ECLI:NL:RBDHA:2016:16168
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verklaring rechtsvermoeden van overlijden van een vermiste persoon
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2016 een beschikking gegeven in het kader van een verzoekschrift dat op 10 juli 2015 was ingediend door de verzoekster, die de vermiste persoon in Somalië wilde oproepen. De rechtbank had eerder, op 7 juli 2016, de verzoekster bevolen om de vermiste, geboren in 1978, via een advertentie in een lokale krant, radio of online nieuwssite op te roepen om te verschijnen ter terechtzitting op 26 september 2016. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder een brief van de verzoekster van 22 augustus 2016. Op de zitting van 26 september 2016 is niemand verschenen, noch de vermiste, noch iemand die kon aantonen dat de vermiste in leven is. De rechtbank heeft de eerdere beschikking gehandhaafd en vastgesteld dat de oproeping in zowel het Engels als het Somalisch was gedaan op een online nieuwssite. Gelet op de omstandigheden en de overgelegde stukken, heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek om het rechtsvermoeden van overlijden toe te wijzen, gegrond is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vermiste sinds 31 maart 2010 als overleden wordt vermoed, op basis van artikel 1:414 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. De beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 oktober 2016.