ECLI:NL:RBDHA:2016:16555

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 december 2016
Publicatiedatum
6 januari 2017
Zaaknummer
NL16.3597
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een homoseksuele man uit Trinidad en Tobago

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 december 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een man uit Trinidad en Tobago. De eiser had een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelde dat hij vanwege zijn homoseksuele geaardheid in zijn thuisland werd bedreigd door een bende. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had de aanvraag afgewezen, omdat hij de homoseksuele geaardheid van de eiser niet geloofwaardig achtte. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte had gesteld dat de eiser onvoldoende had verklaard over zijn bewustwordingsproces en zelfacceptatie. De rechtbank concludeerde dat de eiser wel degelijk een proces van bewustwording had doorgemaakt en dat zijn verklaringen over de bedreigingen door de bende niet konden worden afgedaan als ongeloofwaardig. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de bevindingen van de rechtbank. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris ook in de proceskosten van de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL 16.3597 (beroep)
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 28 december 2016 in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] , burger van Trinidad en Tobago,
eiser,
(gemachtigde: mr. A.P. van den Akker, advocaat te Amersfoort),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 november 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 19 december 2016 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft de rechtbank bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

Overwegingen

Eiser heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag het volgende aangevoerd. Eiser woonde samen met zijn moeder in de wijk [naam wijk] van de stad Port of Spain. Hij heeft verschillende relaties met mannen gehad. Op 28 februari 2012 is zijn moeder overleden. Zij heeft de woning aan eiser nagelaten. Vlak na het overlijden van zijn moeder op 28 februari 2012, kwamen twee politieagenten naar de woning van eiser toe en bedreigden hem. Zij zeiden dat eiser twee maanden de tijd had om de woning te verlaten. Na het overlijden van zijn moeder begonnen mensen in de omgeving waar eiser woonde over hem te praten en werd verteld dat hij homoseksueel was. Eiser werd ook op straat uitgescholden. Op 6 september 2015 kwam een bende jongens naar eiser toe die zeiden dat zij geen nicht in hun buurt wilden. Eiser werd door hen mishandeld. Eiser wist te ontsnappen en hij heeft aangifte gedaan bij de politie. Eiser moest zich laten behandelen in het ziekenhuis, omdat zijn arm uit de kom was. Op 8 september 2015 werd eiser weer door dezelfde groep belaagd en mishandeld. De bende bleef rondhangen rond het huis en ze maakten signalen dat ze eiser zouden vermoorden. Op 26 januari 2016 gebeurde het weer, toen eiser aan het fietsen was. De bendeleden gooiden de fiets in de rivier en ze sloegen eiser op zijn rechterslaap geslagen met een fles. Eiser heeft aangifte gedaan bij de politie en is naar het ziekenhuis gegaan. Eiser vermeed het daarna om op straat te zijn. Vervolgens heeft eiser een ander onderkomen gezocht in Port of Spain. Omdat eiser ook daar leden van de bende in een auto zag langsrijden, heeft hij contact opgenomen met een vriend die voor hem een onderkomen in het oosten van Trinidad beschikbaar had, in [plaatsnaam 1] . Tijdens zijn verblijf daar zag eiser één van de bendeleden die taxibestuurder was in een dorpje in de buurt. De man zag eiser ook. Omdat eiser niet wilde dat de man wist waar hij verbleef, begon hij zich erg ongemakkelijk te voelen. Nadat spullen van eiser waren gestolen uit de hut waarin hij verbleef in [plaatsnaam 1] , is eiser weer terug gegaan naar Port of Spain waar hij in [plaatsnaam 2] op een boot kon verblijven. Toen eiser op een dag boodschappen ging doen, zag hij weer een bendelid. De eigenaar van de boot vertelde eiser dat het bendelid al verschillende mensen had doodgeschoten. Eiser voelde zich nog steeds bedreigd in zijn land vanwege zijn seksuele geaardheid. De mensen bekeken hem ook op een vreemde manier. Omdat hij geen broers, zussen of ouders had, heeft hij uiteindelijk op 30 september 2016 zijn land van herkomst verlaten.
Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft de volgende relevante elementen in het relaas benoemd:
- nationaliteit, identiteit en herkomst;
- de homoseksuele gerichtheid van eiser;
- problemen met een bende vanwege zijn seksuele geaardheid.
Verweerder acht eisers nationaliteit, identiteit en herkomst geloofwaardig. Eisers homoseksuele geaardheid wordt echter niet geloofwaardig geacht, met name vanwege de afwezigheid van een bewustwordingsproces en een proces van zelfacceptatie. Ook de door eiser gestelde problemen met een bende vanwege zijn seksuele gerichtheid, worden niet geloofwaardig geacht. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, Vw.
Eiser voert allereerst aan dat verweerder ten onrechte stelt dat hij niet heeft aangegeven dat hij moeite heeft met het herinneren. Eiser hoefde dat ook niet aan te geven omdat uit het advies van het FMMU duidelijk blijkt uit het antwoord op vraag 2a, dat gegeven de medische klachten die tijdens het onderzoek zijn gebleken, beperkingen voor het horen en beslissing zijn geconstateerd. Daarbij wordt onder andere genoemd dat hij moeite heeft om alle gebeurtenissen en data te herinneren. In het verslag van het nader gehoor staat op pagina 3 in de tweede alinea dat de eerste gehoormedewerker hem dat ook heeft verteld. Overigens heeft cliënt dat tijdens het gehoor zelf ook gezegd op pagina 16 en aan het begin waar hij zegt dat hij moeite heeft om te praten nadat hij geslagen is op zijn hoofd.
