ECLI:NL:RBDHA:2016:15823

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2016
Publicatiedatum
20 december 2016
Zaaknummer
C/09/509359 / HA ZA 16-459
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.G.J. de Heij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident tot het treffen van een voorlopige voorziening in een geschil over merkrechten en handelsnaamrechten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2016 uitspraak gedaan in een incident tot het treffen van een voorlopige voorziening. De eiseres, NBG Monuglass B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagden, [A] en Miro M B.V., met betrekking tot het gebruik van de merk- en handelsnaam 'Van Ruysdael'. NBG Monuglass stelt dat zij rechthebbende is op het merkrecht en de handelsnaam en vordert een verbod op het gebruik daarvan door de gedaagden. De rechtbank heeft vastgesteld dat NBG Monuglass sinds november 2015 de handelsnaam 'Van Ruysdael' voert, maar dat Miro, die de activa van de failliete VRI heeft overgenomen, deze naam al sinds 2002 gebruikt. De rechtbank oordeelt dat Miro zich kan beroepen op oudere handelsnaamrechten en dat NBG Monuglass zich niet kan verzetten tegen het gebruik van de naam door Miro. De vorderingen van NBG Monuglass worden afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de gedaagden inbreuk maken op de merk- en handelsnaamrechten van NBG Monuglass. De rechtbank houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de hoofdzaak is beslist.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/509359 / HA ZA 16-459
Vonnis in incident van 21 december 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NBG MONUGLASS B.V.,
gevestigd te IJsselmuiden,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
advocaat mr. J.W. Both te Dronten,
tegen

1.[A] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
advocaat mr. M. Tsoutsanis te Delft,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MIRO M B.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
eiseres in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
advocaat mr. M. Tsoutsanis te Delft.
Eiseres in de hoofdzaak wordt hierna NBG Monuglass genoemd. Gedaagden zullen hierna worden aangeduid als [A] en Miro en gezamenlijk als Miro c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 april 2016 tevens houdende een incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening, met producties 1 tot en met 22;
  • de conclusie van antwoord in de incidentele vordering, tevens houdende een incidentele vordering van Miro tot het treffen van een voorlopige voorziening, met producties 1 tot en met 37;
  • de conclusie van antwoord van NBG Monuglass in het door Miro opgeworpen incident, met producties 23 en 24;
  • de akte uitlaten producties van Miro c.s. tevens houdende wijziging van de incidentele eis, met producties 38 tot en met 63;
  • de akte met depotnummer 16.26 waaruit blijkt dat de advocaat van Miro c.s. op 29 juni 2016 een USB-stick met een viertal videobestanden houdende animatiefilms bij de griffie van deze rechtbank heeft gedeponeerd;
  • het op 1 juli 2016 ingekomen faxbericht van NBG Monuglass met producties 25 tot en met 29;
  • de door Miro c.s. overgelegde aanvullende producties 62 tot en met 68;
  • het pleidooi in de incidenten op 8 juli 2016 en de daarbij door partijen overgelegde pleitnota’s.
1.2.
Vonnis in de incidenten is nader bepaald op heden.

