Uitspraak
Stichting Opleidingsfonds Groothandel Facilitair bedrijf, gevestigd te Gouda, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
De Administratie B.V., gevestigd te Reeuwijk,
1.[gedaagde sub 1] ,
STOUT B.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding van 10 juni 2015, met producties;
- de conclusie van antwoord van 18 november 2015, met producties;
- het tussenvonnis van 20 januari 2016, waarbij een comparitie van partijen voor de meervoudige kamer is bepaald;
- het proces-verbaal van de comparitie voor de meervoudige kamer van 28 april 2016 en de daarin genoemde stukken;
- de akte toelichting nadere stukken en eiswijziging, van de zijde van de curator, van 18 mei 2016;
- de akte overleggen producties en antwoordakte van de zijde van gedaagden, van 22 juni 2016; en
- de antwoordakte van de zijde van de curator, van 6 juli 2016.
2.De feiten
managementautoriteit” als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de ESF-Subsidieregeling). Kort gezegd kon subsidie worden aangevraagd voor projecten op het gebied van geconstateerde zwakten van de arbeidsmarkt, de bestrijding van jeugdwerkeloosheid, de stimulering van innovatie en duurzame arbeidsinzet, de scholing van lager opgeleiden en arbeidstoelating van diverse groepen.
kosten voor overhead en aan overhead gerelateerde exploitatiekosten tot een maximum van 20% van de in[de]
beschikking tot subsidievaststelling opgenomen, voor subsidie in aanmerking komende kosten op grond van de subsidiabele projectactiviteiten (…)”.Niet-subsidiabele kosten waren (zie artikel 14 van de ESF-Subsidieregeling) onder meer onredelijk gemaakte kosten ter uitvoering van het project. De 20% administratiekosten mochten onderdeel uitmaken van het voorschot van maximaal 50%, zodat dit voor 40% uit administratiekosten mocht bestaan.
Alleen door het Agentschap gecontroleerde kosten werden opgenomen in een (zogeheten) betaalaanvraag gericht aan de Europese Commissie. De betaling van een voorschot vond dus veelal pas plaats tijdens de projectperiode, circa zes tot acht maanden na de eerste subsidieaanvraag door een Fonds.
SOG-FB rechtsgeldig[is]
vertegenwoordigd door de statutair bestuurder, mevrouw [gedaagde sub 1]”. SOG en SOG FB hebben op 21 juni 2007 een overeenkomst getekend. In deze overeenkomst is, onder meer, het volgende vastgelegd:
SOG-FB rechtsgeldig[is]
vertegenwoordigd door de statutair bestuurder, mevrouw [gedaagde sub 1]”. In deze overeenkomst is onder meer bepaald dat SOG FB aan De Administratie voorschotten zal verstrekken als werkkapitaal en dat er een rekening-courantverhouding tussen partijen wordt aangehouden. De Administratie zal aan SOG FB factureren per aangezochte werkgever, en de finale eindafrekening tussen partijen zal (pas) plaatsvinden na de Vaststellingsbeschikking. In de betreffende overeenkomst is, voor zover van belang, het volgende vastgelegd:
Overwegende:
dat de Projectuitvoerder voornemens is opleidingen te verzorgen (hierna:het Project) die passen binnen de doelstelling van de subsidieregeling ESF (…);
(…)
dat de Projectuitvoerder weet dat vooraf niet met zekerheid kan worden vastgelegd welk bedrag aan subsidie SOG via het Programma ontvangt en door SOG-FB ten behoeve van het Project kan worden uitgekeerd, en dat dit onder meer, doch niet uitsluitend, afhankelijk is van de realisatie van het Project en eventuele resultaatscorrecties op grond van artikel 10 lid 2 Subsidieregeling ESF 2007-2013.
(…).
en is een aanneemsom gebaseerd op de projectbegroting.
ter beschikking. SOG-FB is bevoegd het totaalbedrag genoemd in de factuur zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel te verrekenen met het voorschot op het subsidiebedrag dat SOG-FB namens SOG aan de Projectuitvoerder ter beschikking stelt.
3. Indien het ultimo te ontvangen subsidiebedrag op basis van de vaststellingsbeschikking lager is dan het bedrag dat als voorschot op basis van lid 2 van dit artikel is ontvangen door de Projectuitvoerder, verplicht de Projectuitvoerder zich het verschil binnen 14 dagen aan SOG-FB terug te betalen door de storting of overschrijving op de rekening van SOG-FB bij ABN-AMRO te Gouda.
dat de meningen en uitspraken van hen en andere werknemers van SOG fb en DA toegeschreven in het rapport juist zijn en dat zij (naar hun beste eer en geweten) ons alle informatie van betekenis en relevant voor ons rapport beschikbaar hebben gesteld en verder dat (met uitzondering van de met een * aangegeven observatie op pagina 13 en de gehele observatie op pagina 14) ons rapport feitelijk correct is en alle zaken van betekenis bevat binnen de reikwijdte van onze opdrachtbevestigingsbrief en dat hierin geen materiële zaken ontbreken.”
De gepresenteerde groei over FY2011 is een inschatting van management welke gedeeltelijk afhankelijk is van nog te contracteren werkgevers onder lopende subsidie projecten (project periode eindigt uiterlijk 31 juli 2012).”
Eindbrief afwikkelen voorschotten SOG”).
3.Het geschil
- om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de curator in het faillissement van De Administratie het bedrag van de het volledige faillissementstekort te betalen, voor zover dit tekort niet door vereffening van de overige baten kan worden voldaan;
- om bij wijze van voorschot aan de curator te betalen een bedrag van € 1.500.000, althans een bedrag door uw rechtbank in goede justitie te bepalen;
- voor het overige te bepalen dat het meerdere tekort nader kan worden vastgesteld en opgemaakt bij staat overeenkomstig artikel 2:248 lid 5 BW;
- om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de curator te vergoeden de door de curator als gevolg van het onrechtmatig handelen van gedaagden geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- om bij wijze van voorschot aan de curator te betalen een bedrag van € 1.500.000, althans een bedrag door uw rechtbank in goede justitie te bepalen;
- om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de curator in het faillissement van SOG FB de schade te vergoeden die door de curator als gevolg van het kennelijk onbehoorlijk bestuur van gedaagden is geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- om bij wijze van voorschot aan de curator te betalen een bedrag van € 5.000.000, althans een bedrag door uw rechtbank in goede justitie te bepalen;
- om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de curator te vergoeden de door de curator als gevolg van het onrechtmatig handelen van gedaagden geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- om bij wijze van voorschot aan de curator te betalen een bedrag van € 5.000.000, althans een bedrag door uw rechtbank in goede justitie te bepalen;
primaire vorderingen voor wat betreft De Administratie en voor wat betreft SOG FB:
- SOG FB en De Administratie hebben een ontoereikend business model gehanteerd, waarbij de eigen organisatiekosten werden voldaan uit voor eerdere/afgeronde projecten ontvangen subsidies. Tevens werden systematisch te hoge voorschotten aangevraagd. De inherente risico’s van dit business model, waarbij De Administratie en SOG FB afhankelijk waren van een constante stroom van voorschotten, vroegen om een strikte bewaking van de bedrijfskosten en het aanhouden van een toereikende financiële buffer. Dit is niet gebeurd, hetgeen een onbehoorlijke vervulling oplevert van de bestuurstaak.
- In de periode van drie jaren voorafgaande aan het faillissement is voorts op vrijwel alle cruciale onderdelen van de administratie, informatie ontoereikend of ondeugdelijk en is voor beide faillieten niet voldaan aan de boekhoudplicht van artikel 2:10 BW noch aan de verplichtingen van artikelen 2:394 en 2:298 BW. Nu aan deze verplichtingen niet is voldaan, heeft de bestuurder van De Administratie haar taak onbehoorlijk vervuld en wordt op grond van artikel 2:248 lid 2 BW vermoed dat deze onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement van De Administratie. Daarnaast is de bestuurder van De Administratie op grond van artikel 2:249 (misleidende voorstelling van de toestand van de vennootschap) aansprakelijk jegens derden voor de dientengevolge door deze partijen geleden schade.
- De Administratie heeft kredieten verstrekt in een periode dat zij beperkte winst behaalde en in één jaar (2010) zelfs een verlies leed, hetgeen in strijd is met het economisch belang van de faillieten. Bovendien waren deze kredieten niet afgedekt door (afdoende) zekerheden. Beide faillieten zijn door het verschaffen van de kredieten volstrekt inflexibel geworden, waardoor de ontstane rekening-courant schuld van De Administratie aan SOG FB niet op korte termijn kon worden afgelost, noch aan het tussentijdse verzoek om terugvordering van voorschotten door het Agentschap kon worden voldaan.
- [gedaagde sub 1] heeft, als indirect bestuurder van De Administratie, gehandeld in strijd met haar verplichtingen als bestuurder van SOG FB. Zij heeft De Administratie leningen laten verstrekken van aanzienlijke omvang, zonder afdoende waarborgen voor terugbetaling op korte termijn, hetgeen, mede gelet op de herkomst van de financiële middelen, niet valt binnen de doelomschrijving zoals opgenomen in de statuten van SOG FB. Daarmee heeft [gedaagde sub 1] zich schuldig gemaakt aan onbehoorlijke taakvervulling als bedoeld in artikel 2:9 BW. Hiervan kan haar ook een ernstig verwijt worden gemaakt. Bovendien is de aanwending van de subsidiegelden voor deze leningen in strijd met de voorwaarden voor subsidieverlening, hetgeen [gedaagde sub 1] met haar jarenlange ervaring heeft geweten, althans had behoren te weten. Daardoor heeft zij het risico laten ontstaan dat de subsidiegelden zouden worden teruggevorderd. Ook brengt dit handelen gevolgschade mee voor De Administratie, omdat zij voor haar inkomsten en voortbestaan afhankelijk was van de subsidieverlening.
4.De beoordeling
in alle zaken
De ESF-Subsidieregeling en inherente risico’s aan de constructie
Interne aansprakelijkheid [gedaagde sub 1] als bestuurder van SOG FB (2:9 BW)
Staleman/Van de Ven).
in haar hoedanigheid van statutair bestuurder van SOG FB”
.Zoals uit het hiernavolgende blijkt, had [gedaagde sub 1] als (feitelijk) bestuurder juist haar verantwoordelijkheid kunnen en moeten nemen. Daarbij speelt een belangrijke rol dat SOG FB en De Administratie door de betrokkenheid van [gedaagde sub 1] als (indirect) bestuurder van beide rechtspersonen niet alleen bestuurlijk nauw verbonden waren, maar door de werkwijze en organisatiestructuur ook bedrijfsmatig nauw verweven waren. Gewezen wordt onder meer op de bestaande rekening-courantverhouding tussen SOG FB en De Administratie en de omstandigheid dat De Administratie alle kosten van SOG FB voldeed. Daar komt bij dat [gedaagde sub 1] als (indirect) bestuurder bij SOG FB en De Administratie in feite één beleid voerde, waarbij SOG FB en De Administratie in wezen samen één onderneming voerden. Binnen een dergelijke, inherent risicovolle, structuur is de manoeuvreerruimte voor [gedaagde sub 1] als bestuurder van SOG FB minder groot. Dat SOG FB werkte met op voorschot verstrekte gemeenschapsgelden maakt die manoeuvreerruimte nog kleiner.
Van Zoolingenen HR 8 juni 2001, JOR 2001/171,
Panmo). Uit de wetsgeschiedenis volgt bovendien dat de bestuurders moeten hebben gehandeld met de (objectieve) wetenschap dat de schuldeisers door het bestuurshandelen (nalaten daar onder begrepen) zouden worden benadeeld. Daarbij moet worden gedacht aan bestuurshandelen dat zich kenmerkt door onverantwoordelijkheid, ernstig verwijtbare nalatigheid, onbezonnenheid, roekeloosheid of schrijnende onbekwaamheid – kortom alle excessen van onverantwoordelijk bestuur. Het bestuur heeft aldus de beleidsvrijheid die nodig is om een bedrijf rendabel te kunnen exploiteren, zodat een bestuurder niet aansprakelijk is indien deze een normaal ondernemingsrisico heeft genomen waarna niettemin een faillissement is gevolgd.
onweerlegbaarvast dat het bestuur zijn taak ook voor het overige kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld. In dat geval wordt
weerlegbaarvermoed dat onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
Overige vorderingen en verweren