ECLI:NL:RBDHA:2016:15936
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en verzoek voorlopige voorziening in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2016 uitspraak gedaan in een procedure waarbij eiser, een asielzoeker, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het bestreden besluit, genomen op 2 december 2016, hield in dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling werd genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft tevens een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend om te voorkomen dat hij aan Oostenrijk zou worden overgedragen.
Tijdens de zitting op 19 december 2016 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat uit Eurodac-gegevens blijkt dat eiser op 19 juli 2016 asiel heeft aangevraagd in Oostenrijk, dat zijn verantwoordelijkheid heeft bevestigd. Eiser's argument dat hij geen asielaanvraag heeft ingediend en naar Nederland wilde reizen om daar asiel aan te vragen, werd verworpen, omdat hij geen bewijs heeft geleverd van zijn stelling.
De rechtbank heeft verder overwogen dat voor een geslaagd beroep op artikel 16 van de Dublinverordening vereist is dat de in Nederland verblijvende gezinsleden wettig verblijf hebben, wat in dit geval niet het geval was. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag van eiser niet in behandeling heeft genomen en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd eveneens afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen ontvingen een afschrift van de beslissing.