2.De vordering en grondslagen in de hoofdzaak

2.1.
In de hoofdzaak vordert NBG Monuglass, zakelijk weergegeven:
(i) een verklaring voor recht dat NBG Monuglass rechthebbende is op het merkrecht en de handelsnaam Van Ruysdael en een aan Miro c.s. op te leggen verbod om het merk en/of de handelsnaam Van Ruysdael of daarmee vergelijkbare woorden te gebruiken in het maatschappelijk verkeer in Europa, althans in Nederland, een en ander op straffe van een dwangsom;
(ii) een verklaring voor recht dat [A] aansprakelijk is voor de schade die [NBG] B.V. (verder: NBG) geleden heeft en nog zal lijden ten gevolge van mogelijke verliezen op verkoop van glas dat zij vanaf 1 juli 2015 nieuw heeft ingekocht, welke schade nader is op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
(iii) een verklaring voor recht dat [A] aansprakelijk is voor de betaling van facturen van NBG aan de besloten vennootschap Van Ruysdael International B.V. (hierna: VRI), voor zover deze niet uit de faillissementsboedel van VRI zullen worden uitgekeerd;
een en ander met veroordeling van Miro c.s. in de IE-proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.2.
Aan deze vordering heeft NBG Monuglass – voor zover thans van belang en zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd.
2.2.1.
NBG Monuglass is gelieerd aan NBG. NBG Monuglass is in november 2015 opgericht met het oog op voorgenomen productie- en handelsactiviteiten op het gebied van monumentale beglazing. Beide ondernemingen zijn indirect eigendom van de heer [B] (hierna: [B] ).
2.2.2.
VRI was actief op het gebied van isolerend enkelglas. [A] was enig bestuurder van VRI.
2.2.3.
Alle intellectuele eigendomsrechten van VRI, waaronder het Benelux-woordmerk Van Ruysdael, op 17 oktober 2003 ingeschreven onder nummer 0749978, (hierna ook wel: het Benelux-merk) en de handelsnaam Van Ruysdael waren ondergebracht in de stichting Stichting Octrooibehoud VR (hierna: de Stichting). De Stichting was tevens houdster van de domeinnamen vanruysdael.com en vanruysdael.fr. Op grond van een tussen de Stichting en VRI gesloten licentieovereenkomst was VRI bevoegd deze rechten te gebruiken.
2.2.4.
NBG was sinds omstreeks 2010 hoofdleverancier van VRI voor glas. VRI heeft betalingsachterstanden laten ontstaan. Mede in verband met een door [A] en VRI voorgespiegelde gang van zaken en het aanbod van een samenwerking in Frankrijk heeft NBG de leveranties voortgezet en is de betalingsachterstand verder opgelopen. In de zomer van 2015 heeft NBG nog met medeweten van VRI en [A] grote nieuwe voorraden besteld, waarvoor zij alleen VRI als afnemer had. [A] , als indirect bestuurder van VRI, had [B] moeten behoeden voor deze verdere investeringen, omdat hij wist dat
VRI failliet zou gaan. Achteraf is gebleken dat [A] niet het voornemen had de betalingsverplichtingen jegens [B] na te komen.
2.2.5.
Bij brief van 16 november 2015 heeft de Stichting de licentieovereenkomst met VRI opgezegd en haar gesommeerd het gebruik van de naam en het merk Van Ruysdael te staken.
2.2.6.
De Stichting heeft het merkrecht en de handelsnaam overgedragen aan NBG Monuglass. NGB Monuglass heeft de overdracht van het merkrecht op 17 november 2015 doen aantekenen in het merkenregister van het BBIE, waarna dit op 29 januari 2016 is gepubliceerd. Zij heeft voorts een beeldmerk ‘Van Ruysdael’ gedeponeerd.
2.2.7.
Bij vonnis van 12 januari 2016 heeft deze rechtbank VRI op verzoek van NBG in staat van faillissement verklaard.
2.2.8.
Bij akte van 1 maart 2016 heeft de Stichting de domeinnamen vanruysdael.fr en vanruysdael.com overgedragen aan NBG Monuglass.
2.2.9.
Bij akte van 31 maart 2016 heeft NBG haar vorderingen op VRI overgedragen aan NBG Monuglass. Van de overdracht is bij brief van 6 april 2016 mededeling gedaan aan [A] en Miro.
2.2.10.
Miro en [A] zijn in het maatschappelijk verkeer de naam Van Ruysdael blijven gebruiken. Bij brieven van onder meer 22 februari en 6 april 2016 heeft NBG Monuglass Miro c.s. gesommeerd het gebruik van het merkrecht en de handelsnaam te staken. Miro c.s. heeft aan deze sommaties geen gehoor gegeven.
2.2.11.
Gelet op de overdracht van het merkrecht, heeft NBG Monuglass gezien artikel 2.20 BVIE [1] als merkhouder de bevoegdheid een ander het gebruik van een overeenstemmend merk of teken, dan wel het gebruik van een verwarring scheppende naam te (doen) verbieden.
2.2.12.
Miro c.s. gebruikt het woord- en beeldmerk Van Ruysdael in het economisch verkeer voor dezelfde waren en diensten als NBG Monuglass, te weten monumentaal glas.
2.2.13.
Voorts heeft Miro de domeinnaam van-ruysdael.com ingeschreven. De content van de bijbehorende website komt overeen, althans vertoont sterke gelijkenis met de merk-, handels- en domeinnamen van NBG Monuglass. Een belangrijk deel van de content (over glas, knowhow en techniek) is door [B] ter beschikking gesteld aan [A] , met behoud van het auteursrecht bij [B] c.s. NBG Monuglass heeft Miro geen toestemming gegeven deze content te gebruiken. Bij het publiek is ook verwarring te duchten in de vorm van associatiegevaar met het merk en de overige intellectuele eigendomsrechten van NBG Monuglass.
2.2.14.
Miro c.s. handelt in strijd met de artikelen 5 en 5a van de Hnw [2] . Het betreft immers het handelsnaamrecht van NBG Monuglass die de naam in het economisch verkeer eerder is gaan voeren dan Miro c.s.
2.2.15.
NBG Monuglass heeft er recht op en belang bij dat aan Miro een inbreukverbod wordt opgelegd. NBG Monuglass is vanuit Nederland actief zodat het te wijzen vonnis werking moet hebben in heel Europa, althans in de Benelux en in Frankrijk.
2.2.16.
Er is sprake van een onrechtmatige daad van [A] en Miro. [A] is als bestuurder persoonlijk aansprakelijk voor het handelen van Miro. Hij wist dat VRI na opzegging van de licentieovereenkomst geen intellectuele eigendomsrechten rechten meer had. [A] is ook in privé aansprakelijk voor de betaling van de facturen die [B] aan VRI heeft gestuurd.