Ter zitting heeft eiser hieraan toegevoegd dat uit het bestreden besluit niet blijkt dat verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers verklaring rekening heeft gehouden met eisers beperkingen.
3.1
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser tijdens het gehoor niet kenbaar heeft gemaakt dat hij zich vanwege een vroeger opgelopen hoofdwond niet alles kan herinneren. Niet wordt ingezien waarom eiser dit niet reeds tijdens het nader gehoor naar voren heeft gebracht. Bovendien is in de zienswijze niet nader gemotiveerd hoe uit de aangehaalde pagina's blijkt dat eiser hiervan gewag heeft gemaakt. Ook kan dit niet worden afgeleid uit de omstandigheid dat eiser op sommige momenten moest nadenken alvorens hij antwoord gaf op de vragen.
Uit informatie van het FMMU, het medisch rapport d.d. 10 oktober 2016, blijkt dat eiser spanningsklachten ervaart en hierdoor last kan krijgen van concentratieproblemen alsmede problemen met het reproduceren van data en gebeurtenissen. Voorts kan eiser tijdens een gehoor mogelijk emotioneel reageren. Een pauze tijdens het gehoor zou verlichting moeten brengen. Tijdens de gehoren is met de klachten rekening gehouden, zo is regelmatig gepauzeerd en zijn er korte vragen gesteld. Ook zijn de vragen herhaaldelijk herhaald en toegelicht. Ten aanzien van de in de correcties en aanvullingen door eiser verstrekte informatie dat hij zich wil laten onderzoeken omdat hij het gevoel heeft dat hij zich vanwege een vroeger opgelopen hoofdwond niet alles kan herinneren, wordt overwogen dat hiervan tijden het gehoor niet is gebleken. Bovendien is de vraagstelling meer gericht geweest op feitelijkheden en meer gevoelsmatige kwesties, dan op exacte feiten uit het verleden.
Verweerder heeft ten slotte in het verweerschrift gesteld dat in het voornemen onder referentiekader is verwezen naar het FMMU rapport en naar de wijze waarop hier tijdens de gehoren rekening mee is gehouden. Voorts blijkt niet uit de beroepsgronden waarom de medische problemen van eiser dan wel de wijze waarop verweerder daarmee is omgegaan, afbreuk doen aan het bestreden besluit.
3.2
De rechtbank overweegt het volgende.
Eiser heeft in het nader gehoor als volgt verklaard (pagina 8):
“Dit is eigenlijk de samenvatting van wat ik heb meegemaakt ja. In detail heb ik natuurlijk veel meer meegemaakt, maar ik herinner mij ook niet alles. Als ik mijzelf moet dwingen om alles te herinneren dan raak ik erg verward.”
Op pagina 16 van het nader gehoor:
“Zijn het lastige vragen voor u?Het is moeilijk uit te leggen, maar sinds het moment dat ik ben geslagen op mijn hoofd heb ik problemen om te praten, om dingen uit te leggen of op te schrijven. Het is alsof iets mij tegen houdt om dat te doen. Nadien komt het antwoord op de vragen wel, maar het is alsof iets mij tegen houdt. Het is alsof er een gevecht in mijn hoofd is, iets dat mij tegen houdt en iets dat daartegen vecht.”
Op pagina 20 verklaart eiser:
“Heeft u op- of aanmerkingen over de manier waarop dit gesprek heeft plaatsgevonden?De meeste dingen die mij gister zijn gevraagd die zijn mij nooit eerder gevraagd. Het was erg moeilijk voor mij om alles te herinneren, dat komt ook door mijn medische toestand. Anders had ik perfect kunnen antwoorden. U vroeg mij gister ook of ik zelf nog iets toe wilde voegen aan wat ik had verteld die dag, ik zei toen nee. Ik herinnerde mij later toen ik thuis was nog wel een aantal zaken die ik vergeten was te vertellen.”
en:
“Ik heb zelf ook moeite met het formuleren van antwoorden, het komt er niet vlot uit. Dat komt door mijn medische toestand. Het is alsof iets mij weerhoudt.”
En op pagina 25:
“Ik weet echt niet hoe ik deze vraag kan beantwoorden, door mijn medische toestand.” (…)
“Dat is iets wat ik mij hiervan herinner, maar dat is niet alles. Ik herinner mij niet alles. Ik doe mijn best, maar na het incident waarbij ik een fles op mijn hoofd kreeg, is het erg moeilijk voor mij om te functioneren. Ik probeer het grootste deel van de tijd te rusten. Het spijt mij erg voor dit ongemak. Normaal gesproken als je iemand een vraag stelt dan krijg je direct antwoord, ik kan niet meteen antwoord geven. Ik schaam mij daarvoor. Ik weet niet of jullie dat kunnen begrijpen.”
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat verweerder niet kan worden gevolgd in zijn standpunt dat eiser tijdens het gehoor niet kenbaar heeft gemaakt dat hij zich vanwege een vroeger opgelopen hoofdwond niet alles kan herinneren.
Evenmin blijkt uit het voornemen of uit het bestreden besluit hoe verweerder deze beperking bij eiser bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers verklaringen heeft meegewogen en of dit aanleiding heeft gegeven om bepaalde vaagheden dan wel tegenstrijdigheden niet tegen te werpen. De rechtbank verwijst in dit verband naar de door verweerder gehanteerde Werkinstructie 2014/10 waarin in paragraaf 3.2. is vermeld:
“De geloofwaardigheidsbeoordeling moet objectief, gestructureerd en transparant worden uitgevoerd. Dat betekent onder andere dat gebruik gemaakt moet worden van objectiveerbare bronnen en kenbaar gemotiveerd moet worden, waarbij inzicht gegeven wordt in de weging. Ook moet rekening worden gehouden met de persoon van de vreemdeling en diens achtergrond. Culturele en taalkundige verschillen, de (mentale, fysieke, intellectuele etc.) toestand van de vreemdeling en de (mentale, fysieke, professionele etc.) toestand van de beslisser spelen allemaal een rol tijdens het proces van besluitvorming.”
