ECLI:NL:RBDHA:2016:16512

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2016
Publicatiedatum
5 januari 2017
Zaaknummer
09/797436-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijk geweld wegens onvoldoende bewijs van bijdrage aan geweld

Op 10 februari 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijk geweld tegen [slachtoffer 1] op 5 oktober 2014 in de Spionkopstraat te 's-Gravenhage. De verdachte werd ervan beschuldigd samen met anderen [slachtoffer 1] te hebben mishandeld, waarbij hij meermalen tegen het hoofd en lichaam zou hebben geschopt en geslagen. Tijdens de zittingen op 10 februari 2015 en 27 januari 2016 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. S.A. Minks, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. S. van der Eijk, gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangiften van de slachtoffers onvoldoende bewijs boden om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastegelegde feiten. De verklaringen van de slachtoffers en getuigen waren niet specifiek genoeg om de betrokkenheid van de verdachte bij de geweldsincidenten te bevestigen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de hem tenlastegelegde feiten. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen.

Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1], niet ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De kosten die de verdachte heeft gemaakt ter verdediging tegen deze vorderingen zijn begroot op nihil. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de rechters E.C. Kole, S.M. de Bruijn en J.E. Bierling, en is openbaar uitgesproken op 10 februari 2016.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/797436-14
Datum uitspraak: 10 februari 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
verblijfadres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 10 februari 2015 en 27 januari 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr.
S.A. Minks en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. S. van der Eijk, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 oktober 2014 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft/hebben geschopt (terwijl hij op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 oktober 2014 te ’s-Gravenhage openlijk, te weten op of aan de openbare weg, Spionkopstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit
- het meermalen, althans eenmaal, schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of
het lichaam en/of
- het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of
het lichaam;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 oktober 2014 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer 1] ) meermalen, althans eenmaal,
- tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of
- tegen het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen,
waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 05 oktober 2014 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft/hebben geschopt (terwijl hij op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 oktober 2014 te ’s-Gravenhage openlijk, te weten op of aan de openbare weg, Spionkopstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit
- het meermalen, althans eenmaal, schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of
het lichaam en/of
- het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of
het lichaam;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 oktober 2014 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer 1] ) meermalen, althans eenmaal,
- tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of
- tegen het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen,
waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

3.Overwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het hem onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde en dat bewezen wordt verklaard dat hij zich aan het onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair tenlastegelegde heeft schuldig gemaakt.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte in zijn geheel moet worden vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Vrijspraak feit 1 primair en feit 2 primair
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem tenlastegelegd is onder feit 1 primair en feit
2 primair, nu het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan die feiten.
Vrijspraak feit 1 subsidiair en meer subsidiair en feit 2 subsidiair en meer subsidiair
Op 5 oktober 2014 doen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] aangifte. Zij verklaren dat zij op die dag rond 2 uur ’s nachts bij het thuiskomen in de Spionkopstraat te Den Haag werden aangevallen en mishandeld door een groep van vijf mannen die zij herkenden als eveneens woonachtig in de Spionkopstraat. Beide aangevers verklaren geslagen en geschopt te zijn tegen het lichaam en het hoofd en [slachtoffer 1] verklaart ook dat hij tegen de grond is gegooid en bewusteloos is geraakt.
In het dossier bevinden zich medische verklaringen waaruit blijkt dat bij [slachtoffer 1] een blauw oog rechts en een bloeduitstorting van het oog en bij [slachtoffer 1] een zwelling van het aangezicht en enkele losse voortanden is/zijn vastgesteld.
Op 5 oktober 2014 om 01.55 uur bevinden verbalisanten zich, naar aanleiding van een melding, in de Spionkopstraat en treffen daar aangevers met bloed in het gelaat en op de kleding, met een versufte blik en wankelend op hun benen, en een persoon genaamd [slachtoffer 2] aan. De mannen verklaarden ter plekke dat ze aldaar door 5 Poolse mannen in elkaar waren geslagen en dat de Poolse mannen allen de woning aan de Spionkopstraat 138 waren ingegaan. Kort hierna heeft de politie de bewuste woning betreden en aldaar zijn vijf mannen, samen met drie vrouwen, aangetroffen.
Verdachte is één van de 5 mannen die die nacht in de woning zijn aangetroffen. Hij heeft verklaard dat hij weliswaar in de woning aanwezig was, maar niets te maken had met de vechtpartij op straat.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan de vechtpartij en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan het hem tenlastegelegde.
De rechtbank stelt allereerst vast dat aangevers niet specifiek over geweldshandelingen of een andere bijdrage aan geweld door verdachte hebben verklaard. De door hen verstrekte signalementen van de geweldplegers wijzen ook niet direct in de richting van verdachte. Getuige [getuige 1] , die eveneens werd belaagd door de groep mannen, maar die heeft kunnen weglopen, heeft verdachte weliswaar herkend als behorend tot een grote groep mannen die aangevers mishandelde, maar hij heeft niet verklaard over de bijdrage die verdachte aan dit geweld heeft geleverd. Datzelfde geldt voor de getuige [getuige 2]
die een signalement heeft gegeven van een man met grijs tot wit haar, een haarkleur vergelijkbaar met die van verdachte, maar zij heeft ook verklaard niet gezien te hebben wat de man heeft gedaan.
De rechtbank merkt voorts op dat getuige [getuige 3] , geconfronteerd met een foto van verdachte, heeft verklaard dat verdachte
mogelijkde man is die een zwart t-shirt droeg en aan het vechten was, maar deze verklaring vindt geen enkele bevestiging in het dossier. Dit klemt temeer nu juist mededader [medeverdachte] , van wie is vastgesteld dat hij de nacht van
5 oktober 2014 gekleed was in een zwart t-shirt, heeft bekend met aangevers te hebben gevochten.
Enkele van de overige in deze zaak gehoorde getuigen hebben ook beschrijvingen gegeven van bij de vechtpartij betrokken mannen, maar deze beschrijvingen wijzen, vanwege hun algemene en uiteenlopende karakter, niet direct in de richting van verdachte.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat nu niet vastgesteld kan worden welke gewelds-handelingen of (significante en wezenlijke) bijdrage verdachte aan de geweldpleging heeft geleverd, verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs (ook) moet worden vrijgesproken van feit 1 subsidiair en meer subsidiair en feit 2 subsidiair en meer subsidiair.

4.De vorderingen van de benadeelde partijen

[slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] hebben beiden een vordering benadeelde partij ingediend in verband met geleden schade, te weten materiële schade en immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, nu verdachte wordt vrijgesproken van alle hem tenlastegelegde feiten.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen dienen te worden veroordeeld in de kosten die verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
5. De beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Kole, voorzitter,
mr. S.M. de Bruijn, rechter,
mr. J.E. Bierling, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Manintveld, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 februari 2016.