3.De provisionele vordering aan de zijde van NBG Monuglass

3.1.
NBG Monuglass vordert bij wege van provisionele voorziening, zakelijk weergegeven:
(i) Miro c.s. te verbieden gedurende deze procedure het merk en/of de handelsnaam Van Ruysdael te (doen) gebruiken in het maatschappelijk verkeer in Europa, althans in Nederland;
(ii) Miro c.s. te gebieden haar relaties, met wie zij vanaf 1 maart 2016 zakelijk contact heeft gehad, de in de dagvaarding vermelde rectificatie te sturen;
(iii) Miro te gebieden een rectificatie te plaatsen in de in de dagvaarding vermelde vakbladen;
een en ander op straffe van een dwangsom.
3.2.
Aan deze provisionele vorderingen heeft NBG Monuglass, naast hetgeen is vermeld onder 2.2.1. tot en met 2.2.16., ten grondslag gelegd dat zij, gelet op de onrechtmatige inbreuken van Miro c.s., recht heeft op een spoedige rectificatie, te versturen aan de klanten van Miro en te publiceren in de meest gelezen vakbladen.
3.3.
Miro c.s. heeft – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – de volgende verweren gevoerd.
3.3.1.
[A] maakt geen gebruik van het teken Van Ruysdael als handelsnaam en ook niet ter aanduiding van zijn waren of diensten. NBG Monuglass heeft verder niets gesteld waaruit volgt dat [A] onrechtmatig jegens NBG Monuglass heeft gehandeld of dat hem dienaangaande een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
3.3.2.
Miro is opgericht in augustus 2015. Na het faillissement van VRI heeft Miro een doorstart gemaakt en daarbij de onderneming en de activa van VRI van de curator overgenomen.
3.3.3.
Miro heeft Van Ruysdael uitsluitend als handelsnaam gebruikt. Dat gebruik vloeit voort uit de in het kader van de overeenkomst met de curator overgenomen onderneming met handelsnaam, welk handelsnaamgebruik heeft plaatsgevonden vanaf 2002. Deze handelsnaam is ouder dan het Benelux-merk Van Ruysdael. Op grond van artikel 2.23 lid 2 BVIE kan NBG Monuglass zich niet verzetten tegen het gebruik van de oudere handelsnaam door Miro.
3.3.4.
Ook de door VRI gevoerde website is door de curator verkocht aan Miro. VRI was auteursrechthebbende van de content op haar website.

