6.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in acht genomen.
De verdachte en zijn twee mededaders hebben zich in een tijdbestek van een aantal maanden, van 21 november 2015 tot 26 februari 2016, schuldig gemaakt aan een reeks, in ernst oplopende misdrijven. De overval in de woning te Zoetermeer, die ook ten laste is gelegd als een wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangeefster en haar dochter, leidde uiteindelijk tot de aanhouding van de verdachte en in totaal acht medeverdachten.
De verdachte en de twee andere hoofdverdachten, respectievelijk 16, 17 en 18 jaar oud ten tijde van de woningoverval en allen (nagenoeg) first offender, hebben zich in deze periode allereerst schuldig gemaakt aan een drietal woninginbraken, die grote gelijkenis vertonen qua voorbereiding, aanpak, uitvoering en oogmerk. De verdachte heeft zich op zijn eigen school in Zoetermeer doelbewust gericht op medeleerlingen/ klasgenoten, waarvan hij meende dat hun families vermogend of zelfs 'rijk' waren, kortom woningen waar naar zijn oordeel veel te stelen viel. Vervolgens heeft verdachte op slinkse wijze contact gelegd, onderhouden en geïntensiveerd met deze meisjes, door naast hen te gaan zitten in de klas, informatie te vergaren over komende afwezigheid door werk of familievakanties en zelfs bij hen thuis te komen. Uiteindelijk heeft hij, zonder dat de meisjes het doorhadden, hun sleutelbossen weten te bemachtigen. Ook heeft hij, zoals verdachte zelf appt, “kkrslim” zonder dat iemand argwaan kreeg achterhaald of wel het hele gezin op een bepaald tijdstip afwezig zou zijn, en deze informatie trots op voorhand gedeeld met de medeverdachten. Aansluitend hebben er bij die meisjes thuis woninginbraken plaatsgevonden, met behulp van een valse sleutel. De buit was steeds aanzienlijk, maar kennelijk niet genoeg gelet op de overweldigende aanhoudende zucht naar geld van de verdachten.
Opmerkelijk hierbij is, zoals de rechtbank uit de stukken heeft begrepen, dat verdachte zeker geen geldzorgen kende; hij is een VWO scholier, bezit een goede intelligentie, twee goed opgeleide, werkende ouders en een duidelijke toekomstperspectief; verdachte wil, net zoals zijn vader, tandarts worden. In financieel opzicht is verdachte zonder enige zorg; verdachte heeft medegedeeld genoeg van zijn vader te krijgen, hij wordt financieel gesteund en als hij iets nodig heeft dan krijgt hij geld.
Het vooruitzicht bij de verdachten dat men als alles volgens plan zou gaan niet een, niet twee maar drie woninginbraken zou kunnen plegen bij schoolgenoten heeft bij de verdachte - zo blijkt in de groepsapp - groot enthousiasme opgewekt over de verwachte buit.
De verdachten hebben geappt nu “rijk” te worden, en verdachte is naar het oordeel van de rechtbank de woninginbraken ook duidelijk aan het organiseren en strategisch aan het plannen. Verdachte heeft daarbij onder andere geschreven: “Maar eerst die andere twee. Want als we die van D. pakken gaan we lang stil zitten. Hoe groter de buit hoe hongeriger”. Duidelijk is dat de verdachten voornemens waren een klapper te maken waarop verdachte zoals hij zelf heeft aangegeven niet kan wachten, en dat de gedachte aan berooide, bestolen klasgenoten die een leeg huis zouden aantreffen iets was waar de verdachten zich bij voorbaat over verkneukelden.
Zo appt verdachte op 10 november 2015 dat “hij het huis van S. helemaal leeg wil halen, zodat ze niet meer kunnen leven” en vervolgens “…. En dan G. Zodat ze ergens achter de ramen moet werken”. Dat op enig moment diverse medescholieren zouden vertellen dat hun huis was leeggeroofd is op de groepsapp uitvoerig besproken door de verdachten; van enige compassie met de gedupeerden, of aarzeling bij de uitvoering van de inbraken bij schoolgenoten, is de rechtbank niets gebleken.
Deze nietsontziende, berekenende en meedogenloze houding van de jonge verdachten acht de rechtbank schokkend en ontluisterend.
