ECLI:NL:RBDHA:2016:16188

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2016
Publicatiedatum
23 december 2016
Zaaknummer
C/09/507688 / FA RK 16-2185
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van de geboorteakte en ontkenning van het vaderschap in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2016 een tussenbeschikking gegeven in een familierechtelijke procedure betreffende de verbetering van een geboorteakte en de ontkenning van het vaderschap. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.D. Verwoerd, heeft op 21 maart 2016 een verzoekschrift ingediend tot verbetering van de geboorteakte van de minderjarige, waarin hij als vader is vermeld. De moeder van de minderjarige, die als belanghebbende is aangemerkt, is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder verklaringen van de moeder en correspondentie van de ambtenaar van de burgerlijke stand.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker en de moeder gehuwd zijn in Somalië en dat de echtscheiding op 3 augustus 2011 is uitgesproken. De minderjarige is geboren op een later tijdstip, en verzoeker heeft de Somalische nationaliteit, terwijl de moeder zowel de Nederlandse als de Somalische nationaliteit heeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en dat Nederlands recht van toepassing is op het verzoek tot verbetering van de geboorteakte.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat verzoeker niet heeft aangetoond dat er een obstakel was voor geslachtsgemeenschap met de moeder gedurende de periode voorafgaand aan de geboorte van de minderjarige. Hierdoor is er volgens zowel Nederlands als Somalisch recht een familierechtelijke betrekking ontstaan tussen verzoeker en de minderjarige. Het primaire verzoek tot verbetering van de geboorteakte is afgewezen. Daarnaast is het subsidiaire verzoek tot ontkenning van het vaderschap behandeld, waarbij de rechtbank heeft besloten een bijzondere curator te benoemen voor de minderjarige. De behandeling van het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap is aangehouden tot een latere datum.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 16-2185
Zaaknummer: C/09/507688
Datum beschikking: 9 december 2016

Verbetering akte register burgerlijke stand

Beschikking op het op 21 maart 2016 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] ,

verzoeker,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.D. Verwoerd te Alphen aan den Rijn.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende]

de moeder van de minderjarige,
wonende te [woonplaats] .
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Leiden,
zetelend te Leiden,
de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het f-formulier met bijlagen d.d. 7 april 2016 van de zijde van verzoeker;
  • de brief d.d. 29 april 2016 van de ambtenaar;
  • de brief d.d. 28 juni 2016 van de zijde van verzoeker;
  • het f-formulier d.d. 14 juli 2016 van de zijde van verzoeker.
Op 4 november 2016 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • verzoeker en zijn advocaat;
  • de heer [naam] die verzoeker bijstond als tolk in de Somalische taal;
  • de ambtenaar in de personen van de heer [ambtenaar] en mevrouw [ambtenaar] .
De moeder is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet ter terechtzitting verschenen.
Na de terechtzitting heeft de rechtbank nog ontvangen:
- de brief met bijlagen d.d. 7 november 2016 van de ambtenaar.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot:
primair:
  • verbetering van de geboorteakte nummer [nummer] van het jaar [geboortejaar] , ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente [geboorteplaats] op [datum] , in die zin dat de gegevens van verzoeker als vader daaruit worden verwijderd;
  • zo nodig gelasting van een DNA-onderzoek, waarbij de kosten ten laste van ’s-Rijks kas worden gebracht;
subsidiair:
  • benoeming van een bijzondere curator voor na te noemen minderjarige;
  • gegrondverklaring van de ontkenning door verzoeker van het vaderschap over na te noemen minderjarige;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, kosten rechtens.
De ambtenaar heeft verweer gevoerd tegen het primaire verzoek.
Blijkens de door verzoeker overgelegde verklaringen van de moeder stemt de moeder in met het primaire en zo nodig met het subsidiaire verzoek.

Feiten

  • Verzoeker en de moeder zijn gehuwd op [datum] te [huwelijksplaats] , Somalië.
  • Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 3 augustus 2011 is de echtscheiding tussen hen uitgesproken. Deze beschikking is op 19 oktober 2011 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
  • De minderjarige [minderjarige] is geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] . Op zijn geboorteakte staan de moeder en verzoeker als ouders vermeld.
  • Verzoeker heeft de Somalische nationaliteit.
  • De moeder heeft de Nederlandse (sinds 4 mei 2015) en de Somalische nationaliteit.
  • De minderjarige heeft de Nederlandse nationaliteit.

Beoordeling

Primaire verzoek: verbetering geboorteakte
Rechtsmacht en toepasselijk recht
De rechtbank is van oordeel dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rechtsmacht toekomt. Nu het verzoek strekt tot verbetering van een Nederlandse akte, is Nederlands recht van toepassing op het verzoek tot verbetering van de geboorteakte.
Inhoudelijke beoordeling
Ingevolge artikel 1:24 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan aanvulling van een register van de burgerlijke stand met een daarin ontbrekende akte of latere vermelding, doorhaling van een daarin ten onrechte voorkomende akte of latere vermelding, of verbetering van een daarin voorkomende akte of latere vermelding die onvolledig is of een misslag bevat, op verzoek van belanghebbenden of van het openbaar ministerie worden gelast door de rechtbank.
Teneinde te kunnen beoordelen of er aanleiding is de geboorteakte van de minderjarige te verbeteren, dient de rechtbank eerst een oordeel te geven over de vraag of verzoeker de juridische vader van de minderjarige is.
Op grond van artikel 10:92 van het Burgerlijk Wetboek wordt de vraag of en onder welke voorwaarden een kind door geboorte in familierechtelijke betrekking komt te staan tot de vrouw uit wie het is geboren en de met haar gehuwde persoon, bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de vrouw en die persoon of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar de vrouw en die persoon elk hun gewone verblijfplaats hebben, of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
Ten tijde van de geboorte van de minderjarige hadden verzoeker en de moeder beiden een onbekende nationaliteit. De rechtbank is ermee bekend dat de nationaliteit van personen als onbekend wordt geregistreerd indien een brondocument waaruit de nationaliteit blijkt, ontbreekt. De rechtbank houdt het er echter voor, zoals is gesteld, dat verzoeker en de moeder tijd tijde van de geboorte van de minderjarige de Somalische nationaliteit hadden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verzoeker en de moeder volgens de gegevens in de BRP in Somalië zijn geboren en dat zij daar ook zijn gehuwd. De rechtbank stelt voorts vast dat verzoeker de asielstatus had ten tijde van de geboorte van de minderjarige.
Op grond van artikel 10:17 lid 1 BW wordt de persoonlijke staat van een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning asiel (on)bepaalde tijd is verleend, beheerst door het recht van zijn woonplaats, of, indien hij geen woonplaats heeft, door het recht van zijn verblijfplaats.
Nu verzoeker en de moeder ten tijde van de geboorte van de minderjarige beide hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, wordt derhalve door het Nederlandse recht bepaald of de minderjarige in familierechtelijke betrekking tot verzoeker is komen te staan.
Naar Nederlands recht is verzoeker de juridische vader van de minderjarige op grond van het bepaalde in artikel 1:199 aanhef en onder a BW.
Echter, het tweede lid van artikel 10:17 BW bepaalt dat de rechten welke verzoeker vroeger heeft verkregen en welke uit de persoonlijke staat voortvloeien, in het bijzonder de rechten voortvloeiende uit een huwelijk, worden geëerbiedigd.
Verzoeker heeft zich in dit verband beroepen op het bepaalde in artikel 54 van het Somalisch Personeel Statuut en heeft verklaard dat hij voorafgaand aan de geboorte van de minderjarige gedurende een periode van meer dan achttien maanden geen seksueel contact met de moeder heeft gehad. Ook de moeder heeft schriftelijk verklaard dat dat zij gedurende de periode van achttien maanden voor de geboorte van de minderjarige geen seksueel contact met verzoeker heeft gehad. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat hierdoor naar Somalisch recht het vermoeden van vaderschap is ontkracht.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 54 lid 1 van het Somalisch Personeel Statuut wordt de afstamming van de vader binnen een geldig huwelijk bewezen als:
de duur van het huwelijk langer is dan de minimale duur van de zwangerschap (180 dagen);
er geen bewijs is dat er een obstakel was waardoor geslachtsgemeenschap onmogelijk was vanaf het moment van de huwelijkssluiting tot de geboorte van het kind of dat een dergelijk obstakel ontstond na de huwelijkssluiting en gedurende de daarop volgende twaalf maanden duurde.
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker niet heeft bewezen dat er sprake was van een obstakel waardoor geslachtsgemeenschap tussen verzoeker en de moeder gedurende een periode van twaalf maanden voorafgaand aan de geboorte van de minderjarige onmogelijk was. Hierbij overweegt de rechtbank dat het niet hebben van seksueel contact nog niet betekent dat seksueel contact niet mogelijk was. Er is in onderhavige zaak bijvoorbeeld niet gebleken van een geografisch obstakel waardoor geslachtsgemeenschap tussen verzoeker en de moeder onmogelijk was. Immers, in het tijdvak van twaalf maanden voorafgaand aan de geboorte van de minderjarige verbleven zowel verzoeker als de moeder in Nederland. Evenmin is gebleken van een ander (fysiek) obstakel waardoor geslachtsgemeenschap tussen verzoeker en de moeder onmogelijk was. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat ook naar Somalisch recht een familierechtelijke betrekking tussen verzoeker en de minderjarige is ontstaan.
Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een door verzoeker naar Somalisch recht verkregen recht dat leidt tot ontkrachting van het vermoeden van vaderschap en dat dient te worden geëerbiedigd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de geboorteakte van de minderjarige te verbeteren. Het primaire verzoek van verzoeker zal aldus worden afgewezen.
Subsidiaire verzoek: ontkenning vaderschap
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu alle betrokkenen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, is de Nederlandse rechter ingevolge artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd van het verzoek kennis te nemen.
Ingevolge artikel 10:93 juncto artikel 10:92 BW past de rechtbank – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – Nederlands recht toe op het verzoek, zijnde het recht van de staat waar verzoeker en de moeder hun gewone verblijfplaats hadden ten tijde van de geboorte van de minderjarige.
Inhoudelijke beoordeling
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:200 lid 1 BW kan het vaderschap, op de grond dat de man niet de biologische vader van het kind is, worden ontkend door de vader, de moeder of door het kind zelf.
Verzoeker en de moeder hebben beide verklaard dat verzoeker niet de biologische vader van de minderjarige is.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:212 BW wordt een minderjarige in zaken van afstamming, optredende als verzoeker of belanghebbende, vertegenwoordigd door een bijzondere curator daartoe benoemd door de rechtbank die over de zaak beslist.
De rechtbank zal overgaan tot benoeming van een bijzondere curator over de minderjarige.
Iedere beslissing ten aanzien van het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap zal hiertoe worden aangehouden.

Beslissing

De rechtbank:
*
wijst het primaire verzoek van verzoeker tot verbetering van de geboorteakte van de minderjarige af;
*
benoemt tot bijzondere curator over de minderjarige:
- mr. I.J. Pieters;
bepaalt dat de bijzondere curator
uiterlijk 1 februari 2017schriftelijk verslag doet van zijn bevindingen;
houdt de behandeling van het verzoek van de man tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap aan tot
1 maart 2017 pro forma; uiterlijk twee weken vóór die datum kunnen partijen, indien gewenst, schriftelijk reageren op het verslag van de bijzondere curator;
bepaalt dat de behandeling ter terechtzitting zal worden voortgezet op een nader te bepalen datum en tijdstip;
*
houdt iedere nadere beslissing ten aanzien van
de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap en de proceskostenaan.
*
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. A.W. Spee als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 december 2016.