ECLI:NL:RBDHA:2016:16488
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening en verantwoordelijkheidscriteria
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 december 2016 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser, een Algerijnse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit was gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en de Dublinverordening, die bepaalt welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van asielverzoeken.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij hij betoogde dat Duitsland niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor zijn asielaanvraag, omdat hij geen formeel asielverzoek had ingediend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de registratie van zijn vingerafdrukken in Eurodac voldoende bewijs was dat hij in Duitsland asiel had aangevraagd. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de verwijzing naar artikelen in de media over de terugname van asielzoekers door Duitsland, verworpen en geconcludeerd dat Duitsland verantwoordelijk blijft voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming.
De rechtbank heeft ook de stelling van eiser dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de inhoud van het rapport waar eiser zich op beriep, niet voldoende onderbouwd was om aan te nemen dat Duitsland niet aan zijn verplichtingen zou voldoen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geoordeeld dat verweerder terecht de behandeling van het asielverzoek niet aan zich heeft getrokken. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.