Op 16 december 2015 is in de groepsapp-gesprekken waaraan de verdachten deelnamen voor het eerst geschreven over het stelen uit een woning in aanwezigheid van een bewoner. Zo wordt geappt: “Met iemand thuis. Binden ze vast en vragen waar is de kluis. (…) Dit gebeurt elke dag. Hiermee pakken we geld.“ Ook hebben de verdachten overwogen dat zo een eventueel alarm kon worden omzeild.
Dit scenario is uiteindelijk op 25 februari 2016 door de verdachten, goed voorbereid en weloverwogen, uitgevoerd. In de aanloop tot deze woningoverval – begin februari - heeft verdachte eerst een medeleerlinge benadert teneinde haar uit te horen over de locatie van het huis, de veronderstelde rijkdom van de familie en de mogelijkheid een huissleutel te bemachtigen. Uiteindelijk heeft verdachte deze medeleerlinge medegedeeld dat een sleutel niet meer nodig was. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat op dit moment het plan om een overval te plegen op het moment dat de bewoners dus thuis zouden zijn vaste vorm heeft gekregen.
In de aanloop tot deze woningoverval heeft verdachte voorbereidingen getroffen. Uit Snapchat berichten was verdachte te weten gekomen dat de vader van het gezin die avond met de schoolgenote van verdachte, de oudste dochter, afwezig zou zijn. Men rekende dus alleen op de moeder van het gezin, en zij werd ook waargenomen tijdens een voorobservatie door verdachte. Er is een touw meegenomen, en de twee verdachten die achter de aanbellende [medeverdachte 1] stonden hebben zich, met sjaals en capuchon vermomd, verdekt opgesteld. De verdachten zagen na het aanbellen dat de jongste dochter, destijds zeven jaren oud thuis was, maar dat heeft de verdachten niet weerhouden van het voorgenomen plan. Dat was immers, zo hebben de verdachten verklaard, zonde van alle voorbereiding, en [medeverdachte 1] heeft daarover expliciet verklaard dat hij wilde dóórgaan, anders was hij daar voor niets.
Nadat aangeefster de voordeur heeft geopend is het geweld dat op haar wordt uitgeoefend ogenblikkelijk en overweldigend. Zij kwam ten val omdat de verdachten direct bovenop haar sprongen en haar duwden; de verdachten hebben direct om geld en sieraden gevraagd; haar iPhone werd meteen uit handen van het dochtertje gepakt en zij moest haar ringen afdoen. Aansluitend werd zij door de verdachten naar de slaapkamer gedirigeerd waar zij herhaaldelijk is geslagen en geschopt. De hele woning is doorzocht waarbij een grote ravage is aangericht. De jongste dochter is in haar eigen slaapkamer door verdachte vastgebonden en zij kreeg te horen dat zij daar moest blijven. Het geweld richting aangeefster is verergerd naarmate de overval voort duurde; uiteindelijk is bij aangeefster- haar handen waren al vastgebonden- met kracht een panty in haar mond gepropt, is haar gezicht omwikkeld met een trui en daaroverheen een riem, en is zij in deze toestand- vastgebonden en weerloos- opnieuw met kracht meermalen geslagen en geschopt. Ook is er een kast op haar gegooid.
Uit de aangifte, de medische informatie in het dossier en uit hetgeen aangeefster ter terechtzitting in haar slachtofferverklaring heeft voorgelezen, blijkt zonder enige twijfel dat zij doodsangsten heeft uitgestaan, voor haar dochter en voor zichzelf. Zij is het slachtoffer geworden van een nachtmerrie die ruim een uur heeft geduurd. Aangeefster heeft daarbij opgemerkt, en de rechtbank volgt dat standpunt ook, dat het zwaarste letsel haar is aangedaan terwijl de verdachten hun meegenomen rugtas al ruimschoots hadden volgestopt met een enorm geldbedrag, veel kostbare goederen, horloges en ringen, laptops, vier iPhones etc.