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de beroepsgrond slaagt.
3.2
Het voorgaande maakt echter niet dat de verklaringen van eiser dusdanig gebrekkig zijn dat op grond daarvan geoordeeld moet worden dat hij zijn relaas tijdens de gehoren niet goed of onvoldoende naar voren heeft kunnen brengen. Eiser heeft immers op veel vragen wel concreet antwoord kunnen geven en op basis daarvan kon verweerder zijn relaas beoordelen. De rechtbank ziet daarom in de omstandigheid dat deze beroepsgrond doel treft, geen aanleiding om te concluderen dat het beroep reeds hierom gegrond moet worden verklaard. De rechtbank zal daarom de overige beroepsgronden beoordelen.
4. Eiser voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zijn homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig is. Ten onrechte stelt verweerder dat van iemand die homoseksueel is in een land waar dit niet wordt geaccepteerd, in alle redelijkheid mag worden verwacht dat het proces van bewustwording en acceptatie met meer gevoelens gepaard is gegaan dan het enkel als normaal te ervaren. Eiser heeft in het nader gehoor verteld over zijn bewustwordingsproces. Eiser heeft zijn geaardheid vrijwel direct na de bewustwording kunnen accepteren doordat hij al zoveel onderzoek had gedaan. Daarvoor heeft hij ook uitgebreid gesproken over zijn twijfels over zijn anders zijn, schaamte en gevoelens voor jongens. Dat hij uiteindelijk tot de conclusie is gekomen dat het wel normaal was, kan niet worden afgedaan met de overweging ‘dat hij het enkel als normaal heeft ervaren’. Dit is immers zijn conclusie na zijn bewustwordingsproces.
4.1
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit ten aanzien van eisers bewustwordingsproces op het standpunt gesteld dat geconcludeerd moet worden dat eiser er zelf nog niet uit is wat zijn seksuele gerichtheid is. Eiser overweegt immers nog om transgender “te worden” maar geeft wederom geen blijk van persoonlijke ervaringen. Zo verklaart eiser bij nadere bevraging naar wat hij bedoeld met de term transgender: “iedereen is transgender”. Voorts kan eiser ook niet aannemelijk maken met welk geslacht hij zich identificeert of wat hij überhaupt bedoelt met transgender worden. Aangezien eiser verklaarde reeds op de basisschool gevoelens te hebben gekregen voor mannen en dus bijna vijf en twintig jaar een proces van bewustwording heeft doorgemaakt, valt niet in te zien dat eiser nu, vele jaren later, niet concreet kan maken wat zijn seksuele gerichtheid is. Hetgeen verdere afbreuk doet aan de reeds aangetaste geloofwaardigheid van de gestelde seksuele gerichtheid van eiser.
Verweerder heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een proces van zelfacceptatie heeft doorgemaakt. Van iemand die homoseksueel is in een land waar dit niet wordt geaccepteerd en waar dit mogelijk strafbaar is gesteld, mag in alle redelijkheid worden verwacht dat het proces van bewustwording en acceptatie met meer gevoelens gepaard is gegaan dan dat het enkel als 'normaal' is ervaren. Voorts heeft eiser verklaard dat zijn seksuele gerichtheid niet wordt geaccepteerd door de maatschappij, de politie, en God. Daarbij geeft eiser aan dat de maatschappij LHBT’s niet accepteert en LHBT’s worden gedood. Dit verhoudt zich niet met de verklaring die eiser vervolgens doet aangaande zijn zelfacceptatieproces. Eiser geeft immers aan te denken dat het normaal is om homoseksueel te zijn. Derhalve had het in de rede gelegen dat eiser op zijn minst bij zichzelf was nagegaan of het wel 'normaal' was en dat hij hier nader over had kunnen verklaren. Hiervan is niet gebleken. Eiser vervalt hieromtrent in algemeenheden.
Ten aanzien van zijn proces van zelfacceptatie moet worden geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt een proces van zelfacceptatie te hebben doorgemaakt. Eiser geeft blijk van interesse in en gedaan onderzoek naar de homoseksuele gemeenschap dan wel opvattingen over homoseksualiteit. Zo heeft eiser verklaard dat hij meerdere boeken heeft bestudeerd aangaande homoseksualiteit en hoe hier in verschillende (oude) culturen mee om wordt gegaan. Deze kennis heeft er voor gezorgd dat eiser tot de conclusie is gekomen dat homoseksualiteit als een verloren gegane cultuur aangemerkt moet worden en niet als iets slechts of een taboe. Echter eiser is herhaaldelijk bevraagd naar zijn persoonlijke ervaringen en niet naar algemene opvattingen en theorieën waarmee hij antwoord. Eiser kan niet concreet verklaren aangaande zijn persoonlijke proces van zelfacceptatie en vervalt in algemeenheden en onpersoonlijke concepten. Aldus moet worden geconstateerd dat eiser niet kan verklaren aangaande een doorgemaakt proces van zelfacceptatie.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van verweerder dat eiser onvoldoende heeft verklaard over zijn proces van bewustwording niet wordt ondersteund door eisers verklaringen tijdens het nader gehoor op pagina’s 12, 13, 14, 15 en 16:
“Wanneer werd u zich bewust van uw geaardheid ?Dat begon eigenlijk al op de basisschool, toen ik nog bij mijn moeder woonde. Ik had kleine intimiteit met een vriendje van mij. Ik voelde mij destijds aangetrokken tot zowel jongens als meisjes, maar uiteindelijk merkte ik dat ik mij meer aangetrokken voelde tot jongens.”