4.De provisionele vordering aan de zijde van Miro

Na wijziging van eis vordert Miro bij wege van provisionele voorziening, zakelijk weergegeven:
A: NBG Monuglass te gebieden het gebruik van het teken Van Ruysdael in de Benelux te staken en gestaakt te houden, waaronder begrepen: het gebruik als merk en/of handelsnaam, het gebruik voor het (doen) doorlinken van domeinnamen met daarin het bestanddeel Van Ruysdael naar door NBG Monuglass gebruikte websites waaronder www.vanruysdaelglas.nl, het gebruik van websites met daarin het bestanddeel Van Ruysdael, het gebruik van reclame- en promotiemateriaal, het gebruik van domeinnamen en e-mailadressen met daarin het bestanddeel Van Ruysdael, alsmede ieder ander gebruik in het maatschappelijk verkeer;
B. NBG Monuglass te gebieden iedere inbreuk op de auteursrechten van Miro in de Europese Economische Ruimte te staken en gestaakt te houden, waaronder begrepen: enig gebruik van content van de website van Miro, waaronder de foto’s, teksten, productcodes met daarin het teken VR (de rechtbank begrijpt: Van Ruysdael), video’s, handleidingen die tot voor haar faillissement werden gebruikt door VRI en die tot de datum van dat faillissement te raadplegen waren op www.vanruysdael.com;
C: NBG Monuglass te veroordelen iedere inbreuk op de merkrechten van Miro in Frankrijk te staken en gestaakt te houden;
D: NBG Monuglass te verbieden om uitlatingen te (laten) doen met de strekking dat zij VRI althans “Van Ruysdael” heeft overgenomen of dat er sprake is van een samenwerking tussen VRI althans “Van Ruysdael” en NBG Monuglass;
A tot en met D op straffe van een dwangsom en met veroordeling van NBG Monuglass in de proceskosten overeenkomstig artikel 1019h Rv. [3]
4.1.
Aan deze vorderingen heeft Miro voor zover thans van belang en kort samengevat het volgende ten grondslag gelegd.
4.1.1.
NBG Monuglass voert het teken Van Ruysdael Glas als handelsnaam. Verwarring tussen beide ondernemingen is gegeven. Op grond van artikel 5 Hnw kan Miro zich verzetten tegen het jongere handelsnaamgebruik door NBG Monuglass.
4.1.2.
Miro kan op grond van haar oudere handelsnaamrechten ook optreden tegen gebruik van het teken Van Ruysdael als merk en domeinnaam. Miro kan zich gezien het arrest Eurotyre [4] verzetten tegen het jongere merkgebruik door NBG Monuglass. Dit gebruik is verwarringwekkend.
4.1.3.
NBG Monuglass bedient zich van de website vanruysdaelglas. Deze website is een één op één kopie van de website zoals die werd gevoerd door VRI en maakt inbreuk op de door Miro verkregen auteursrechten. NBG Monuglass hanteert voorts dezelfde huisstijl, foto’s en standaardcorrespondentie. Deze objecten van auteursrechtelijke bescherming behoren thans toe aan Miro.
4.1.4.
Miro is houdster van een internationale woordmerkregistratie met gelding voor Frankrijk van het teken ‘Van Ruysdael’, ingeschreven op 16 november 2007 onder nummer 947018.
4.1.5.
NBG Monuglass handelt ook in Frankrijk onder gebruikmaking van het teken Van Ruysdael ter aanduiding van de door haar aangeboden waren en diensten. Hiermee maakt zij aldaar inbreuk op het merkrecht van Miro.
4.1.6.
Tot 20 juni 2016 heeft op de website van NBG Monuglass het navolgende persbericht gestaan:
Helaas hebben wij moeten constateren dat Dhr [A] met onjuiste aantijgingen de markt bestookt. Na zijn faillissement probeert hij met een alternatieve beglazing onze originele en beschermde naam […] te misbruiken. Wij zijn zoals bekend sinds jaar en dag de producent van het originele van Ruysdael glas, en blijven dat ook, echter loopt de advisering en verkoop nu via ons kantoor in IJsselmuiden (NL) en (F) en niet meer via [A] . Wij zullen u de inhoudelijk details besparen, maar [A] is hier een lijn overgestoken die juridisch onacceptabel is en wij zullen dit bestrijden. U kunt zoals gewend altijd bij ons terecht.
4.1.7.
Dit bericht is onrechtmatig jegens [A] . Het bericht spreekt ten onrechte van ‘zijn faillissement’ en doet ten onrechte voorkomen dat NBG Monuglass altijd merkhouder is geweest. Het bericht is inmiddels verwijderd, maar Miro c.s. heeft er belang bij dat NBG Monuglass zich zal onthouden van het plaatsen van andere mededelingen in strijd met de waarheid die de doorstart door Miro zouden kunnen frustreren.
4.1.8.
MIRO heeft belang bij zo min mogelijk verdere hinder van NBG Monuglass teneinde de doorstart niet nog meer te laten frustreren.
4.2.
NBG Monuglass heeft de incidentele vorderingen van Miro bestreden.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident aan de zijde van NBG Monuglass

