Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 april 2016 in de zaken tussen
[eiser],
Procesverloop
Overwegingen
buiten toedoenvan de vreemdeling niet in de eerdere procedure(s) naar voren konden worden gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in dit geval geen sprake. Eiser heeft de gestelde werkzaamheden voor de LTTE eerder opzettelijk en bewust verzwegen. De schorsing van een besluit door de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, in een, volgens eiser, vergelijkbare zaak in verband met de verwijzing van de bodemzaak naar een meervoudige kamer, maakt dat niet anders.
verdenkenLTTE-lid te zijn, maakt de weging die in de eerdere procedure ten aanzien van de littekens is gedaan niet anders. Zoals deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, in de uitspraak van 10 februari 2015 (ECLI:NL:RBGEL:2015:802) in het kader van de tweede asielaanvraag heeft geoordeeld, is enkel het zijn van Tamil met littekens onvoldoende om een risico op schending van artikel 3 van het EVRM aannemelijk te achten. De aanwezigheid van deze risicofactoren laat onverlet dat eiser aannemelijk moet maken dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Sri Lankaanse autoriteiten. Dit oordeel staat in rechte vast. Eiser heeft bovendien in de onderhavige procedure niet aannemelijk gemaakt dat de Sri Lankaanse autoriteiten ten aanzien van eiser op dit moment méér zouden weten dan enkel de door eiser gestelde vermoedens die ze bij het eventuele waarnemen van de littekens van eiser zouden hebben omtrent vermeend LTTE-lidmaatschap. In zoverre is de door eiser geschetste situatie niet anders dan ten tijde van zijn vorige aanvraag,