(…)
“De meeste relaties die ik heb gehad die waren met mannen. Ik voel mij toch altijd meer op mijn gemak met mannen dan met vrouwen.”
“Wat is het moment geweest waarop u begreep dat wat u voor andere jongens voelde niet zo maar een fijne gewaarwording was, maar dat u zich realiseerde dat u homoseksueel was ?Dat moet kort nadat ik mijn basisschool had afgerond zijn geweest. Ik ging een relatie aan met een andere jongen die ook homoseksueel was. Toen besefte ik dat ik zo was, homoseksueel.”

Wat is er toen gebeurd waardoor u zich bewust werd van uw geaardheid, in tegenstelling tot daarvoor ?Als er intimiteiten waren, dan voelde dat voor mijn lichaam als aangenaam. Als normaal.”
“U zei dat u zich tijdens de relatie na de basisschool realiseerde dat u homoseksueel was. Hoe voelde u zich daarbij?Ik vind het heel moeilijk om hierop antwoord te geven.
Was u misschien opgelucht, juist bang of iets heel anders?Niemand heeft mij ooit deze vragen gesteld, het is alsof ik terug moet naar ABC. Ik heb hier nog nooit zo over gesproken [betrokkene lacht]. Het is heel moeilijk uit te leggen, maar ik voelde mij alsof ik mij helemaal kon openen. Zoals een nieuw begin.”
(…)
“Ergens in de geest, diep van binnen, zijn wij allemaal wezens die in en uit ademen. In die wezens bestaat niet echt een geslacht. Het lichaam is slechts een uiting, slechts iets fysieks. De geest zit op een ander niveau. Voor mij is homoseksueel zijn in evenwicht zijn en hetero zijn is dat voor mij niet.”
(…)
“Echt een twijfel is het niet geweest hoor. Je weet er alleen zo weinig van, pas na verloop van tijd kom je pas tot het besef.
Wat dat besef heeft gebracht, was de relatie na de basisschool met uw vriendje als ik u goed begreep.Dat was er onderdeel van ja.
Wat nog meer?Het andere deel was meer de zoektocht in mijzelf, het meer nadenken. Heel wat mensen weten niet waar homoseksualiteit daadwerkelijk over gaat, wat het inhoudt.
(…)
“Zoals ik zei, na de basisschool begon ik met intimiteiten met mijn vriendje. Ik begon het besef te krijgen van wat ik was, dat ik homoseksueel ben. Maar ook het dieper nadenken over andere zaken zoals hoe ik ben opgegroeid, hoe ik mij als kind gedroeg, hebben daaraan bijgedragen. Ik ben gaan lezen over wat ik deed en wat dat betekende. Al deze concepten hebben eraan bijgedragen dat ik mij als tiener bewust werd van mijn geaardheid.”
Gelet op deze verklaringen kan verweerder niet worden gevolgd in het standpunt dat eiser geen blijk heeft gegeven van een bewustwordingsproces omtrent zijn homoseksuele geaardheid. Evenmin kan verweerder worden gevolgd in de conclusie dat eiser er nog helemaal niet uit is wat zijn seksuele gerichtheid is. Blijkens pagina 12 van het nader gehoor is eiser gevraagd hoe hij zich identificeert. Eiser heeft daarop geantwoord “als homoseksueel”. En op pagina 35 heeft eiser verklaard “Maar ik ben homoseksueel en mensen weten da[t]. Zij hebben dat gezien. Daarom begonnen de problemen”. De omstandigheid dat eiser ook heeft verklaard dat hij er over nadenkt om “transgender” te worden omdat hij altijd al borsten en heupen heeft willen hebben, kan aan het voorgaande niet afdoen. Dit is immers niet hetzelfde als de seksuele geaardheid van een persoon.
4.2.1
Voorts heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet concreet kan verklaren aangaande zijn persoonlijke proces van zelfacceptatie en dat hij vervalt in algemeenheden en onpersoonlijke concepten. De rechtbank verwijst in dit verband naar de volgende verklaringen van eiser uit het nader gehoor (pagina 15):
“Toen u zich realiseerde dat u homoseksueel was. Heeft u dat direct zo geaccepteerd of heeft u een proces doorgemaakt?Ik heb dat direct geaccepteerd.
Wat heeft ervoor gezorgd dat u zichzelf direct heeft kunnen accepteren?Ik ging op een zoektocht binnen mijzelf, en ontdekte daar het evenwicht.
(…)
Ik ben een beetje op zoek naar woorden. Ik vind het een hele moeilijke vraag en heb nooit zo’n type antwoord moeten formuleren. Ik heb gekeken naar verschillende culturen om naar het volgende niveau van bewustzijn kunnen gaan. Homoseksualiteit is een cultuur die verloren gegaan is, vergeten is. Het is niet iets slechts of verkeerds, niet iets dat niet gedaan had moeten worden.”
4.2.2
Gelet op het voorgaande heeft eiser wel degelijk verklaard over zijn bewustwordingsproces en zijn proces van acceptatie. De beroepsgrond slaagt.
5. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de periodes van zijn relaties. Eiser heeft verteld dat hij na de basisschool zijn eerste relatie had en daarna als volwassene. Vervolgens heeft hij verteld dat hij op de middelbare school twee vrienden heeft ontmoet. In de vraag daarna vertelt hij dat hij met hen sprak over zijn geaardheid. De vraag daarna vertelt hij dat hij dat niet al deed op de middelbare school maar daarna. Zijn eerste relatie was een relatie tussen de lagere en middelbare school en die duurde tot hij naar de middelbare school ging. Dat was voor hem zijn eerste echte relatie en hij heeft deze niet afgedaan als een ‘vakantieliefde’ zoals staat in het voornemen. Dat dit in het voornemen en de bestreden beslissing wel wordt gedaan is een onjuiste interpretatie. Er is derhalve geen sprake van een tegenstrijdigheid.
5.1
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in zijn land van herkomst relaties met mannen heeft gehad. Ten aanzien van relaties in het land van herkomst heeft eiser verklaard een relatie te hebben gehad met een vrouw genaamd [naam 1] . Ook heeft eiser verklaard een relatie te hebben gehad met drie of twee mannen. Ter onderbouwing van zijn relaties heeft eiser geen documenten overgelegd. Derhalve moeten de relaties aan de hand van verklaringen aannemelijk worden gemaakt. De eerste relatie die eiser zou hebben gehad was met een jongen met de bijnaam “ [naam 2] ”. Eiser ontbreekt het echter aan fundamentele kennis aangaande deze persoon. Zo weet eiser niet wat de naam van deze jongen was en ook niet op welke leeftijd deze relatie heeft plaatsgevonden. Ook weet eiser niet hoe lang de relatie heeft geduurd en verklaart eiser in algemeenheid vaag over de relatie. Daarnaast verklaart eiser wisselend over het gewicht van de relatie met [naam 2] . Zo zou de relatie slechts een vakantieliefde zijn geweest tussen de basisschool en de middelbare school. Om vervolgens deze relatie aan te merken als een sterke en hechte relatie. Deze verklaringen zijn onverenigbaar en moeten als wisselend worden aangemerkt. Voor zover in zienswijze wordt opgemerkt dat in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor is vermeld dat eiser degene die hij op school had leren kennen na zijn terugkeer in Trinidad weer heeft ontmoet, zodat geen sprake is van een tegenstrijdigheid, stelt verweerder het volgende. Voor zover in de zienswijze een verwijzing wordt gedaan naar hetgeen in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor is opgenomen ten aanzien van pagina 18, tweede vraag, wordt opgemerkt dat hier enkel wordt genoemd dat eiser weer terug ging toen hij nog niet klaar was met de middelbare school. Niet is gebleken in de correcties en aanvullingen van een nadere uitleg voor de tegenstrijdige verklaringen. Hetgeen in de zienswijze wordt aangevoerd vormt dat ook geen aanleiding om betrokkene de tegenstrijdige verklaringen niet langer aan te rekenen.
5.2
Over het standpunt van verweerder dat eiser geen fundamentele kennis heeft over zijn eerste relatie [naam 2] , overweegt de rechtbank als volgt.
Eiser heeft ten aanzien van zijn kennis van de naam [naam 2] als volgt verklaard tijdens het nader gehoor (pagina 17):
“Wat is de reden dat u de naam niet weet van iemand die zo’n belangrijke rol heeft gespeeld in de bewustwording van uw geaardheid?
Hij woonde bij mij in de buurt, vlakbij. Wij speelden vaak samen. [naam 2] is de naam waarmee ik hem kende, ik heb hem nooit zijn naam gevraagd.”
Ter zitting heeft eiser hierop aangevuld dat iedereen in de buurt hem [naam 2] noemde. Hij en [naam 2] waren nog erg jong op het moment dat zij de relatie hadden. Ze gedroegen zich niet als volwassenen. Hij kende hem als [naam 2] en [naam 2] kende eiser alleen als [eiser] .
Ten aanzien van het moment waarop eiser een relatie met [naam 2] kreeg en de duur van de relatie heeft eiser als volgt verklaard (pagina 13):
“U zei dat u van jonge leeftijd af aan al intiem was met een vriendje van u. Hoe oud was u toen?Ik herinner mij niet exact de leeftijd, het was op de basisschool.”
En op pagina 15 van het nader gehoor:
“Zoals ik zei, na de basisschool begon ik met intimiteiten met mijn vriendje.”
Pagina 17 van het nader gehoor:
“Het was een vakantieliefde, ik was aan het wachten op mijn schoolresultaten om naar de middelbare school te gaan. Voordat ik naar de middelbare school ging was het alweer over.”
En ten slotte op pagina 22 van het nader gehoor:
“Het was een korte relatie, ik wachtte op de resultaten van mijn examen van de basisschool om naar de middelbare school te gaan. ”
De rechtbank stelt vast dat eiser een verklaring heeft gegeven voor het feit dat hij alleen de bijnaam weet van zijn eerste vriendje. Gelet op de leeftijd van eiser destijds - eiser was een jonge puber - is de gegeven verklaring niet bij voorbaat ongeloofwaardig te noemen. Voorts kan niet uitgesloten worden geacht dat eiser ten gevolge van zijn medische toestand - zoals vermeld in het FMMU-advies - niet in staat is geweest precieze data te geven met betrekking tot zijn eerste homoseksuele relatie. In zijn verklaringen heeft eiser echter wel een duidelijke tijdsaanduiding gegeven, namelijk de periode tussen het einde van de basisschool en het begin van de middelbare school. De rechtbank kan verweerder voorts niet volgen in het standpunt dat eiser wisselend heeft verklaard over het gewicht van de relatie met [naam 2] , te weten “een vakantieliefde” en “een sterke en hechte relatie”. Uit de verklaring van eiser op pagina 17 valt op te maken dat de aanduiding “vakantieliefde” niet zozeer ziet op de betekenis van de relatie voor eiser, als wel op de periode gedurende welke de relatie zich heeft uitgestrekt. Uit de verklaringen van eiser op pagina 23 van het nader gehoor blijkt voorts dat eiser de formulering “sterke of hechte relaties zoals ik die met [naam 2] had gehad” gebruikt terwijl hij een vergelijking maakt tussen vriendschappelijke relaties met homoseksuelen (die hij niet verbrak gedurende de periode dat hij een relatie met [naam 1] had) en de (seksuele) relatie die hij met [naam 2] had. Van een wisselende verklaring over de betekenis van de relatie met [naam 2] is derhalve geen sprake. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerders standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in zijn land van herkomst relaties met mannen heeft gehad in dit opzicht op een ondeugdelijke motivering berust. De beroepsgrond slaagt.
6. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat hij meer had moeten vertellen over de bende uit zijn buurt. Eiser heeft veel over hen verteld. Als verweerder hierover meer informatie had willen verkrijgen, had het op de weg gelegen om hierover (nadere) vragen te stellen. Dat is nagelaten. Nogmaals moet benadrukt worden dat het niet om een onbekende bende gaat, maar dat de bende geen naam had. Ten aanzien van de documenten die eiser heeft overgelegd over de aangiftes bij de polities en medische behandeling die hij nodig had na de mishandelingen, wordt slechts door verweerder gesteld dat deze de homoseksualiteit niet vermelden en dat de echtheid daarvan niet vast staat. Verweerder heeft geen enkel onderzoek daarnaar gedaan en ook niet of de wijze van het doen van aangifte overeenkomt met de gang van zaken in Trinidad. Dat er aangiftes zijn gedaan, blijkt uit de getekende ontvangstbevestiging onderaan het rapport. Nagelaten is om te betrekken in de beoordeling of de gebeurtenissen en de behandelingen in het ziekenhuis overeenkomen. Gezien het advies van de FMMU waarin de medische klachten zijn vast gesteld, had verweerder dit niet achterwege kunnen laten. Naar de littekens is verder niet gekeken, behalve naar die op zijn pols.
6.1
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit primair op het standpunt gesteld dat, omdat eiser niet wordt gevolgd in zijn gestelde homoseksualiteit, hij ook niet kan worden gevolgd in de gestelde problemen met de bende aangezien de reden voor het ontstaan van de problemen (de homoseksuele gerichtheid van betrokkene) ontbreekt. Daarnaast heeft verweerder het standpunt ingenomen dat eiser niet concreet kan maken welke bende dit is en hoe de leden (dan wel een lid van deze bende) heten. Aangezien eiser stelt te vrezen voor zijn leven, is dit bevreemdingwekkend. Voorts heeft eiser verklaard dat de leden van de bende met zijn moeder spraken en hij hier met zijn moeder over sprak. Dat eiser vervolgens aan alle kennis aangaande deze bende ontbeert, is onnavolgbaar.
Eiser heeft ter onderbouwing meerdere documenten overgelegd. Hieraan kan echter niet de waarde worden toegekend die eiser aan de documenten wenst toe te kennen. De overgelegde documenten maken dan wel melding van incidenten en ziekenhuisbezoeken, er blijkt geen enkel verband uit tussen de informatie uit de stukken en de gestelde homoseksuele gerichtheid en de problemen met de onbekende bende. Nog los daarvan komt daar nog bij dat de authenticiteit van de politierapporten evenmin is vast te stellen, aangezien een groot deel daarvan met de hand is geschreven. Dit kan derhalve door eenieder met de hand worden ingevuld. Vast blijft staan dat het in geval van een aangifte gaat om het verhaal van degene die de aangifte doet. Dit verhaal wordt immers opgenomen in de aangifte. Indien niet is gebleken van onderzoeksresultaten of een proces-verbaal van bevindingen naar aanleiding van de aangifte, kan de aangifte niet dienen als bewijs dat daadwerkelijk is gebeurd wat in de aangifte is opgenomen. Nu eiser geen document heeft overgelegd waaruit resultaten van enig onderzoek na de aangifte blijken of een proces-verbaal van bevindingen heeft overgelegd, heeft hij met de politierapporten de gestelde problemen niet aannemelijk gemaakt. Een nader onderzoek van deze documenten op authenticiteit ligt daarom niet in de rede. Dat de geconstateerde littekens niet zijn meegenomen in het voornemen leidt niet tot aanpassing van het voornemen. Eiser heeft op geen enkele wijze nader gemotiveerd dan wel geconcretiseerd hoe de littekens verband houden met zijn homoseksuele gerichtheid, dan wel met de gestelde problemen.
In het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat uit de overgelegde ‘verkorte verklaring van onderzoek documenten’ van 1 december 2016 blijkt dat de authenticiteit van de stukken die eiser heeft overgelegd, bij het ontbreken van voldoende betrouwbaar referentiemateriaal niet kan worden vastgesteld.
6.2
Met betrekking tot het primaire standpunt van verweerder dat eiser niet kan worden gevolgd in de gestelde problemen met de bende, aangezien de reden voor het ontstaan van de problemen, te weten zijn homoseksuele gerichtheid, niet wordt geloofd, overweegt de rechtbank als volgt. Aangezien uit rechtsoverwegingen 4.2.2 en 5.2 volgt dat het standpunt van verweerder over de ongeloofwaardigheid van het element “de homoseksuele gerichtheid” op een ondeugdelijke motivering berust, geldt hetzelfde voor het door verweerder primair ingenomen standpunt met betrekking tot de geloofwaardigheid van het relevante element “problemen met een bende vanwege zijn seksuele geaardheid”.
6.2.1
Voor zover verweerder heeft gesteld dat het bevreemdingwekkend is dat eiser niet concreet kan maken welke bende het is en hoe de leden heten, mede gelet op het feit dat zijn moeder met hen sprak, overweegt de rechtbank als volgt.
Eiser heeft blijkens pagina 10 van het nader gehoor als volgt verklaard:
“Wat kunt u vertellen over deze bende?Toen ik nog in [naam wijk] woonde, sprak mijn moeder af en toe met de leden van deze bende. Ik heb nooit met hen gesproken, maar zij vroegen wel aan mijn moeder waarom ik nooit met hen sprak. Een van deze bendeleden die heeft een broer die politieagent is. De bende heeft ook banden met andere bendes in andere delen van Trinidad. De meesten van hen die werken niet, ze rijden gewoon rond in hun auto’s, drinken bier en roken wiet. Zij hebben ook connecties in Venezuela. Die gebruiken zij voor het verkrijgen van wapens en drugs.
Gaat deze bende door met een naam?Ik weet dat niet, ik ken geen naam. Ik herken wel hun gezichten.”
Eiser heeft een verklaring gegeven voor het feit dat hij de naam van de bende niet kent. De gehoormedewerker heeft hierop niet doorgevraagd en evenmin is aan eiser gevraagd waarom hij de namen van de bendeleden nooit heeft gevraagd. Voorts blijkt uit de verklaring van eiser niet dat zijn moeder de namen of andere bijzonderheden van de bende wel kende. De omstandigheid dat de moeder van eiser kennelijk met bendeleden heeft gecommuniceerd, brengt nog niet automatisch mee dat zij ook hun namen kent. Verweerder heeft dit in het bestreden besluit dan ook niet als “onnavolgbaar” kunnen tegenwerpen.
6.2.2
De rechtbank stelt verder vast dat de door eiser overgelegde aangiftes bij de politie in Trinidad voorgedrukte standaard-aangifteformulieren lijken te zijn, die gedeeltelijk door de verbalisant nader moeten worden ingevuld. De omstandigheid dat de aangifteformulieren met de hand zijn ingevuld, brengt nog niet mee dat de aangiftes reeds daarom niet authentiek kunnen zijn en niet zouden kunnen dienen als onderbouwing van de verklaring van eiser dat hij na de belagingen door de bende naar de politie is gegaan. Immers, ook de Koninklijke Marechaussee in Nederland maakt gebruik van standaardformulieren die met de hand worden ingevuld. Deze praktijk is op zich niet vreemd. Voorts bevatten de formulieren de namen, nummers en handtekeningen van de verbalisanten. Verweerder had middels onderzoek kunnen verifiëren of dit daadwerkelijk politiefunctionarissen zijn bij het politiebureau dat in het formulier wordt genoemd. De overgelegde aangiftes zijn daarom ook controleerbaar. Voor zover verweerder heeft gesteld dat een aangifte enkel het verhaal is van de aangever en eiser geen documenten heeft overgelegd waaruit onderzoeksresultaten van enig onderzoek na de aangifte blijken die de aangifte ondersteunen, is de rechtbank van oordeel dat dit een te verstrekkend standpunt is. Eiser heeft immers met het overleggen van de aangiftes en de medische verklaringen voldaan aan zijn inspanningsverplichting om zijn verklaringen over de door hem gedane aangiftes bij de politie naar aanleiding van de door hem gestelde problemen te onderbouwen. Het gaat dan te ver om deze documenten enkel te diskwalificeren omdat eiser niet nog meer documenten over heeft kunnen leggen. Verweerder heeft zijn stelling dat aan de overgelegde documenten niet de waarde worden toegekend die eiser aan de documenten wenst toe te kennen, daarom ondeugdelijk gemotiveerd. Dat uit de verkorte verklaring van onderzoek documenten van 1 december 2016 blijkt dat de authenticiteit niet kan worden vastgesteld, leidt niet tot een ander oordeel omdat daaruit volgt dat evenmin kan worden vastgesteld dat de overgelegde documenten vals zijn.
De beroepsgrond slaagt.
7. Eiser voert voorts aan dat verweerder ten onrechte tegenwerpt dat hij niet zeker weet of hij een transgender is. Hij twijfelt daar nog over en is er voor zichzelf nog niet over uit. Hetgeen in de bestreden beslissing wordt gesteld, is dan ook onbegrijpelijk en kan hem niet worden tegengeworpen.
7.1
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser niet eenduidig heeft verklaard over zijn seksuele gerichtheid. Eiser heeft pas op de tweede dag van het nader gehoor verklaard dat hij overweegt om transgender 'te worden'. Nog afgezien van het feit dat eiser dit niet eerder dan op pagina 30 van het nader gehoor kenbaar heeft gemaakt, wordt niet ingezien dat eiser niet concreter heeft kunnen verklaren over zijn persoonlijke ervaringen als transgender. Juist wanneer het een zeer ingrijpende stap is, zoals in de zienswijze wordt aangevoerd, mag van hem worden verwacht dat hij hier meer over heeft nagedacht en over kan verklaren. De zienswijze geeft daarom geen aanleiding om het voornemen in deze niet langer te handhaven.