Bevoegdheid

5.1.
NBG Monuglass baseert haar vorderingen in de hoofdzaak, naar de rechtbank begrijpt, op inbreuk op haar Benelux-merk, inbreuk op haar handelsnaamrecht en op een onrechtmatige daad. NBG Monuglass beroept zich weliswaar ook op auteursrechten op de content van de website van (voorheen) VRI, maar op die grondslag is geen van de vorderingen gebaseerd.
5.2.
Voor zover NBG Monuglass haar vorderingen heeft gebaseerd op haar Benelux-merk, is deze rechtbank op grond van artikel 4.6 lid 1 BVIE in de hoofdzaak internationaal en relatief bevoegd daarvan kennis te nemen, aangezien [A] en Miro beide hun woonplaats hebben in dit arrondissement.
5.3.
Voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op inbreuk op de handelsnaam en op (overig) onrechtmatig handelen, bestaat internationale bevoegdheid op grond van artikel 4 lid 1 EEX-Vo [5] , ook voor zover een aan Miro c.s. op te leggen verbod betrekking zou moeten hebben op handelingen buiten Nederland. De relatieve bevoegdheid berust eveneens op de woonplaats / plaats van vestiging van Miro c.s. en is ook niet bestreden.
5.4.
Nu bevoegdheid bestaat voor de hoofdzaak, bestaat tevens bevoegdheid voorlopige maatregelen te treffen zoals door NBG Monuglass gevorderd.
De provisionele vorderingen tegen [A]
5.5.
De provisionele vorderingen van NBG Monuglass zijn gebaseerd op inbreuk op het door haar overgenomen Benelux-merk en op de overeenkomstige handelsnaam, die NBG Monuglass sinds november 2015 voert. Nu echter niet is gesteld of gebleken dat [A] het teken Van Ruysdael heeft gebruikt als merk dan wel als handelsnaam, dienen de tegen hem ingestelde provisionele vorderingen reeds daarom te worden afgewezen.
Inbreuk op de handelsnaam door Miro
5.6.
Miro c.s. heeft met verwijzing naar haar producties 47 en 58 gesteld dat VRI de handelsnaam Van Ruysdael heeft gevoerd vanaf 2002. NBG Monuglass heeft dit onweersproken gelaten, zodat dit in dit incident tussen partijen vast staat.
5.7.
Uit niets blijkt dat de handelsnaam (mede) door de Stichting is gevoerd en evenmin dat deze door de Stichting is overgedragen aan NBG Monuglass. De door NBG Monuglass overgelegde akte van overdracht vermeldt slechts overdracht van het Benelux-merk. De handelsnaam wordt niet genoemd. Het standpunt van NBG Monuglass dat de handelsnaam, als annex aan het merkrecht, door de overdracht van het merkrecht eveneens aan NBG Monuglass is overgedragen, moet worden verworpen omdat niet is in te zien op welke rechtsregels deze opvatting is te baseren.
5.8.
Een dergelijke overdracht zou integendeel in strijd zijn met artikel 2 Hnw. Zoals NBG Monuglass zelf terecht opmerkt, kan de handelsnaam alleen met de onderneming van VRI op de Stichting zijn overgaan. Echter is niet gesteld of gebleken dat de Stichting op enig moment de onderneming van VRI heeft voortgezet of überhaupt enige onderneming heeft gehad. Het handelsnaamrecht kan daarom niet aan de Stichting zijn overgedragen of bij haar zijn ontstaan.
5.9.
Gezien het voorgaande is aan te nemen dat de handelsnaam deel uitmaakte van het vermogen van VRI ten tijde van het faillissement. Uit de door Miro c.s. overgelegde overeenkomst tot koop en verkoop van activa en goodwill tussen de curator en Miro (productie 4 van Miro c.s.) blijkt voorts naar voorlopig oordeel dat de handelsnaam tezamen met de onderneming van VRI door de curator is overgedragen aan Miro. Artikel 1 houdt immers in:
De Curator verkoopt en draagt in eigendom aan Koper over, gelijk de Koper bij deze van de Curator koopt en in eigendom aanvaardt: (…) Alle Intellectuele Eigendomsrechten (…) waaronder de handelsnaam ‘Van Ruysdael’…
5.10.
NBG Monuglass voert, naar zij stelt, de handelsnaam Van Ruysdael sinds november/december 2015. De door Miro van de boedel van VRI overgenomen handelsnaam is dus ouder. Gelet hierop kan NBG Monuglass zich naar voorlopig oordeel ten opzichte van Miro niet beroepen op een oudere handelsnaam.
Inbreuk op het Benelux-merk door Miro
5.11.
Voor zover NBG Monuglass zich op grond van haar Benelux-merk verzet tegen de door Miro in Nederland gevoerde handelsnaam, moet dat verzet worden verworpen omdat Miro een terecht beroep doet op de uitzondering van artikel 2.23 lid 2 BVIE. De aan Miro toekomende handelsnaam is immers een ouder recht als in die bepaling bedoeld.
5.12.
Met het verzet tegen het gebruik door Miro in Nederland van het teken Van Ruysdael ter onderscheiding van waren heeft NBG Monuglass evenmin succes. Miro betwist dat zij het teken ter onderscheiding van waren of diensten gebruikt en NBG Monuglass heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Het verbod op het gebruik in Nederland van het teken Van Ruysdael (als merk) moet daarom worden afgewezen.
5.13.
NBG Monuglass kan ten slotte geen bezwaar maken tegen gebruik van het teken Van Ruysdael in Frankrijk omdat de aan het Benelux-merk verbonden rechten beperkt zijn tot het Benelux grondgebied. NBG Monuglass stelt terecht dat de Nederlandse rechter onder omstandigheden handelingen van Miro in Frankrijk zou kunnen verbieden, maar dat is uiteraard uitsluitend aan de orde indien die handelingen van Miro inbreuk zouden maken op een aldaar geldend aan NBG Monuglass toekomend merkrecht. NBG Monuglass heeft echter niet aangevoerd dat zij in Frankrijk over enig merkrecht zou beschikken.
5.14.
Nu onvoldoende aannemelijk is dat Miro en/of [A] inbreuk hebben gemaakt op de merk- en/of handelsnaamrechten van NBG Monuglass dienen het provisionele inbreukverbod en de op de gestelde inbreuken gestoelde rectificatie te worden afwezen.
proceskosten van het door NBG Monuglass opgeworpen incident
5.15.
De rechtbank zal de beslissing over de proceskosten van dit incident aanhouden totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

6.Beoordeling van het incident aan de zijde van Miro

Samenhang van het incidenteel gevorderde met de hoofdvordering

6.1.
Een provisionele vordering is slechts toewijsbaar indien het gevorderde samenhangt met de hoofdvordering.
6.2.
Het door Miro gevorderde hangt niet samen (in de zin van artikel 223 lid 2 Rv) met de vorderingen in de hoofdzaak van NBG Monuglass, maar loopt kennelijk vooruit op hetgeen Miro in de hoofdzaak in reconventie van NBG Monuglass wil vorderen. In de hoofdzaak is echter nog geen vordering in reconventie ingesteld. Het provisioneel gevorderde is daarom vooralsnog niet toewijsbaar.
6.3.
De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rol voor conclusie van antwoord. Indien daarbij een vordering in reconventie wordt ingesteld, zal aan NBG Monuglass vervolgens gelegenheid worden geboden zich in dit incident uit te laten over – uitsluitend – de samenhang van het provisioneel gevorderde met de eventuele vordering(en) in reconventie. De rechtbank zal aansluitend op de akte van NBG Monuglass verder beslissen op de provisionele vorderingen van Miro.

7.De beslissing

De rechtbank:
in het incident aan de zijde van NBG Monuglass:
7.1.
wijst het gevorderde af;
7.2.
houdt de proceskostenbeslissing aan totdat in de hoofdzaak zal worden beslist;
in de hoofdzaak:
7.3.
verwijst de zaak naar de rol van 1 februari 2017 voor conclusie van antwoord;
7.4.
houdt iedere verdere beslissing aan;
in het incident aan de zijde van Miro:
7.5.
bepaalt dat, indien een vordering in reconventie wordt ingesteld, NBG Monuglass zich op de rol van 15 februari 2017 kan uitlaten als hiervoor bedoeld onder 6.3;
7.6.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.G.J. de Heij en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2016.

Voetnoten

1.Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen)
2.Handelsnaamwet
3.Wetboek van burgerlijke Rechtsvordering
4.HR 20 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ9431
5.Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken