ECLI:NL:RBDHA:2016:15850

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2016
Publicatiedatum
21 december 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1609
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de kinderopvangtoeslag en de rechtsgeldigheid van de overeenkomst met het gastouderbureau

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 15 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de kinderopvangtoeslag. Eiseres, die in bezwaar was gegaan tegen besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen, betwistte de herziening van haar kinderopvangtoeslag over de jaren 2008 en 2009. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst tussen eiseres en het gastouderbureau voldeed aan de eisen van artikel 52 van de Wet kinderopvang (Wko). De rechtbank stelde vast dat het adres, postcode en woonplaats van het kind niet afzonderlijk vermeld hoefden te worden, aangezien deze overeenkwamen met die van de vraagouder. Eiseres had voldoende bewijs geleverd dat zij over de periode van januari tot en met oktober 2009 kosten voor kinderopvang had gemaakt, ondanks dat zij in bewijsnood verkeerde door het late verzoek om bewijs van de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst niet langer vrijstond om het voorschot kinderopvangtoeslag definitief op € 997 vast te stellen en het eerder uitgekeerde bedrag terug te vorderen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde de beslissing op bezwaar en herroepte de eerdere beschikkingen van de Belastingdienst. Tevens werd de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.488.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 16/1609

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2016 in de zaak tussen

[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: I. Atilla),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft tegen de hierna onder 3 en 5 te noemen besluiten bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij beslissing op bezwaar van 1 februari 2016 het bezwaar tegen beide besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen op 3 maart 2016 beroep bij de rechtbank ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 november 2016.
Namens eiseres is verschenen haar echtgenoot, bijgestaan door de gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden [A] en drs. [B].

Overwegingen

Feiten
Berekeningsjaar 2008
1. Bij beschikking met dagtekening 23 december 2008 is aan eiseres een voorschot kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2008 verleend van € 1.233.
2. Bij beschikking met dagtekening 7 april 2010 is de kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2008 definitief vastgesteld op € 1.246.
3. Bij beschikking met dagtekening 27 oktober 2012 is de definitieve kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2008 herzien naar nihil.
Berekeningsjaar 2009
4. Bij beschikking met dagtekening 23 december 2008 is aan eiseres een voorschot kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2009 verleend van € 7.127.
Laatstelijk bij beschikking met dagtekening 11 december 2009 is een voorschot kinderopvangtoeslag 2009 toegekend van € 7.041.
5. Bij beschikking van 27 oktober 2012 is het aan eiseres verleende voorschot kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2009 herzien naar € 997.
6. Bij beschikking met dagtekening 27 mei 2014 is de kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2009 definitief vastgesteld op € 997.

Geschil7. In zijn verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat hij ten onrechte de definitieve beschikking kinderopvangtoeslag 2008 heeft herzien naar nihil. Met dagtekening 17 oktober 2016 heeft eiseres een herziene definitieve beschikking kinderopvangtoeslag 2008 ontvangen waarin de tegemoetkoming is vastgesteld op € 1.246.

7.1.
Eiseres heeft ter zitting, gelet op de herziene definitieve beschikking van 17 oktober 2016, het beroep voor zover gericht tegen de kinderopvangtoeslag 2008 ingetrokken.
Hetgeen partijen daaromtrent hebben gesteld behoeft dan ook geen bespreking meer.
8. In geschil is thans nog de toegekende kinderopvangtoeslag 2009. Met name is in geschil of verweerder met betrekking tot de maanden januari tot en met oktober 2009 de kinderopvangtoeslag 2009 terecht op nihil heeft gesteld.
Eiseres stelt dat verweerder de kinderopvangtoeslag voor deze periode ten onrechte heeft herzien naar nihil. Eiseres heeft over de periode januari tot en met oktober 2009 gebruik gemaakt van het gastouderbureau [gastouderbureau]. De overgelegde schriftelijke overeenkomsten met dit Gastouderbureau en de Vraag- en Gastouder voldoen, aldus eiseres, wel aan de voorwaarden. Voor de betalingen van de eigenbijdrage aan de gastouder zijn verschillende contante betalingen verricht. Daartoe zijn opnamen van de privé bank gedaan. De vraagouder is in een maal gekweten door een betaling van € 1.900 op 25 september 2009. Eiseres overlegt een kwitantie van deze betaling.
8.1.
Verweerder concludeert met betrekking tot de kinderopvangtoeslag 2009 tot ongegrond verklaring van het beroep. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij over de in geding zijnde periode haar eigen bijdrage voor de kinderopvang heeft betaald. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat de overgelegde overeenkomsten met het gastouderbureau [gastouderbureau] niet voldoen aan de daaraan te stellen voorwaarden.
Beoordeling van het geschil
9. Gelet op artikel 6:19 van de Awb heeft het beroep mede betrekking op de beschikking van 27 mei 2014, waarbij de kinderopvangtoeslag 2009 definitief is vastgesteld op € 997.
Overeenkomst
10. Ingevolge artikel 52 van de Wet kinderopvang (Wko) (zie ABRvS 19 oktober 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT8569) dient tussen het gastouderbureau en de ouder een overeenkomst te zijn gesloten die voldoet aan de in dat artikel gestelde eisen. Op grond van artikel 11, derde lid, onder c, van de Regeling Wko moet die schriftelijke overeenkomst vermelden de voor de gastouder opvang te betalen prijs per uur, en, indien van toepassing, de bemiddelingskosten, naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar evenals de duur van de overeenkomst.
11. Verweerder heeft eiseres bij brief van 31 augustus 2010 verzocht om nadere informatie ter controle van het voorschot kinderopvangtoeslag 2009. In reactie hierop heeft eiseres op 17 september 2010 informatie verschaft over de door haar afgenomen kinderopvang in 2009. Daarbij werd door eiseres -onder meer- een jaaropgave opvangkosten 2009 over de periode 1-2-2009 t/m 30-10-2009 van het gastouderbureau [gastouderbureau] overgelegd.
Bij brief van 5 september 2012 heeft verweerder eiseres verzocht om toezending van een kopie van de overeenkomst met het gastouderbureau [gastouderbureau]. Eiseres heeft in bezwaar verschillende overeenkomsten overgelegd, waaronder een overeenkomst Gastouderbureau-vraagouder(s) en gastouder. In deze overeenkomst is opgenomen dat eiseres vanaf
8 november 2008 gebruik gaat maken van opvang bij een gastouder. In de overeenkomst zijn de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur, het aantal uren opvang per jaar en de naam en geboortedatum van het kind vermeld. Het contract is aangegaan voor onbepaalde tijd. Gelet op het bovenstaande voldoet de overeenkomst aan de voorwaarden van artikel 52 Wko. Dat het adres, postcode en woonplaats van het kind niet afzonderlijk wordt vermeldt acht de rechtbank hier niet van belang, nu deze dezelfde zijn als die zijn vermeldt bij de gegevens van de vraagouder (eiseres). De rechtbank heeft voorts geen aanleiding om eraan te twijfelen dat de overeenkomst, gelet op dagtekening van de andere overeenkomsten, zoals die tussen Vraagouder-Gastouder, (ook) is ondertekend op 8 november 2008.
Kosten kinderopvang
12. Eiseres heeft met betrekking tot de kosten van haar kinderopvang verklaard dat zij met de gastouder had afgesproken dat zij haar eigen bijdrage contant aan haar zou voldoen. Eiseres heeft ten bewijze daarvan afschriften van haar bankrekening overgelegd. Als bewijs van de betaling van de eigen bijdrage heeft eiseres één kwitantie voor een bedrag van € 1.900 overgelegd die is opgemaakt op 25 september 2009 voordat de opvang door de gastouder eind oktober 2009 werd beëindigd.
Vast staat dat in de periode van maart tot en met oktober 2009 de vergoeding voor de gastouder door het gastouderbureau direct naar haar werd overgemaakt. In de periode van januari tot en met oktober 2009 heeft eiseres contante bedragen opgenomen tot een totaal van € 3.700. Voorts is een bedrag van € 270 overgemaakt aan de gastouder. Rekening houdend met de omstandigheid dat eiseres de eerste twee maanden van 2009 de gehele vergoeding voor de gastouder, inclusief haar eigen bijdrage, moest voldoen, heeft eiseres, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende aangetoond dat zij over de periode januari tot en met oktober 2009 daadwerkelijk kosten, waaronder het betalen van haar eigen bijdrage, voor kinderopvang heeft gemaakt. De rechtbank betrekt bij dit oordeel dat eiseres gelet op het late tijdstip dat van haar het bewijs van de betalingen werd verlangd in bewijsnood verkeert en op dit moment van haar niet meer bewijs kan worden verlangd dan datgene wat zij heeft overgelegd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verweerder onder deze omstandigheden niet langer vrijstond om in 2014 het voorschot kinderopvangtoeslag definitief op € 997 vast te stellen en vrijwel het gehele over 2009 uitgekeerde bedrag aan kinderopvangtoeslag terug te vorderen.
Het beroep gericht tegen de handhaving in bezwaar van de beschikkingen van 27 oktober 2012 en 27 mei 2014 zal daarom gegrond worden verklaard.
Proceskosten
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.488 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 496, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beslissing op bezwaar;
- herroept de beschikkingen van 27 oktober 2012 en 27 mei 2014;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.488:
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kouwenhoven, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C. Stroebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 december 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)