7.2
Uit het verslag van het nader gehoor (pagina 30) blijkt het volgende:
“U vertelde zojuist dat u transgender wilt worden. U heeft dit niet eerder verteld. Wat is de reden dat u daar nu mee komt?Gister tijdens het gehoor vertelde ik al dat ik altijd borsten en heupen wilde hebben. Ik dacht erover na en heb het opgezocht op internet. Ik wil er meer over te weten komen voordat ik er volledig voor ga en de procedure door ga.
Dat is geen antwoord op de vraag. Wat is de reden dat u er nu pas mee komt dat u ook daadwerkelijk transgender wilt worden? Dit is toch wel een vrij essentieel onderdeel van uw asielrelaas.De reden dat ik het niet eerder heb verteld, is omdat ik niet echt de mogelijkheid kreeg bij de vragen om dat te vertellen.”
De rechtbank ziet de verklaring van eiser dat hij de eerste dag wel heeft willen vertellen over het transgender worden maar dat hij daartoe niet echt de mogelijkheid kreeg, bevestigd in het verslag van het nader gehoor. Eiser heeft op de eerste dag van het nader gehoor (pagina 13) als volgt verklaard, waarna hij door de gehoormedewerker is onderbroken:
“Zoals een vrouw eigenlijk iedere maand menstrueert, zo heb ik ook in mijn eigen lichaam een aantal gelijke veranderingen in mijn lichaam. Zo voel ik in mijn lichaam een bepaalde spanning waarvoor ik weleens naar de dokter ben geweest. Die vertelde mij dat ik een hormonale schakeling heb waardoor ik iets uit evenwicht ben. Een vrouw geeft aan haar kind, een meisje, het X-chromosoom door. Ik en mijn moeder zijn bijna identiek, wij lopen bijna hetzelfde. Het enige verschil is de manier waarop wij spreken.
Ik onderbreek u even. Ik wil het allereerst met u hebben over uw geaardheid, het gevoel dat u heeft voor mannen.(…)”
Eiser vertelt vervolgens toch verder hierover (pagina 14):
“Ergens in de geest, diep van binnen, zijn wij allemaal wezens die in en uit ademen. In die wezens bestaat niet echt een geslacht. Het lichaam is slechts een uiting, slechts iets fysieks. De geest zit op een ander niveau. Voor mij is homoseksueel zijn in evenwicht zijn en hetero zijn is dat voor mij niet. Dat is iets dat heel diep in mij zit, dat je toch moet ontdekken en waar je op zoek naar moet gaan. Niet iedereen doet dat of kan dat.”
En dan nog op pagina 15:
“Toen ik als kind in de spiegel keek, wilde ik graag borsten hebben en brede heupen. Die gevoelens heb ik altijd al gehad.
U noemt twee verschillende dingen die los van elkaar kunnen staan, enerzijds homoseksualiteit en anderzijds dat u graag vrouwelijke kenmerken wilde hebben. Wat is voor u het verband tussen deze twee?Je moet dat niet mixen. In een relatie heb je iemand die neemt en iemand die geeft. Ik heb soms het gevoel dat ik graag meer vrouwelijk wil zijn, in een relatie ook.”
En dan weer op pagina 17 van het nader gehoor, zijnde ook op de eerste dag, op de vraag hoe hij zijn jeugd heeft ervaren in relatie tot zijn geaardheid:
“Het begin, in mijn kindertijd, schaamde ik mij omdat ik bepaalde zaken niet wist. Mijn moeder heeft mij ook meer opgevoed als meisje, daardoor ontstonden confrontaties met anderen.
Waar schaamde u zich dan voor?Iedereen op school was op een bepaalde manier gekleed, zo waren bij de meisjes de kousen opgetrokken tot de knieën. Mijn moeder deed dat ook, en ook kamde ze mijn haren als bij een meisje. Maar op die leeftijd wil je zijn als andere jongens, dus ik schaamde mij daarvoor.”
Gelet op het voorgaande heeft verweerder ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij pas op de tweede dag van het nader gehoor heeft verklaard dat hij overweegt om transgender 'te worden'.
Voorts heeft eiser aangegeven dat hij er nog niet over uit is of hij transgender wil worden, zodat verweerder zonder nadere toelichting niet kan tegenwerpen dat eiser niet concreter heeft kunnen verklaren over zijn persoonlijke ervaringen als transgender. Eiser heeft immers nog geen persoonlijke ervaringen als transgender. Daarbij weegt de rechtbank mee dat eiser wel een en ander over zijn persoonlijke ervaring heeft kunnen vertellen namelijk (pagina 31 en volgende van het nader gehoor):
“Bij een transgender komen de innerlijke overtuiging van het geslacht en het lichamelijk niet met elkaar overeen toch?Elk mens heeft iets in zich wat niet mannelijk of vrouwelijk is. Het vlees zit daar omheen. Sommige mensen worden geboren en zien eruit als mannen, en sommigen als vrouwen. Maar wat echt van binnen zit, is niet echt mannelijk of vrouwelijk.
En hoe identificeert u zich dan? Van binnen?De ziel heeft geen geslacht, het is niet mannelijk of vrouwelijk. Die is helemaal in balans. Zo is het van binnen.
(…)
Voordat wij met pauze gingen vroeg ik u hoe u zich van binnen identificeert. Kunt u dat nog vertellen?Van binnen voel ik een vrouwelijke entiteit. Maar de ziel heeft geen geslacht. Ik weet dat ik er fysiek als een man uitzie, maar ik wil graag dat de mannelijkheid in balans gebracht wordt door het worden van een transgender.”
De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond slaagt.
8. Op grond van al het voorgaande concludeert de rechtbank dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen.
9. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 992,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming
van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 992,- te
betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.O.P. Roché, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. Martens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 december 2016.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel