Procedure
Bij beschikking van 14 januari 2015 van deze rechtbank:
- zijn de verzoeken van de moeder met betrekking tot het gezag en de consultatieregeling afgewezen;
- is bepaald dat de vader de moeder, vanaf 27 januari 2015 om de twee maanden, schriftelijk informatie zal verschaffen betreffende de (sociale) ontwikkeling en gezondheid, eventuele hobby’s en de gang van zaken op school van de minderjarige op school in de toekomst, alsook dat de vader de moeder informeert over toekomstige medische behandelingen van de minderjarige en de voortgang van de lopende medische behandeling van de minderjarige, waarbij hij, zolang er geen omgang van de moeder met de minderjarige plaatsvindt, elke twee maanden een recente goedgelijkende (digitale) foto van de minderjarige aan de moeder verstrekt;
- is de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) verzocht een onderzoek te verrichten naar de vraag of er sprake is van bezwaren als genoemd in artikel 1:377a, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW), die in de weg staan aan het recht op omgang, dat de moeder met de minderjarige heeft. Indien hiervan niet blijkt, heeft de rechtbank de raad verzocht een vervolgonderzoek te doen naar de wijze waarop contactherstel gerealiseerd kan worden, indien nodig met behulp van proefcontacten. De rechtbank heeft daarbij voorts opgemerkt op dat het de raad vrij staat om zo nodig het onderzoek verder uit te breiden met een kinderbeschermingsonderzoek.
Vervolgens is, in afwachting van rapportage en advies van de raad, een verdere beslissing ten aanzien van de omgang en de ondertoezichtstelling pro forma aangehouden tot
15 april 2015.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
- een brief d.d. 30 januari 2015 van de zijde van de vader;
- een brief d.d. 6 februari 2015 van de zijde van de moeder;
- een brief d.d. 27 februari 2015 van de raad;
- een brief d.d. 7 mei 2015, met bijlage, van de zijde van de moeder;
- een brief d.d. 5 juni 2015 , met bijlage, van de zijde van de moeder;
- een brief d.d. 9 juni 2015 van de raad;
- een brief d.d. 18 juni 2015 van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, kenmerk: [kenmerknummer]
- een brief d.d. 19 januari 2016, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
- een brief d.d. 26 januari 2016 van de zijde van de vader;
- een brief d.d. 4 februari 2016 van de raad;
- een brief d.d. 13 april 2016 van de raad;
- het rapport d.d. 4 augustus 2016 van de raad (kenmerk [kenmerknummer] , met de reacties
daarop van de moeder en de vader;
- een brief d.d. 9 augustus 2016 van de moeder;
- een brief d.d. 13 november 2016 van de zijde van de moeder;
- een F9-formulier d.d. 13 november 2016 van de zijde van de moeder;
- een brief d.d. 15 november 2016 van de zijde van de vader;
- een brief d.d. 16 november 2016 van de bijzondere curator;
- een brief d.d. 18 november 2016, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
- een e-mail van de advocaat van de moeder met één bladzijde van een bijlage bij de brief
d.d. 18 november 2016, thans wel leesbaar.
Op 24 november 2016 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de vader met zijn advocaat, de moeder met haar advocaat en vergezeld van [naam] , tolk in de Engelse taal, de bijzondere curator en de heer [medewerker RvdK] namens de raad. Van de zijde van de vader en de moeder zijn pleitnotities overgelegd.
De rechtbank heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling op 24 november 2016 in raadkamer met de minderjarige gesproken.