Daarna hebben de verdachten aangeefster opgesloten in haar slaapkamer en haar zo gewond, hulpeloos, geblinddoekt, gekneveld en bewusteloos achtergelaten. De verdachten hebben ook nog verklaard dat zij aangeefster bewusteloos hebben geslagen zodat zij de politie niet kon alarmeren, en niet alles meer zou weten. Eenmaal buiten hebben de verdachten de buit direct bekeken en diverse kostbaarheden meteen in het water gegooid omdat, naar de rechtbank begrijpt, cash geld als buit makkelijker is dan apparaten of kostbaarheden.
Alles overziend komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachten, geobsedeerd door geld en bezit, doelbewust en goed voorbereid aangeefster hebben overvallen waarbij een duidelijke taakverdeling was afgesproken, geweld was voorgenomen, en er ook tijdens de overval en vrijheidsberoving van aangeefster geen moment waarneembaar is geweest waarbij de verdachten controle of overzicht hebben verloren, enige terughoudendheid hebben betracht of het besef hebben gekregen welk leed aangeefster en haar zevenjarige dochtertje werd aangedaan.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 april 2016, is de verdachte in het verleden niet eerder veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van [naam 1] , kinder- en jeugdpsychiater (supervisor) en [naam 2] , kinder- en jeugdpsychiater (supervisant) d.d. 20 september 2016, van het psychiatrisch onderzoek en op het rapport van [naam 3] , GZ-psycholoog d.d. 20 september 2016 van het psychologisch onderzoek.
Bevindingen psychiaters
De beïnvloedbaarheid waar de verdachte over spreekt, is in het onderzoek door de psychiaters niet naar voren gekomen. De psychiaters concluderen dat de verdachte zijn rol in de gepleegde feiten bagatelliseert en de oorzaak volledig buiten zichzelf legt. Hij neemt hiermee afstand van zijn eigen verantwoordelijkheid. Bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een gedragsstoornis NAO (niet anders omschreven) en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische kenmerken. Hoewel bij de verdachte sprake was van middelengebruik, zijn de ten laste gelegde feiten niet te verklaren door middelenmisbruik door de verdachte. De verdachte was tijdens het plegen van de feiten mogelijk onder invloed. Dit neemt echter niet weg dat hij tijdens het langdurige plannen van de inbraken en de overval regelmatig niet onder invloed is geweest. Hoewel ten tijde van de gepleegde feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling, hebben de rapporteurs geadviseerd om de verdachte zijn gedrag ten tijde van alle ten laste gelegde feiten volledig toe te rekenen. Hierbij speelt de langdurige, planmatige en berekenende aanpak van de verdachte een grote rol. Gelet op de voortrekkersrol van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten, de planmatige aanpak en het forse geweld dat is toegepast bij de woningoverval, wordt het recidiverisico hoog ingeschat.
De psychiaters hebben geadviseerd een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Het is van belang dat de verdachte inzicht leert verwerven in de ernst van de feiten, ondersteund wordt in het maken van prosociale keuzes en het onderhouden van positieve relaties met leeftijdsgenoten. Gevreesd wordt dat de verdachte de behandeling in een ambulant kader zal ontlopen. Daarbij is er bij de verdachte geen intrinsieke motivatie om enige behandeling te ondergaan. Bij een behandeling binnen een ambulant kader wordt overigens een groot beroep op de ouders gedaan. De ouders zijn de grip op de verdachte de afgelopen jaren echter kwijtgeraakt en zijn niet in staat geweest de zorgelijke ontwikkeling te keren. Dit maakt dat behandeling in het ambulante kader onvoldoende toereikend is. Ondanks dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was ten tijde van de gepleegde feiten, wordt toch een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel geadviseerd, daar de persoonlijkheid van de verdachte niet volledig is uitgerijpt en er middels dergelijke behandeling nog gewerkt kan worden aan de antisociale en narcistische kenmerken binnen zijn persoonlijkheidsontwikkeling.
In het aanvullend rapport d.d. 7 december 2016 hebben de psychiaters opgemerkt dat zij de indruk hebben dat de beantwoording door de verdachte van de aanvullende vragen voornamelijk wordt ingegeven door zijn huidige procespositie, nu hij zich zeer bewust is van het advies van de rapporteurs tot het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Eerder is gebleken dat de woningoverval in 2012, waarvan de verdachte en zijn zusjes slachtoffer zijn geweest, weinig tot geen invloed op de verdachte heeft gehad. Mocht er toch enige relatie bestaan tussen de woningoverval in 2012 en mogelijke angstgevoelens, dan is behandeling – gelet op de kwetsbaarheid van de verdachte – des te meer aangewezen.
