze in te nemen én zonder enige vorm van bewaking eenvoudig het ziekenhuis kan uitlopen. Dit is volstrekt ongeloofwaardig, gelet op het verzoek van de FSB dat eiser in de Donbas moet vechten. Voorts wordt in dit verband nog opgemerkt dat eveneens ongeloofwaardig wordt geacht dat betrokkene tot 2 juli 2016 bij [naam] is ondergedoken en dat de FSB/Krim-autoriteiten hem daar niet zijn gaan zoeken nadat hij uit het ziekenhuis was ontsnapt. Eiser was immers met vriend [naam] de Krim uit- en ingereisd en de papieren van [naam] waren ook gecontroleerd. Het had derhalve in de lijn der verwachting gelegen dat de autoriteiten hem bij zijn vriend [naam] zouden zoeken. Eiser stelt echter dat hij bij [naam] zonder problemen ongeveer een week heeft verbleven.
11.2
De rechtbank is met eiser van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het ongeloofwaardig is dat eiser gemakkelijk uit het psychiatrisch ziekenhuis kon ontsnappen
omdatde FSB had gevraagd of hij in Donbas zou willen gaan vechten. Er is immers geen enkel verband tussen deze zaken zodat verweerder het vechten in Donbas niet als argument kan gebruiken om de ontsnapping uit het ziekenhuis ongeloofwaardig te achten.
Met betrekking tot de plaatsing in het psychiatrisch ziekenhuis heeft eiser het volgende verklaard op pagina 23 van het nader gehoor:
“Vervolgens werd u niet vrijgelaten, maar meegenomen naar een psychiatrisch ziekenhuis. Wat is hier de reden van?
Het is gewoon het feit dat ik deel had genomen aan de mars van gelijkheid, de Kiev Pride. De Oekraïense autoriteiten die kunnen je wel gewoon uitlachen en mondeling beledigen. Dat is de Oekraïense realiteit rondom homoseksuelen. In Rusland wordt het gezien als een ziekte. Ik werd meegenomen om behandeld en genezen te worden. Ik heb nog een vriend die homoseksueel is en hij woonde op de Krim, maar daar werd hij mishandeld op straat en in elkaar geslagen. Hij heeft daar aangifte van gedaan en toen de politie de daders ging verhoren, hebben ze gezegd dat ze het hadden gedaan omdat hij homoseksueel is. De Russische politie heeft toen gezegd dat het dan niet erg was, dat ze er goed aan hadden gedaan en ze werden vrijgelaten. Deze vriend van mij is ook naar Kiev gegaan.
Maar u bent niet homoseksueel. Waarom werd u dan toch door hen meegenomen ?
Dat was omdat ik wel homoseksuele vrienden heb, met hen omga en ik hen steun. Ze vonden het niet normaal dat ik zo dacht en zo deed. Dat was de reden dat ik naar een psychiatrisch ziekenhuis werd gebracht. “
Verweerder kan zonder nadere motivering - die ontbreekt - niet worden gevolgd in het standpunt dat deze verklaring van eiser volstrekt ongeloofwaardig is.
Met betrekking tot het standpunt van verweerder dat ongeloofwaardig is dat eiser tot 2 juli 2016 bij [naam] is ondergedoken en dat de FSB/Krim-autoriteiten hem daar niet zijn gaan zoeken nadat hij uit het ziekenhuis was ontsnapt, overweegt de rechtbank het volgende. Eiser heeft tijdens het nader gehoor (pagina 6) als volgt verklaard:
“Ik werd bij die controle door de militairen van Azov-bataljon staande gehouden. Ze gingen onze papieren controleren, die van mij en die van [naam] . Ze keken ook naar onze auto. [naam] had al een Russisch paspoort, hij had het al omgewisseld. Je kreeg namelijk als inwoner van de Krim de mogelijkheid om een Russisch paspoort te krijgen en hij had dat al gedaan. Ik nog niet. Ik zat met mij Oekraïens paspoort in de auto en hij met zijn Russisch paspoort. Tegen hem, tegen [naam] , zeiden ze dat hij door mocht rijden. Tegen mij zeiden ze dat ik bij hen moest blijven.”
En (pagina 9):
“De auto reed vervolgens weg en toen heb ik het visitekaartje verscheurd en weggegooid. Ik moest toen nog ongeveer een kilometer lopen tot aan de Oekraïense douane.”
Uit het voorgaande blijkt dat eiser heeft verklaard dat [naam] vlak vóór de grensovergang met de Krim mocht doorreizen, terwijl hij door leden van het bataljon werd staande gehouden. Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij dagen later, alleen en te voet de grens met de Krim over is gegaan. Verweerders stelling dat eiser met vriend [naam] de Krim weer is ingereisd, zodat het daarom in de lijn der verwachting had gelegen dat de FSB hem bij zijn vriend [naam] zouden zoeken, is daarom gebaseerd op een onjuiste feitelijke grondslag. Uit het voorgaande volgt dat de onder 11.1 weergegeven standpunten van verweerder met betrekking tot de geloofwaardigheid van eisers verklaringen op een ondeugdelijke motivering berusten.
De beroepsgrond slaagt.
12. De rechtbank stelt op grond van de voorgaande overwegingen vast dat het bestreden besluit in strijd is met 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen.
13. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 992,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming
van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 992,- te
betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.OP. Roché, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. Martens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 december 2016.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel