ECLI:NL:RBDHA:2016:16448

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 december 2016
Publicatiedatum
3 januari 2017
Zaaknummer
09/857263-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval met vrijheidsberoving en diefstal door meerderjarige verdachten

Op 25 februari 2016 vond er een gewelddadige woningoverval plaats aan de Hofwegenstraat te Zoetermeer. Drie verdachten overrompelden het slachtoffer, een vrouw, toen zij de deur opendeed. Het slachtoffer werd gedwongen om haar geld en sieraden af te geven, terwijl haar zevenjarige dochter ook in de woning aanwezig was. De verdachten gebruikten geweld, waarbij het slachtoffer meerdere keren werd geslagen en geduwd. Tijdens de overval werden zowel het slachtoffer als haar dochter vastgebonden en mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachten doelbewust en goed voorbereid te werk gingen, met een duidelijke taakverdeling en zonder enige terughoudendheid. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte, die als first offender werd beschouwd, kreeg een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en een jeugddetentie van 10 maanden opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/857263-16
Datum uitspraak: 29 december 2016
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
[adres 1] ,
thans preventief gedetineerd in [adres 2] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 14 december 2016. Het onderzoek ter terechtzitting is door de meervoudige kamer gesloten op 15 december 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mrs. R. Funke Küpper en C. Eijgenraam, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. E.A. Breetveld, advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 februari 2016 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een geldbedrag van (ongeveer) 8.000 dollar en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 7.500 euro en/of
- een (aantal) horloge(s) en/of
- een (aantal) (gouden) siera(a)d(en) en/of
- een (aantal) (een) tas(sen) en/of (een) portemonnee(s) (met inhoud) en/of (een) riem(en) en/of (andere) lederwa(a)r(en) en/of
- een of meer iPhone(s) en/of Mac Book(s) en/of toebehoren en/of (andere) digitale apparatuur en/of
- een of meerdere (auto)sleutels (merk BMW) en/of
- een fles whisky
zijnde geld en/of goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] (geboren op [geboortedatum] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en/of voornoemde [benadeelde 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of - een of meer van - zijn mededaders:
- met bedekt gezicht en/of capuchon op en/of handschoenen aan de woning is/zijn binnengedrongen en/of
- [benadeelde 1] (vervolgens) (meermalen) tegen haar lichaam heeft/hebben geduwd waardoor zij (meermalen) ten val kwam, en/of
- [benadeelde 1] heeft/hebben vastgepakt, en/of
- tegen [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 4] heeft/hebben geroepen/gevraagd om geld en/of sieraden af te geven, en/of dat [benadeelde 1] haar ringen af moest doen en/of
- tegen [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 4] heeft/hebben gezegd dat zij naar boven moesten en/of dat zij alleen naar beneden/de grond mocht(en) kijken en/of
- [benadeelde 1] meermalen tegen/op haar (achter)hoofd heeft/hebben geslagen en/of geduwd, en/of
- [benadeelde 1] (meermalen) tegen haar romp heeft/hebben geschopt en/of
- tegen [benadeelde 1] heeft/hebben gezegd dat hij/ zij terug zou(den) komen om haar dood te maken als de door haar opgegeven pincode niet zou blijken te kloppen;
- [benadeelde 4] naar haar eigen slaapkamer heeft/hebben gebracht en/of (aldaar) de handen van voornoemde [benadeelde 4] met (een) lint(en)/koord(en) heeft/hebben vastgebonden, en/of
- bij [benadeelde 1] (met kracht) een panty in haar mond heeft/hebben gestopt en/of een trui (strak) om haar hoofd heeft/hebben gebonden en/of een riem over die trui en/of om het hoofd van [benadeelde 1] heeft/hebben gesnoerd en/of
- de handen van [benadeelde 1] achter haar rug met (een) (plastic) snoer(en) en/of een riem heeft/hebben vastgebonden, en/of
- (vervolgens) [benadeelde 1] hard tegen haar hoofd heeft/hebben gestompt waardoor zij ten val kwam, en/of
- (vervolgens, terwijl zij op de grond lag) [benadeelde 1] (meermalen) met kracht tegen haar hoofd en/of haar (boven)lichaam heeft/hebben geschopt en/of
- [benadeelde 1] (meermalen) tegen haar hoofd en/of haar (boven)lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- (vervolgens) terwijl zij nog op de grond lag en/of terwijl het hoofd van [benadeelde 1] nog was afgebonden en/of terwijl haar polsen nog waren vastgebonden een dressoir en/of een lade op [benadeelde 1] heeft/hebben gegooid en/of geduwd;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 25 februari 2016 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde 1] en/of [benadeelde 4] (geboren [geboortedatum] ) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of - een of meer van - zijn mededader(s) nadat hij/zij de woning waar [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 4] wo(o)n(d)en was/waren binnengedrongen:
- tegen [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 4] gezegd dat zij naar boven moesten en/of dat zij naar de grond moesten blijven kijken en/of
- [benadeelde 4] gescheiden van haar moeder ( [benadeelde 1] ) en/of die [benadeelde 4] naar haar kamer gebracht en/of de polsen en/of de handen van [benadeelde 4] (aldaar) vastgebonden met (een) lint(en)/koord(en), en/of
- tegen [benadeelde 4] gezegd dat zij in haar kamer moest blijven nadat hij/zij weg ging(en) omdat hij/zij anders later terug zou(den) komen en/of
- [benadeelde 1] een panty in haar mond gestopt en/of haar hoofd afgebonden met een trui en/of een riem en/of
- haar polsen en/of handen van [benadeelde 1] op haar rug vastgebonden en/of
- [benadeelde 1] (vervolgens) (meermalen) gestompt en/of geschopt tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam en/of
- [benadeelde 1] , terwijl zij vastgebonden en/of bewusteloos en/of met zichtbare letsel(s) aan haar hoofd en/of haar gezicht op de grond lag, achtergelaten in haar kamer en/of
- de kamer waarin [benadeelde 1] zich toen (in die toestand) bevond afgesloten door de deur op slot te draaien,
waarna verdachte en/of mededader(s) de woning heeft/hebben verlaten;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 21 november 2015 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning, gelegen aan de [adres 3] , heeft weggenomen
- een notebook (merk Acer type Aspire) en/of
- een fotocamera (merk Nikon type Coolpix S7000) en/of
- een identiteitskaart en/of
- een tablet (merk Samsung type Galaxy) en/of
- een rekenmachine en/of
- een USB-stick en/of
- een (aantal) acculader(s),
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of (een) andere bewoner(s) van die woning, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of voornoemde weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van valse sleutels;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 27 november 2015 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning, gelegen aan de [adres 4] , heeft weggenomen een of meerdere mobiele telefoons en/of tablets en/of notebooks en/of elektrische apparaten en/of sieraden en/of 7600,00 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7] en/of (een) andere bewoner(s) van die woning, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of voornoemde goederen en/of voornoemd geldbedrag onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van valse sleutels;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 29 januari 2016 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning, gelegen aan de [adres 5] , heeft weggenomen
- een of meer sieraden en/of elektrische apparaten en/of gegevensdragers en/of sleutels en/of portemonnees (met inhoud) en/of oordoppen en/of
- een OV-kaart met tegoed en/of
- een autosleutel en/of
- een tas en/of
- een rollerball,
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 8] en/of (een) andere bewoner(s) van die woning, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of voornoemde goederen onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van valse sleutels;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3. Bewijsoverwegingen [1]
Ten aanzien van feit 1
3.1
Inleiding
Op 25 februari 2016 heeft aan [adres 6] te Zoetermeer een gewelddadige woningoverval plaatsgevonden. Daarbij is op voornoemd adres bij [benadeelde 1] (hierna ook: het slachtoffer) aangebeld en werd zij, nadat zij de deur had geopend, overrompeld door drie verdachten, waardoor zij op de grond is viel. Er werd naar haar geschreeuwd dat zij geld en sieraden af moest geven. Vervolgens moesten het slachtoffer en haar 7-jarige dochter ( [benadeelde 4] ) die ook in de woning aanwezig was naar boven gaan, waar zij in de slaapkamer met het hoofd naar beneden gericht moesten plaatsnemen. Terwijl het huis werd doorzocht en de buit werd ingepakt, is het slachtoffer meermalen tegen het hoofd geslagen en/of geduwd. Op een gegeven moment is het slachtoffer gescheiden van haar dochter, waarna beiden op een andere kamer zijn vastgebonden. Bij het slachtoffer werd een panty in haar mond gestopt, een trui over het hoofd getrokken en een riem om haar polsen en hals gebonden. Zij kreeg meerdere schoppen en stompen tegen haar hoofd en romp en er is (een lade van) het dressoir op haar gegooid/tegen haar aan geduwd. De slaapkamer waar het slachtoffer op dat moment buiten bewustzijn door de verdachten is achtergelaten, werd afgesloten met een sleutel.
Bij voornoemde overval zijn diverse goederen en geldbedragen in dollars en euro’s, zoals omschreven in de tenlastelegging, weggenomen.
De verdachte heeft betrokkenheid bij voornoemde woningoverval bekend. [2]
3.1.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte feit 1 heeft begaan.
3.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen, ook omdat de verdachte als mededader mede aansprakelijk is voor het geweld dat door een van de mededaders is toegepast op het slachtoffer en de verdachte zich aan dit geweld niet heeft onttrokken.
3.1.3
De beoordeling van de tenlastelegging.
Nu de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van de verdachte geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van
  • het proces-verbaal van bevindingen, blz. 128 t/m 130;
  • het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] d.d. 28 februari 2016, blz. 131 t/m 138;
  • het proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 2 maart 2016, blz. 142 tot en met 156.
Ten aanzien van feit 2
3.2
Inleiding
Onder feit 2 is ten laste gelegd de wederrechtelijke vrijheidsberoving van het eerder genoemde slachtoffer ( [benadeelde 1] ) en haar 7-jarige dochter [benadeelde 4] ) op 25 februari 2016 te Zoetermeer, doordat zij door de verdachten van de woningoverval, zoals ten laste gelegd onder feit 1, zijn vastgebonden waarna de kamer waarin het slachtoffer zich bevond door de verdachten op slot is gedaan.
De verdachte heeft dit feit bekend. [3]
3.2.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte feit 2 heeft begaan.
3.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen.
3.2.3
De beoordeling van de tenlastelegging.
Nu de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van de verdachte geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van
  • het proces-verbaal van bevindingen, blz. 128 t/m 130;
  • het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] d.d. 28 februari 2016, blz. 131 t/m 137;
  • het proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 2 maart 2016, blz. 142 tot en met 150.
Ten aanzien van feit 3
3.3
Inleiding
Op 21 november 2015 werd de woning aan [adres 3] te Zoetermeer betreden met een valse sleutel, waarbij diverse goederen werden weggenomen, (onder andere) toebehorende aan [benadeelde 5] en/ [benadeelde 6] .
De verdachte heeft bekend dat hij dit feit heeft gepleegd met de [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [4]
3.3.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte feit 3 heeft begaan.
3.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen.
3.3.3
De beoordeling van de tenlastelegging.
Nu de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van de verdachte geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van
  • het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 5] d.d. 22 november 2015, blz. 1050 tot en met 1053;
  • het proces-verbaal van verhoor [benadeelde 5] d.d. 2 juli 2016, blz. 1528 tot en met 1540.
Ten aanzien van feit 4
3.4
Inleiding
Op 27 november 2015 werd de woning aan de [adres 4] te Zoetermeer betreden met een valse sleutel, waarbij diverse goederen werden weggenomen, (onder andere) toebehorende aan [benadeelde 7] .
De verdachte heeft bekend dat hij dit feit heeft gepleegd met de [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [5]
3.4.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte feit 4 heeft begaan, waarbij is opgemerkt dat het onderdeel van de diefstal van € 7.600,- niet bewezen kan worden verklaard omdat de ontvreemding van dit bedrag onvoldoende steun vindt in het dossier.
3.4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen. De raadsman heeft zich voor wat betreft het weggenomen geldbedrag van € 7.600,- aangesloten bij het standpunt van de officieren van justitie.
3.4.3
De beoordeling van de tenlastelegging.
Nu de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van de verdachte – op het onderdeel van het geldbedrag van € 7.600,- na - geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van
  • het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 7] d.d. 27 november 2015, blz. 1061 tot en met 1066;
  • het proces-verbaal verhoor aangeefster [benadeelde 7] d.d. 26 juni 2016, blz. 1093 tot en met 1099.
Partiële vrijspraak
Nu naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, niet kan worden vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders een geldbedrag van € 7.600,- uit de woning hebben weggenomen, zal de rechtbank de verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van feit 5
3.5
Inleiding
Op 29 januari 2016 werd de woning aan de [adres 5] te Zoetermeer betreden met een valse sleutel, waarbij diverse goederen werden weggenomen, (onder andere) toebehorende aan [benadeelde 8] .
De verdachte heeft bekend dat hij dit feit heeft gepleegd met de [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [6]
3.5.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte feit 5 heeft begaan.
3.5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen.
3.5.3
De beoordeling van de tenlastelegging.
Nu de verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van de verdachte geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van
  • het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 8] d.d. 29 januari 2016, blz. 985 tot en met 993
  • het proces-verbaal verhoor [benadeelde 8] d.d. 5 juli 2016, blz. 1006 tot en met 1009;
  • het proces-verbaal verhoor [benadeelde 8] d.d. 6 juli 2016, blz. 1028 en 1029.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 25 februari 2016 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een geldbedrag van (ongeveer) 8.000 dollar en
- een geldbedrag van (ongeveer) 7.500 euro en
- een aantal horloges en
- een aantal (gouden) sieraden en
- een (aantal) tas(sen) en (een) portemonnee(s) met inhoud en (een) riem(en) en/of (andere) lederwa(a)r(en) en
- een of meer iPhones en Mac Books en toebehoren en andere digitale apparatuur en
- autosleutels (merk BMW) en
- een fles whisky
zijnde geld en goederen, toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en voornoemde [benadeelde 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of - een of meer van - zijn mededaders:
- met bedekt gezicht en/of capuchon op en/of handschoenen aan de woning is/zijn binnengedrongen en
- [benadeelde 1] vervolgens meermalen tegen haar lichaam hebben geduwd waardoor zij meermalen ten val kwam, en
- [benadeelde 1] hebben vastgepakt, en
- tegen [benadeelde 1] en [benadeelde 4] hebben geroepen/gevraagd om geld en sieraden af te geven, en dat [benadeelde 1] haar ringen af moest doen en
- tegen [benadeelde 1] en [benadeelde 4] hebben gezegd dat zij naar boven moesten en dat zij alleen naar beneden/de grond mochten kijken en
- [benadeelde 1] meermalen tegen/op haar (achter)hoofd hebben geslagen en geduwd, en
- [benadeelde 1] meermalen tegen haar romp hebben geschopt en
- tegen [benadeelde 1] hebben gezegd dat zij terug zouden komen om haar dood te maken als de door haar opgegeven pincode niet zou blijken te kloppen,
en
- die [benadeelde 4] naar haar eigen slaapkamer hebben gebracht en aldaar de handen van [benadeelde 4] met een lint/koord hebben vastgebonden, en
- bij [benadeelde 1] met kracht een panty in haar mond hebben gestopt en een trui strak om haar hoofd hebben gebonden en een riem over die trui en om het hoofd van [benadeelde 1] hebben gesnoerd en
- de handen van [benadeelde 1] achter haar rug met een snoer en een riem hebben vastgebonden, en
- vervolgens [benadeelde 1] hard tegen haar hoofd hebben gestompt, en
- vervolgens, terwijl zij op de grond lag [benadeelde 1] meermalen met kracht tegen haar hoofd en haar bovenlichaam hebben geschopt en
- [benadeelde 1] meermalen tegen haar hoofd en haar bovenlichaam hebben geslagen en gestompt en
- vervolgens terwijl zij nog op de grond lag en terwijl het hoofd van [benadeelde 1] nog was afgebonden en terwijl haar polsen nog waren vastgebonden een dressoir of een lade op [benadeelde 1] hebben gegooid en/of geduwd;
2.
hij op 25 februari 2016 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [benadeelde 1] en [benadeelde 4] (geboren [geboortedatum] ) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader nadat zij de woning waar [benadeelde 1] en [benadeelde 4] woonden waren binnengedrongen:
- tegen [benadeelde 1] en [benadeelde 4] gezegd dat zij naar boven moesten en dat zij naar de grond moesten blijven kijken en
- [benadeelde 4] gescheiden van haar moeder [benadeelde 1] ) en [benadeelde 4] naar haar kamer gebracht en de polsen en/of de handen van die [benadeelde 4] aldaar vastgebonden met een lint/koord, en
- tegen die [benadeelde 4] gezegd dat zij in haar kamer moest blijven nadat zij weg gingen omdat zij anders later terug zouden komen en
- [benadeelde 1] een panty in haar mond gestopt en haar hoofd afgebonden met een trui en een riem en
- haar polsen en handen van [benadeelde 1] op haar rug vastgebonden en
- [benadeelde 1] vervolgens meermalen gestompt en geschopt tegen het hoofd en het (boven)lichaam en
- [benadeelde 1] , terwijl zij vastgebonden en bewusteloos en met letsels aan haar hoofd en haar gezicht op de grond lag, achtergelaten in haar kamer en
- de kamer waarin [benadeelde 1] zich toen (in die toestand) bevond afgesloten door de deur op slot te draaien,
waarna verdachte en mededader de woning hebben verlaten;
3.
hij op 21 november 2015 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres 3] , heeft weggenomen
- een notebook (merk Acer type Aspire) en
- een fotocamera (merk Nikon type Coolpix S7000) en
- een identiteitskaart en
- een tablet (merk Samsung type Galaxy) en
- een rekenmachine en
- een USB-stick en
- een aantal acculaders,
toebehorende aan [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of (een) andere bewoner(s) van die woning, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en voornoemde weg te nemen goederen onder hun bereik te hebben gebracht door middel van valse sleutels;
4.
hij op 27 november 2015 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres 4] , heeft weggenomen een of meerdere mobiele telefoons en tablets en notebooks en elektrische apparaten en sieraden, toebehorende aan [benadeelde 7] en/of (een) andere bewoner(s) van die woning, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en voornoemde goederen onder hun bereik te hebben gebracht door middel van valse sleutels;
5.
hij op 29 januari 2016 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres 5] , heeft weggenomen
- sieraden en elektrische apparaten en gegevensdragers en sleutels en portemonnees met inhoud en oordoppen en
- een OV-kaart met tegoed en
- een autosleutel en
- een tas en
- een rollerball,
toebehorende aan [benadeelde 8] en/of (een) andere bewoner(s) van die woning, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en voornoemde goederen onder hun bereik te hebben gebracht door middel van valse sleutels.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding ten laste gelegde wordt veroordeeld en dat aan hem wordt opgelegd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel). Voorts hebben de officieren van justitie gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 15 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de onderzoeken door de deskundigen onvoldoende is gebleken dat er geen alternatieven bestaan voor een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Er is geen sprake van een hoog recidiverisico en in het psychiatrisch onderzoek is ten onrechte de conclusie getrokken dat de verdachte een voortrekkersrol heeft gehad in de ten laste gelegde feiten. De conclusie dat bij de verdachte sprake zou zijn van een gebrekkige ontwikkeling is onvoldoende feitelijk onderbouwd en naar het oordeel van de verdediging onjuist. Dat er wel sprake is van volledige toerekening lijkt tegenstrijdig en ongerijmd. In het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de Raad) is op grond van de preselect recidive methode vastgesteld dat de kans op herhaling laag is. Gelet hierop bestaat er volgens de verdediging geen grond om aan te nemen dat de verdachte in de toekomst een gevaar is voor de algemene veiligheid van personen en goederen. De raadsman heeft opgemerkt dat de verdachte verantwoordelijkheid voor zijn daden aanvaardt en dat hij gaandeweg tot meer zelfinzicht is gekomen. Het ontbreekt hem niet aan inzicht en reflectie en hij begrijpt wat hij de slachtoffers heeft aangedaan. Zijn afstandelijke wat ongrijpbare houding heeft mogelijk te maken met de schaamte ten opzichte van zijn ouders, ook in verband met zijn culturele achtergrond.
De Raad heeft, evenals hierboven genoemde de deskundigen onvoldoende gezocht naar alternatieven voor de onvoorwaardelijke PIJ en direct in navolging van het dubbele persoonlijkheidsonderzoek gekoerst op een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in acht genomen.
De verdachte en zijn twee mededaders hebben zich in een tijdbestek van een aantal maanden, van 21 november 2015 tot 26 februari 2016, schuldig gemaakt aan een reeks, in ernst oplopende misdrijven. De overval in de woning te Zoetermeer, die ook ten laste is gelegd als een wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangeefster en haar dochter, leidde uiteindelijk tot de aanhouding van de verdachte en in totaal acht medeverdachten.
De verdachte en de twee andere hoofdverdachten, respectievelijk 16, 17 en 18 jaar oud ten tijde van de woningoverval en allen (nagenoeg) first offender, hebben zich in deze periode allereerst schuldig gemaakt aan een drietal woninginbraken, die grote gelijkenis vertonen qua voorbereiding, aanpak, uitvoering en oogmerk. De verdachte heeft zich op zijn eigen school in Zoetermeer doelbewust gericht op medeleerlingen/ klasgenoten, waarvan hij meende dat hun families vermogend of zelfs 'rijk' waren, kortom woningen waar naar zijn oordeel veel te stelen viel. Vervolgens heeft verdachte op slinkse wijze contact gelegd, onderhouden en geïntensiveerd met deze meisjes, door naast hen te gaan zitten in de klas, informatie te vergaren over komende afwezigheid door werk of familievakanties en zelfs bij hen thuis te komen. Uiteindelijk heeft hij, zonder dat de meisjes het doorhadden, hun sleutelbossen weten te bemachtigen. Ook heeft hij, zoals verdachte zelf appt, “kkrslim” zonder dat iemand argwaan kreeg achterhaald of wel het hele gezin op een bepaald tijdstip afwezig zou zijn, en deze informatie trots op voorhand gedeeld met de medeverdachten. Aansluitend hebben er bij die meisjes thuis woninginbraken plaatsgevonden, met behulp van een valse sleutel. De buit was steeds aanzienlijk, maar kennelijk niet genoeg gelet op de overweldigende aanhoudende zucht naar geld van de verdachten.
Opmerkelijk hierbij is, zoals de rechtbank uit de stukken heeft begrepen, dat verdachte zeker geen geldzorgen kende; hij is een VWO scholier, bezit een goede intelligentie, twee goed opgeleide, werkende ouders en een duidelijke toekomstperspectief; verdachte wil, net zoals zijn vader, tandarts worden. In financieel opzicht is verdachte zonder enige zorg; verdachte heeft medegedeeld genoeg van zijn vader te krijgen, hij wordt financieel gesteund en als hij iets nodig heeft dan krijgt hij geld.
Het vooruitzicht bij de verdachten dat men als alles volgens plan zou gaan niet een, niet twee maar drie woninginbraken zou kunnen plegen bij schoolgenoten heeft bij de verdachte - zo blijkt in de groepsapp - groot enthousiasme opgewekt over de verwachte buit.
De verdachten hebben geappt nu “rijk” te worden, en verdachte is naar het oordeel van de rechtbank de woninginbraken ook duidelijk aan het organiseren en strategisch aan het plannen. Verdachte heeft daarbij onder andere geschreven: “Maar eerst die andere twee. Want als we die van D. pakken gaan we lang stil zitten. Hoe groter de buit hoe hongeriger”. Duidelijk is dat de verdachten voornemens waren een klapper te maken waarop verdachte zoals hij zelf heeft aangegeven niet kan wachten, en dat de gedachte aan berooide, bestolen klasgenoten die een leeg huis zouden aantreffen iets was waar de verdachten zich bij voorbaat over verkneukelden.
Zo appt verdachte op 10 november 2015 dat “hij het huis van S. helemaal leeg wil halen, zodat ze niet meer kunnen leven” en vervolgens “…. En dan G. Zodat ze ergens achter de ramen moet werken”. Dat op enig moment diverse medescholieren zouden vertellen dat hun huis was leeggeroofd is op de groepsapp uitvoerig besproken door de verdachten; van enige compassie met de gedupeerden, of aarzeling bij de uitvoering van de inbraken bij schoolgenoten, is de rechtbank niets gebleken.
Deze nietsontziende, berekenende en meedogenloze houding van de jonge verdachten acht de rechtbank schokkend en ontluisterend.
Op 16 december 2015 is in de groepsapp-gesprekken waaraan de verdachten deelnamen voor het eerst geschreven over het stelen uit een woning in aanwezigheid van een bewoner. Zo wordt geappt: “Met iemand thuis. Binden ze vast en vragen waar is de kluis. (…) Dit gebeurt elke dag. Hiermee pakken we geld.“ Ook hebben de verdachten overwogen dat zo een eventueel alarm kon worden omzeild.
Dit scenario is uiteindelijk op 25 februari 2016 door de verdachten, goed voorbereid en weloverwogen, uitgevoerd. In de aanloop tot deze woningoverval – begin februari - heeft verdachte eerst een medeleerlinge benadert teneinde haar uit te horen over de locatie van het huis, de veronderstelde rijkdom van de familie en de mogelijkheid een huissleutel te bemachtigen. Uiteindelijk heeft verdachte deze medeleerlinge medegedeeld dat een sleutel niet meer nodig was. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat op dit moment het plan om een overval te plegen op het moment dat de bewoners dus thuis zouden zijn vaste vorm heeft gekregen.
In de aanloop tot deze woningoverval heeft verdachte voorbereidingen getroffen. Uit Snapchat berichten was verdachte te weten gekomen dat de vader van het gezin die avond met de schoolgenote van verdachte, de oudste dochter, afwezig zou zijn. Men rekende dus alleen op de moeder van het gezin, en zij werd ook waargenomen tijdens een voorobservatie door verdachte. Er is een touw meegenomen, en de twee verdachten die achter de aanbellende [medeverdachte 1] stonden hebben zich, met sjaals en capuchon vermomd, verdekt opgesteld. De verdachten zagen na het aanbellen dat de jongste dochter, destijds zeven jaren oud thuis was, maar dat heeft de verdachten niet weerhouden van het voorgenomen plan. Dat was immers, zo hebben de verdachten verklaard, zonde van alle voorbereiding, en [medeverdachte 1] heeft daarover expliciet verklaard dat hij wilde dóórgaan, anders was hij daar voor niets.
Nadat aangeefster de voordeur heeft geopend is het geweld dat op haar wordt uitgeoefend ogenblikkelijk en overweldigend. Zij kwam ten val omdat de verdachten direct bovenop haar sprongen en haar duwden; de verdachten hebben direct om geld en sieraden gevraagd; haar iPhone werd meteen uit handen van het dochtertje gepakt en zij moest haar ringen afdoen. Aansluitend werd zij door de verdachten naar de slaapkamer gedirigeerd waar zij herhaaldelijk is geslagen en geschopt. De hele woning is doorzocht waarbij een grote ravage is aangericht. De jongste dochter is in haar eigen slaapkamer door verdachte vastgebonden en zij kreeg te horen dat zij daar moest blijven. Het geweld richting aangeefster is verergerd naarmate de overval voort duurde; uiteindelijk is bij aangeefster- haar handen waren al vastgebonden- met kracht een panty in haar mond gepropt, is haar gezicht omwikkeld met een trui en daaroverheen een riem, en is zij in deze toestand- vastgebonden en weerloos- opnieuw met kracht meermalen geslagen en geschopt. Ook is er een kast op haar gegooid.
Uit de aangifte, de medische informatie in het dossier en uit hetgeen aangeefster ter terechtzitting in haar slachtofferverklaring heeft voorgelezen, blijkt zonder enige twijfel dat zij doodsangsten heeft uitgestaan, voor haar dochter en voor zichzelf. Zij is het slachtoffer geworden van een nachtmerrie die ruim een uur heeft geduurd. Aangeefster heeft daarbij opgemerkt, en de rechtbank volgt dat standpunt ook, dat het zwaarste letsel haar is aangedaan terwijl de verdachten hun meegenomen rugtas al ruimschoots hadden volgestopt met een enorm geldbedrag, veel kostbare goederen, horloges en ringen, laptops, vier iPhones etc.
Daarna hebben de verdachten aangeefster opgesloten in haar slaapkamer en haar zo gewond, hulpeloos, geblinddoekt, gekneveld en bewusteloos achtergelaten. De verdachten hebben ook nog verklaard dat zij aangeefster bewusteloos hebben geslagen zodat zij de politie niet kon alarmeren, en niet alles meer zou weten. Eenmaal buiten hebben de verdachten de buit direct bekeken en diverse kostbaarheden meteen in het water gegooid omdat, naar de rechtbank begrijpt, cash geld als buit makkelijker is dan apparaten of kostbaarheden.
Alles overziend komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachten, geobsedeerd door geld en bezit, doelbewust en goed voorbereid aangeefster hebben overvallen waarbij een duidelijke taakverdeling was afgesproken, geweld was voorgenomen, en er ook tijdens de overval en vrijheidsberoving van aangeefster geen moment waarneembaar is geweest waarbij de verdachten controle of overzicht hebben verloren, enige terughoudendheid hebben betracht of het besef hebben gekregen welk leed aangeefster en haar zevenjarige dochtertje werd aangedaan.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 april 2016, is de verdachte in het verleden niet eerder veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van [naam 1] , kinder- en jeugdpsychiater (supervisor) en [naam 2] , kinder- en jeugdpsychiater (supervisant) d.d. 20 september 2016, van het psychiatrisch onderzoek en op het rapport van [naam 3] , GZ-psycholoog d.d. 20 september 2016 van het psychologisch onderzoek.
Bevindingen psychiaters
De beïnvloedbaarheid waar de verdachte over spreekt, is in het onderzoek door de psychiaters niet naar voren gekomen. De psychiaters concluderen dat de verdachte zijn rol in de gepleegde feiten bagatelliseert en de oorzaak volledig buiten zichzelf legt. Hij neemt hiermee afstand van zijn eigen verantwoordelijkheid. Bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een gedragsstoornis NAO (niet anders omschreven) en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische kenmerken. Hoewel bij de verdachte sprake was van middelengebruik, zijn de ten laste gelegde feiten niet te verklaren door middelenmisbruik door de verdachte. De verdachte was tijdens het plegen van de feiten mogelijk onder invloed. Dit neemt echter niet weg dat hij tijdens het langdurige plannen van de inbraken en de overval regelmatig niet onder invloed is geweest. Hoewel ten tijde van de gepleegde feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling, hebben de rapporteurs geadviseerd om de verdachte zijn gedrag ten tijde van alle ten laste gelegde feiten volledig toe te rekenen. Hierbij speelt de langdurige, planmatige en berekenende aanpak van de verdachte een grote rol. Gelet op de voortrekkersrol van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten, de planmatige aanpak en het forse geweld dat is toegepast bij de woningoverval, wordt het recidiverisico hoog ingeschat.
De psychiaters hebben geadviseerd een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Het is van belang dat de verdachte inzicht leert verwerven in de ernst van de feiten, ondersteund wordt in het maken van prosociale keuzes en het onderhouden van positieve relaties met leeftijdsgenoten. Gevreesd wordt dat de verdachte de behandeling in een ambulant kader zal ontlopen. Daarbij is er bij de verdachte geen intrinsieke motivatie om enige behandeling te ondergaan. Bij een behandeling binnen een ambulant kader wordt overigens een groot beroep op de ouders gedaan. De ouders zijn de grip op de verdachte de afgelopen jaren echter kwijtgeraakt en zijn niet in staat geweest de zorgelijke ontwikkeling te keren. Dit maakt dat behandeling in het ambulante kader onvoldoende toereikend is. Ondanks dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was ten tijde van de gepleegde feiten, wordt toch een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel geadviseerd, daar de persoonlijkheid van de verdachte niet volledig is uitgerijpt en er middels dergelijke behandeling nog gewerkt kan worden aan de antisociale en narcistische kenmerken binnen zijn persoonlijkheidsontwikkeling.
In het aanvullend rapport d.d. 7 december 2016 hebben de psychiaters opgemerkt dat zij de indruk hebben dat de beantwoording door de verdachte van de aanvullende vragen voornamelijk wordt ingegeven door zijn huidige procespositie, nu hij zich zeer bewust is van het advies van de rapporteurs tot het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Eerder is gebleken dat de woningoverval in 2012, waarvan de verdachte en zijn zusjes slachtoffer zijn geweest, weinig tot geen invloed op de verdachte heeft gehad. Mocht er toch enige relatie bestaan tussen de woningoverval in 2012 en mogelijke angstgevoelens, dan is behandeling – gelet op de kwetsbaarheid van de verdachte – des te meer aangewezen.
De psychiaters hebben geconcludeerd dat de door de verdachte geuite spijtgevoelens voortkomen uit negatieve consequenties die het ten laste gelegde op zijn eigen leven heeft. Het berouw dat de verdachte toont komt niet zozeer voort uit invoelend vermogen naar de slachtoffers. Mocht de verdachte meer dan de psychiaters in de eerdere rapportage hebben kunnen vaststellen beïnvloed zijn door de medeverdachten, dan leidt deze beïnvloedbaarheid niet tot een bijstelling van het advies. De verdachte heeft de gevolgen van het ten laste gelegde kunnen overzien, maar desondanks de feiten gepleegd. Na de eerste fase van (klinische) behandeling zal het accent binnen de behandeling dienen te liggen in het resocialisatieproces. Een periode van residentiële behandeling wordt wel noodzakelijk geacht om de gehele behandeling te doen slagen.
Bevindingen psycholoog
Uit het onderzoek van de psycholoog is naar voren gekomen dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een gedragsstoornis NAO die inmiddels heeft geleid – indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden verklaard – tot een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische trekken. De verdachte is moeilijk aanspreekbaar en draait situaties om waarbij hij zijn eigen gedrag en verantwoordelijkheid bagatelliseert, vergoelijkt en/of externaliseert. Hij is zeer zelfbepalend en accepteert het gezag en de begrenzing onvoldoende. Hij is berekenend in zijn opstelling en planning. Zijn geweten is lacunair ontwikkeld en er is sprake van sterkte gerichtheid op de eigen behoeften en het (materiële) gewin ongeacht de emoties van en gevolgen voor een ander. Het ontbreekt de verdachte aan empathisch vermogen. De psycholoog heeft geconcludeerd dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was ten tijde van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat, gelet op het berekenende gedrag van de verdachte. Daarnaast is het feit dat hij nauwelijks aanspreekbaar is op zijn gedrag en zijn criminele gedrag vergoelijkt, bagatelliseert en externaliseert zeer zorgelijk. Hij laat weinig inzicht en reflectievermogen zien en het empathisch vermogen is niet aanwezig en niet voelbaar.
De psycholoog heeft geadviseerd aan de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Het is van belang dat een intensieve en klinische behandeling wordt ingezet, aangezien er meerdere doelstellingen en leerdoelen zijn om de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling te doen keren. Een langdurige klinische behandeling is aangewezen om de verdachte te bereiken en verantwoordelijkheid te laten nemen voor zijn gedrag en om het antisociale patroon van gedragingen te doorbreken.
Aan de hand van een op wetenschappelijk onderzoek gebaseerde Wegingslijst zijn de mogelijkheden voor en noodzaak van een voorwaardelijke en onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en de alternatieven nagegaan. Gebleken is dat de verdachte disfunctioneert door zijn psychopathologie, wat onder meer inhoud dat bij hem een gedragsstoornis is vastgesteld welke heeft geleid tot een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische kenmerken. Daarnaast is de ernst van de ten laste gelegde feiten groot en bestaat er een grote kans op verder crimineel ontsporen. De kans op recidive van een geweldsmisdrijf of ander crimineel gedrag is hoog. De ontwikkelingsmogelijkheden van de verdachte zijn beperkt vanwege de ernst van de gedragsproblemen, het beperkte inzicht en reflectievermogen en de lacunaire gewetensontwikkeling in combinatie met zijn berekenende gedrag.
De problematiek van de verdachte vraagt om een langdurige intensieve behandeling waarbij er voldoende toezicht en controle is en waarbij er intensief gewerkt moet worden aan de gestelde doelstellingen. De ouders zijn betrokken, maar zij zijn de grip op de verdachte kwijtgeraakt. Het pedagogisch klimaat in de thuissituatie schiet momenteel tekort, aangezien de verdachte duidelijke begrenzing nodig heeft. De behandelmogelijkheden worden gezien in een intensief klinisch kader met een duidelijk strafrechtelijk kader, hetgeen noodzakelijk is om de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling te keren. Er zijn onvoldoende alternatieven, zodat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt geadviseerd.
In het aanvullende rapport d.d. 6 december 2016 heeft de psycholoog geconcludeerd dat uit het onderhavige onderzoek geen aanwijzingen zijn gevonden die erop wijzen dat de ontwikkeling van de verdachte werd verstoord door de woningoverval in 2012, waarbij hij slachtoffer was. Van (volledige) beïnvloedbaarheid is evenmin gebleken. Niet is gebleken dat de verdachte gedwongen of aangezet werd tot het maken van de keuzes die hebben geleid tot het plegen van de ten laste gelegde feiten. Gelet op zijn intelligentieniveau moet de verdachte in staat worden geacht andere keuzes te maken. De psycholoog acht de opstelling van de verdachte weinig doorleefd van spijt en berouw, mede door de diverse incidenten in de justitiële jeugdinrichtingen, waarbij hij zich weinig voegt naar het gezag, stiekem gedrag vertoont en zelfbepalend gedrag laat zien. De verdachte lijkt vooral last te hebben van de consequenties die het ten laste gelegde voor hem heeft en dat hij werd aangehouden.
Advies van de Raad voor de Kinderbescherming
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 13 december 2016.
Uit het onderzoek door de Raad is gebleken dat de verdachte een laconieke houding inneemt, uitend in een gebrek aan inzet en motivatie en dat hij zich afzet tegen autoriteit. Ook tijdens zijn verblijf in de jeugdgevangenissen doen zich met name in het begin vele incidenten voor waarbij de verdachte een zelfbepalende, ongrijpbare en opruiende houding aanneemt.
De Raad kan in grote lijnen volgen waarom de Pro Justitia-rapporteurs tot het advies van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel komen, gebaseerd op de ernst van de feiten, de geschetste persoonlijkheidsproblematiek, de berekenende houding van de verdachte hierbij en het wisselende gedrag dat hij binnen de structuur en kaders van een Justitiële Jeugd Inrichting laat zien. Hoewel de verdachte niet eerder met politie/justitie in aanraking is gekomen, acht ook de Raad het van noodzakelijk belang dat er een strak en duidelijk kader wordt opgesteld waarbij strikte afspraken, sturing, controle en structuur gelden voor de verdachte, omdat gebleken is dat hij hierbij gebaat is. Tevens dient er een intensieve, relatief langdurige en niet vrijblijvende aanpak met een stevige stok achter de deur uitgezet te worden om de verdachte het volledige inzicht te geven in zijn (strafbaar) handelen, zijn achterliggende gedachten, gevoelens en emoties hierbij en te leren hier volledige verantwoordelijkheid voor te nemen. In het verlengde hiervan dient hij handvatten aangereikt te krijgen bij het maken van morele en prosociale keuzes, het vergroten van zijn (oplossingsgerichte) vaardigheden en het aangaan van positieve relaties met (prosociale) leeftijdsgenoten. Ook dient een positieve voortzetting van zijn schoolgang op passend niveau een belangrijk onderdeel van de behandeling te zijn.
Ook de Raad is van mening dat behandeling in het ambulante kader onvoldoende toereikend is. Daarbij geldt dat de manier waarop de verdachte zijn delictgedrag verklaart door externe factoren (softdrugsgebruik, verkeerde vrienden, bewijsdrang) in stand worden gehouden en mogelijk zelfs (onbewust) versterkt worden door de toedekkende manier waarop ouders op het gedrag van de verdachte reflecteren.
Bij de weging van een voorwaardelijke of onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is voor de Raad bepalend geweest dat er weinig tot geen inzicht verkregen kan worden in de grondslag van de twee gezichten die de verdachte kort voor en gedurende de periode van de delictgedragingen heeft laten zien, waarbij de grootste zorg is dat de verdachte in staat is geweest om gedurende een periode van een aantal maanden weloverwogen handelingen te treffen ter voorbereiding op de woninginbraken en woningoverval door zijn contacten instrumenteel in te zetten. Daarnaast is de manier waarop de verdachte zich gedurende zijn verblijf in de Hunnerberg en de eerste periode in de Hartelborgt op een negatieve, opruiende, stiekeme manier heeft opgesteld op de groep, bepalend geweest.
Doorslaggevend om uiteindelijk tot een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel te adviseren is de onberekenbare, ongrijpbare houding en gedrag van de verdachte, buiten het zicht om van zijn ouders, met verstrekkende gevolgen. Er is sprake van een verhoogde kans op herhaling. De risico’s bij een voorwaardelijke PIJ c.q. ambulante behandeling worden daarbij als onverantwoord en verstrekkend ingeschat.
Alles overziend acht de Raad een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte, alsmede de algemene veiligheid van personen.
Ter terechtzitting is namens de Raad in aanvulling op het rapport verklaard dat in de rapportages van de deskundigen onvoldoende is beschreven, dan wel onderbelicht is gebleven dat de mogelijkheden voor alternatieven voor een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, zoals een voorwaardelijke PIJ-maatregel, zijn onderzocht. De Raad heeft hier kritisch naar gekeken voor een zo zorgvuldig mogelijk beeld. Op basis van eigen onderzoek is de Raad tot de conclusie gekomen dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet toereikend is en dat zij aansluiting zoekt bij de door de deskundigen geadviseerde onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank onderschrijft de conclusies uit voornoemde rapportages, acht deze deugdelijk onderbouwd en zal de gegeven adviezen opvolgen.
De onvoorwaardelijke PIJ-maatregel
De rechtbank stelt vast dat de onder 1 en 2 gepleegde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiaters en de Raad voor de Kinderbescherming in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna te noemen: PIJ-maatregel) eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
De rechtbank komt met de psycholoog en evenals de officieren van justitie tot het oordeel dat verdachte ten aanzien van het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De wijze waarop deze feiten hebben plaatsgevonden en de externaliserende en bagatelliserende houding van verdachte passen in een bedreigde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Aannemelijk is dat deze stoornis het gedrag van verdachte ten tijde van het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde in enige mate heeft beïnvloed.
Uit alle hiervoor genoemde rapportages blijkt het unanieme advies om aan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
Voorts is gebleken dat de verdachte een langdurige, planmatige en berekenende aanpak heeft gehad ten aanzien van de ten laste gelegde feiten. Dat ambulante behandeling of behandeling in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel ontoereikend is, is de rechtbank voldoende gebleken uit de in de rapportages beschreven risicovolle houding van de verdachte. Hij lijkt geen enkel inzicht te tonen in de laakbaarheid van zijn gedrag, heeft een lacunaire gewetensontwikkeling en onvoldoende empathisch vermogen. Daarnaast was zijn handelen enkel gericht op eigen (financieel) gewin en heeft de verdachte geen rekening gehouden met de gevolgen die een gewelddadige woningoverval voor de slachtoffers zou hebben. Mede gelet hierop volgt de rechtbank ook met betrekking tot het verhoogde recidiverisico de conclusies van de deskundigen. Hierbij overweegt de rechtbank voorts dat de verdachte – ondanks alle positieve factoren in zijn leven en de omstandigheid dat hij naar eigen zeggen niets tekort kwam – toch betrokken is geraakt bij de ten laste gelegde feiten, waarbij onder meer fors geweld is toegepast. De verdachte heeft in de ten laste gelegde feiten een leidende rol gehad.
De rechtbank heeft daarbij ook overwogen dat het beeld van de deskundigen van verdachte hebben ook duidelijk naar voren komt in de houding die verdachte inneemt bij de politieverhoren. In deze verhoren heeft de verdachte een dwingende, sturende, stellige en neerbuigende houding aangenomen. Een houding die bepaald niet past, of verwacht zou worden, bij een minderjarige first offender zonder enig eerder politiecontact die voor het eerst gedetineerd is.
De rechtbank is – gelet op het vorenstaande – met de deskundigen en de Raad van oordeel dat het noodzakelijk is een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel aan de verdachte op te leggen.
De rechtbank overweegt dat de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Voorts is de rechtbank met de officieren van justitie van oordeel dat – gelet op de ernst van de feiten – naast de oplegging van voornoemde onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, de oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden is. De tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal op deze onvoorwaardelijke jeugddetentie in mindering worden gebracht.

7.De vordering van de benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde 1] , bijgestaan door haar advocaat mr. E.W. Bosch, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 43.548,85. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit:
materiële schade voor een bedrag groot € 15.301,60, bestaande uit de posten eigen risico (€ 385,-), kosten medicatie (€ 52,64), kosten fysiotherapie (€ 170,-), kosten nieuw rijbewijs (€ 38,80), extra gereden kilometers (€ 631,16) en gestolen geld (€ 14.024,-);
kosten voor huishoudelijke hulp voor een bedrag groot € 4.883,-;
immateriële schade voor een bedrag groot € 23.250,-;
kosten medische informatie voor een bedrag groot € 114,25.
7.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben geconcludeerd tot gedeeltelijke hoofdelijke toewijzing van de vordering. Zij hebben betoogd dat de schadeposten eigen risico zorgverzekering, kosten medicatie, kosten fysiotherapie, kosten nieuw rijbewijs en reiskosten geheel kunnen worden toegewezen. Voor wat betreft het gestolen geld hebben de officieren van justitie zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag dient te worden verminderd met de onder de verdachten in beslag genomen geldbedragen die aan de benadeelde partij zullen worden geretourneerd, waardoor een bedrag van € 10.964,-- kan worden toegewezen. Ten aanzien van het gevorderde bedrag voor kosten huishoudelijk hulp hebben de officieren van justitie gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat behandeling van de vordering op dit punt een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Zij hebben voorts gevorderd dat de immateriële schade tot een bedrag van
€ 12.500,- kan worden toegewezen en dat de vordering op dit punt voor het meerdere niet-ontvankelijk wordt verklaard zodat de benadeelde partij dat deel van de vordering bij de civiele rechter kan aanbrengen.
Voorts hebben de officieren van justitie gevorderd dat de wettelijke rente met ingang vanaf de datum van het ontstaan van de schade zal worden toegewezen, dat de verdachte hoofdelijk zal worden veroordeeld tot vergoeding van de schade en dat de rechtbank aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 24.741,60 subsidiair 30 dagen jeugddetentie ten behoeve van het [benadeelde 1] .
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat die een onevenredige belasting van het strafgeding vormt. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat de gevorderde kosten huishoudelijk hulp moeten worden afgewezen, de post gestolen geld dient te worden gematigd en dat het smartengeld dient te worden gematigd en op € 5.000,-- dient te worden vastgesteld.
Tot slot heeft de raadsman bepleit de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen en de verdachte, gelet op zijn aandeel in het geweld, slechts voor één derde van de schade aansprakelijk te houden.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de schadeposten eigen risico zorgverzekering, kosten medicatie, kosten fysiotherapie, kosten nieuw rijbewijs en reiskosten, is voldoende onderbouwd en niet of onvoldoende gemotiveerd betwist. De schadepost gestolen geld zal worden toegewezen tot een bedrag van € 10.964,--, nu de officieren van justitie hebben toegezegd dat de onder de verdachten in beslag genomen geldbedragen aan de benadeelde partij zullen worden teruggegeven.
De rechtbank zal de gevorderde kosten voor huishoudelijk hulp tot een bedrag van
€ 3.640,-- toewijzen. De benadeelde partij heeft voldoende onderbouwd dat zij in de eerste dertien weken na de bewezen verklaarde feiten voor wat betreft het uitvoeren van huishoudelijk werk zwaar beperkt was, zoals bedoeld in de ‘Richtlijn Huishoudelijke hulp’ van de Letselschade Raad. Daarom kan voor die periode een bedrag van € 280,-- per week worden toegewezen voor kosten voor huishoudelijk hulp. Dit komt neer op een bedrag van (13 x € 280,--) € 3.640,--. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde vergoeding voor huishoudelijk hulp na de dertiende week, mede in het licht van de betwisting door de verdediging, door de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij zal op dit punt voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard. Zij kan dit deel van de vordering bij de civiele rechter aanbrengen.
Het voorgaande betekent dat de volgende bedragen aan materiële schade zullen worden toegewezen:
• eigen risico zorgverzekering € 385,-
• kosten medicatie € 52,64
• kosten fysiotherapie € 170,-
• kosten rijbewijs € 38,80
• reiskosten € 631,16
• gestolen geld € 10.964,-
• kosten huishoudelijk hulp € 3.640,-
totaal € 15.881,60
De vordering zal voor zover die betrekking heeft op materiële schade tot een bedrag van
€ 15.881,60 hoofdelijk worden toegewezen. De rechtbank zal over dit bedrag de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf 15 december 2016 (de datum waarop het onderzoek ter terechtzitting is gesloten).
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft voldoende gemotiveerd gesteld dat zij immateriële schade heeft geleden die een rechtstreeks gevolg is van de onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. De rechtbank acht de vordering tot een bedrag van € 15.000,-- aan smartengeld naar billijkheid toewijsbaar. Zij heeft daarbij acht geslagen op het op de benadeelde partij uitgeoefende geweld, de aard en ernst van het opgelopen letsel, de medische behandeling, het feit dat ook haar zevenjarige dochtertje slachtoffer was van de gewelddadige woningoverval, de psychische gevolgen die de benadeelde partij daar tot op heden van ondervindt, alsmede op de bedragen die in min of meer vergelijkbare zaken doorgaans worden toegewezen.
Aangezien de benadeelde partij heeft gevorderd dat verdachte en zijn mededaders hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding en voor feit 1 en feit 2 verschillende verdachten zijn veroordeeld, zal de rechtbank de immateriële schadevergoeding voor 2/3 deel toewijzen aan feit 1 (de diefstal met geweld) en voor 1/3 deel aan feit 2 (de wederrechtelijke vrijheidsberoving). Dat betekent dat de rechtbank de verdachte en zijn mededaders van feit 1 hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 10.000,-- aan immateriële schade die is ontstaan door het onder feit 1 ten laste gelegde. De verdachte en zijn mededader van feit 2 zullen voorts hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.000,-- aan immateriële schade die is ontstaan door het onder feit 2 ten laste gelegde.
De rechtbank zal de wettelijke rente over de immateriële schade vanaf 25 februari 2016 toewijzen, aangezien vast staat dat de schade op die dag is ontstaan.
Het voorgaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op € 114,25 (kosten opvragen medische informatie), en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte:
  • voor wat betreft feit 1: de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 25.881,60 ten behoeve van [benadeelde 1] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2016 over het deel materiële schade groot € 15.881,60 en de wettelijke rente vanaf 25 februari 2016 over het deel immateriële schade groot € 10.000,--;
  • voor wat betreft feit 2: de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 5.000,-- aan immateriële schade ten behoeve van [benadeelde 1] , vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 februari 2016.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
36f, 47, 57, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 77gg, 282, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
t.a.v. feit 1:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
t.a.v. feit 2:
medeplegen van het opzettelijk iemand van de vrijheid beroven/beroofd houden, meermalen gepleegd;
t.a.v. feiten 3, 4 en 5 telkens:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, terwijl de feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
legt de verdachte op de maatregel van:
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
jeugddetentie voor de duur van 10 (TIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de [benadeelde 1] , hoofdelijk en gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen:
  • ten aanzien van feit 1: een bedrag van € 15.881,60 aan materiële schade en een bedrag van € 10.000,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 december 2016 voor wat betreft de materiële schade, respectievelijk 25 februari 2016 voor wat betreft de immateriële schade, telkens tot aan de dag waarop deze vorderingen is voldaan,
  • ten aanzien van feit 2: een bedrag van € 5.000,-- immateriële schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 februari 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
met hoofdelijke veroordeling van de verdachte in de kosten van de benadeelde partij gemaakt - tot op heden begroot op € 114,25 - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
schadevergoedingsmaatregel
ten aanzien van feit 1:
legt aan verdachte op de hoofdelijke verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 25.881,60, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 februari 2016 over het deel immateriële schade groot € 10.000,-- en de wettelijke rente vanaf 15 december 2016 over het deel materiële schade groot € 15.881,60, tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [benadeelde 1] ;
ten aanzien van feit 2:
legt aan verdachte op de hoofdelijke verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 5.000,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 december 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [benadeelde 1] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen door de verdachte en/of zijn mededader(s) aan de benadeelde partij de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen door de verdachte en/of zijn mededader(s) aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Koekman, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
en mr. A.M. Boogers, rechter,
in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 december 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier onderzoek DRD16018, met onderzoeksnummer DH4R016018, genummerd van blz. 1 tot en met 2633 en het bijbehorende methodiekendossier, genummerd van blz. 1 tot en met 850.
2.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 14 december 2016.
3.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 14 december 2016.
4.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 14 december 2016.
5.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 14 december 2016.
6.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 14 december 2016.