De psychiaters hebben geconcludeerd dat de door de verdachte geuite spijtgevoelens voortkomen uit negatieve consequenties die het ten laste gelegde op zijn eigen leven heeft. Het berouw dat de verdachte toont komt niet zozeer voort uit invoelend vermogen naar de slachtoffers. Mocht de verdachte meer dan de psychiaters in de eerdere rapportage hebben kunnen vaststellen beïnvloed zijn door de medeverdachten, dan leidt deze beïnvloedbaarheid niet tot een bijstelling van het advies. De verdachte heeft de gevolgen van het ten laste gelegde kunnen overzien, maar desondanks de feiten gepleegd. Na de eerste fase van (klinische) behandeling zal het accent binnen de behandeling dienen te liggen in het resocialisatieproces. Een periode van residentiële behandeling wordt wel noodzakelijk geacht om de gehele behandeling te doen slagen.
Bevindingen psycholoog
Uit het onderzoek van de psycholoog is naar voren gekomen dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een gedragsstoornis NAO die inmiddels heeft geleid – indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden verklaard – tot een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische trekken. De verdachte is moeilijk aanspreekbaar en draait situaties om waarbij hij zijn eigen gedrag en verantwoordelijkheid bagatelliseert, vergoelijkt en/of externaliseert. Hij is zeer zelfbepalend en accepteert het gezag en de begrenzing onvoldoende. Hij is berekenend in zijn opstelling en planning. Zijn geweten is lacunair ontwikkeld en er is sprake van sterkte gerichtheid op de eigen behoeften en het (materiële) gewin ongeacht de emoties van en gevolgen voor een ander. Het ontbreekt de verdachte aan empathisch vermogen. De psycholoog heeft geconcludeerd dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was ten tijde van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat, gelet op het berekenende gedrag van de verdachte. Daarnaast is het feit dat hij nauwelijks aanspreekbaar is op zijn gedrag en zijn criminele gedrag vergoelijkt, bagatelliseert en externaliseert zeer zorgelijk. Hij laat weinig inzicht en reflectievermogen zien en het empathisch vermogen is niet aanwezig en niet voelbaar.
De psycholoog heeft geadviseerd aan de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Het is van belang dat een intensieve en klinische behandeling wordt ingezet, aangezien er meerdere doelstellingen en leerdoelen zijn om de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling te doen keren. Een langdurige klinische behandeling is aangewezen om de verdachte te bereiken en verantwoordelijkheid te laten nemen voor zijn gedrag en om het antisociale patroon van gedragingen te doorbreken.
Aan de hand van een op wetenschappelijk onderzoek gebaseerde Wegingslijst zijn de mogelijkheden voor en noodzaak van een voorwaardelijke en onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en de alternatieven nagegaan. Gebleken is dat de verdachte disfunctioneert door zijn psychopathologie, wat onder meer inhoud dat bij hem een gedragsstoornis is vastgesteld welke heeft geleid tot een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische kenmerken. Daarnaast is de ernst van de ten laste gelegde feiten groot en bestaat er een grote kans op verder crimineel ontsporen. De kans op recidive van een geweldsmisdrijf of ander crimineel gedrag is hoog. De ontwikkelingsmogelijkheden van de verdachte zijn beperkt vanwege de ernst van de gedragsproblemen, het beperkte inzicht en reflectievermogen en de lacunaire gewetensontwikkeling in combinatie met zijn berekenende gedrag.
De problematiek van de verdachte vraagt om een langdurige intensieve behandeling waarbij er voldoende toezicht en controle is en waarbij er intensief gewerkt moet worden aan de gestelde doelstellingen. De ouders zijn betrokken, maar zij zijn de grip op de verdachte kwijtgeraakt. Het pedagogisch klimaat in de thuissituatie schiet momenteel tekort, aangezien de verdachte duidelijke begrenzing nodig heeft. De behandelmogelijkheden worden gezien in een intensief klinisch kader met een duidelijk strafrechtelijk kader, hetgeen noodzakelijk is om de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling te keren. Er zijn onvoldoende alternatieven, zodat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt geadviseerd.
In het aanvullende rapport d.d. 6 december 2016 heeft de psycholoog geconcludeerd dat uit het onderhavige onderzoek geen aanwijzingen zijn gevonden die erop wijzen dat de ontwikkeling van de verdachte werd verstoord door de woningoverval in 2012, waarbij hij slachtoffer was. Van (volledige) beïnvloedbaarheid is evenmin gebleken. Niet is gebleken dat de verdachte gedwongen of aangezet werd tot het maken van de keuzes die hebben geleid tot het plegen van de ten laste gelegde feiten. Gelet op zijn intelligentieniveau moet de verdachte in staat worden geacht andere keuzes te maken. De psycholoog acht de opstelling van de verdachte weinig doorleefd van spijt en berouw, mede door de diverse incidenten in de justitiële jeugdinrichtingen, waarbij hij zich weinig voegt naar het gezag, stiekem gedrag vertoont en zelfbepalend gedrag laat zien. De verdachte lijkt vooral last te hebben van de consequenties die het ten laste gelegde voor hem heeft en dat hij werd aangehouden.
Advies van de Raad voor de Kinderbescherming
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 13 december 2016.
Uit het onderzoek door de Raad is gebleken dat de verdachte een laconieke houding inneemt, uitend in een gebrek aan inzet en motivatie en dat hij zich afzet tegen autoriteit. Ook tijdens zijn verblijf in de jeugdgevangenissen doen zich met name in het begin vele incidenten voor waarbij de verdachte een zelfbepalende, ongrijpbare en opruiende houding aanneemt.
De Raad kan in grote lijnen volgen waarom de Pro Justitia-rapporteurs tot het advies van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel komen, gebaseerd op de ernst van de feiten, de geschetste persoonlijkheidsproblematiek, de berekenende houding van de verdachte hierbij en het wisselende gedrag dat hij binnen de structuur en kaders van een Justitiële Jeugd Inrichting laat zien. Hoewel de verdachte niet eerder met politie/justitie in aanraking is gekomen, acht ook de Raad het van noodzakelijk belang dat er een strak en duidelijk kader wordt opgesteld waarbij strikte afspraken, sturing, controle en structuur gelden voor de verdachte, omdat gebleken is dat hij hierbij gebaat is. Tevens dient er een intensieve, relatief langdurige en niet vrijblijvende aanpak met een stevige stok achter de deur uitgezet te worden om de verdachte het volledige inzicht te geven in zijn (strafbaar) handelen, zijn achterliggende gedachten, gevoelens en emoties hierbij en te leren hier volledige verantwoordelijkheid voor te nemen. In het verlengde hiervan dient hij handvatten aangereikt te krijgen bij het maken van morele en prosociale keuzes, het vergroten van zijn (oplossingsgerichte) vaardigheden en het aangaan van positieve relaties met (prosociale) leeftijdsgenoten. Ook dient een positieve voortzetting van zijn schoolgang op passend niveau een belangrijk onderdeel van de behandeling te zijn.
Ook de Raad is van mening dat behandeling in het ambulante kader onvoldoende toereikend is. Daarbij geldt dat de manier waarop de verdachte zijn delictgedrag verklaart door externe factoren (softdrugsgebruik, verkeerde vrienden, bewijsdrang) in stand worden gehouden en mogelijk zelfs (onbewust) versterkt worden door de toedekkende manier waarop ouders op het gedrag van de verdachte reflecteren.
Bij de weging van een voorwaardelijke of onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is voor de Raad bepalend geweest dat er weinig tot geen inzicht verkregen kan worden in de grondslag van de twee gezichten die de verdachte kort voor en gedurende de periode van de delictgedragingen heeft laten zien, waarbij de grootste zorg is dat de verdachte in staat is geweest om gedurende een periode van een aantal maanden weloverwogen handelingen te treffen ter voorbereiding op de woninginbraken en woningoverval door zijn contacten instrumenteel in te zetten. Daarnaast is de manier waarop de verdachte zich gedurende zijn verblijf in de Hunnerberg en de eerste periode in de Hartelborgt op een negatieve, opruiende, stiekeme manier heeft opgesteld op de groep, bepalend geweest.
Doorslaggevend om uiteindelijk tot een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel te adviseren is de onberekenbare, ongrijpbare houding en gedrag van de verdachte, buiten het zicht om van zijn ouders, met verstrekkende gevolgen. Er is sprake van een verhoogde kans op herhaling. De risico’s bij een voorwaardelijke PIJ c.q. ambulante behandeling worden daarbij als onverantwoord en verstrekkend ingeschat.
Alles overziend acht de Raad een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte, alsmede de algemene veiligheid van personen.
Ter terechtzitting is namens de Raad in aanvulling op het rapport verklaard dat in de rapportages van de deskundigen onvoldoende is beschreven, dan wel onderbelicht is gebleven dat de mogelijkheden voor alternatieven voor een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, zoals een voorwaardelijke PIJ-maatregel, zijn onderzocht. De Raad heeft hier kritisch naar gekeken voor een zo zorgvuldig mogelijk beeld. Op basis van eigen onderzoek is de Raad tot de conclusie gekomen dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet toereikend is en dat zij aansluiting zoekt bij de door de deskundigen geadviseerde onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank onderschrijft de conclusies uit voornoemde rapportages, acht deze deugdelijk onderbouwd en zal de gegeven adviezen opvolgen.
De onvoorwaardelijke PIJ-maatregel
De rechtbank stelt vast dat de onder 1 en 2 gepleegde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiaters en de Raad voor de Kinderbescherming in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna te noemen: PIJ-maatregel) eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
De rechtbank komt met de psycholoog en evenals de officieren van justitie tot het oordeel dat verdachte ten aanzien van het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De wijze waarop deze feiten hebben plaatsgevonden en de externaliserende en bagatelliserende houding van verdachte passen in een bedreigde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Aannemelijk is dat deze stoornis het gedrag van verdachte ten tijde van het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde in enige mate heeft beïnvloed.
Uit alle hiervoor genoemde rapportages blijkt het unanieme advies om aan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
Voorts is gebleken dat de verdachte een langdurige, planmatige en berekenende aanpak heeft gehad ten aanzien van de ten laste gelegde feiten. Dat ambulante behandeling of behandeling in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel ontoereikend is, is de rechtbank voldoende gebleken uit de in de rapportages beschreven risicovolle houding van de verdachte. Hij lijkt geen enkel inzicht te tonen in de laakbaarheid van zijn gedrag, heeft een lacunaire gewetensontwikkeling en onvoldoende empathisch vermogen. Daarnaast was zijn handelen enkel gericht op eigen (financieel) gewin en heeft de verdachte geen rekening gehouden met de gevolgen die een gewelddadige woningoverval voor de slachtoffers zou hebben. Mede gelet hierop volgt de rechtbank ook met betrekking tot het verhoogde recidiverisico de conclusies van de deskundigen. Hierbij overweegt de rechtbank voorts dat de verdachte – ondanks alle positieve factoren in zijn leven en de omstandigheid dat hij naar eigen zeggen niets tekort kwam – toch betrokken is geraakt bij de ten laste gelegde feiten, waarbij onder meer fors geweld is toegepast. De verdachte heeft in de ten laste gelegde feiten een leidende rol gehad.
De rechtbank heeft daarbij ook overwogen dat het beeld van de deskundigen van verdachte hebben ook duidelijk naar voren komt in de houding die verdachte inneemt bij de politieverhoren. In deze verhoren heeft de verdachte een dwingende, sturende, stellige en neerbuigende houding aangenomen. Een houding die bepaald niet past, of verwacht zou worden, bij een minderjarige first offender zonder enig eerder politiecontact die voor het eerst gedetineerd is.
De rechtbank is – gelet op het vorenstaande – met de deskundigen en de Raad van oordeel dat het noodzakelijk is een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel aan de verdachte op te leggen.
De rechtbank overweegt dat de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Voorts is de rechtbank met de officieren van justitie van oordeel dat – gelet op de ernst van de feiten – naast de oplegging van voornoemde onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, de oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden is. De tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal op deze onvoorwaardelijke jeugddetentie in mindering worden gebracht.