ECLI:NL:RBDHA:2016:1573

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2016
Publicatiedatum
17 februari 2016
Zaaknummer
C/09/504576 / FA RK 16-785
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in zaken betreffende minderjarigen en doorverwijzing naar andere rechtbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 2 februari 2016 was ingediend. Het verzoek betrof vervangende toestemming voor erkenning, vaststelling van gezamenlijk ouderlijk gezag en de verdeling van zorg- en opvoedingstaken, alsook de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van minderjarigen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Uijt de boogaardt, woonachtig in [woonplaats man], heeft het verzoek ingediend, terwijl de vrouw, de moeder van de minderjarigen, woonachtig is in [woonplaats vrouw].

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bevoegdheid om van het verzoek kennis te nemen, in beginsel ligt bij de rechtbank van de woonplaats van de minderjarigen, conform artikel 265 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Aangezien de gezagsdrager van de minderjarigen in [woonplaats vrouw] woont, zou de rechtbank Den Haag bevoegd zijn. Echter, de minderjarigen verblijven met toestemming van de moeder bij hun biologische vader in [woonplaats man], waar zij ook zijn ingeschreven in de gemeentelijke registratie.

Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat de woonplaats van de minderjarigen in [woonplaats man] ligt, en dat de rechtbank Den Haag zich daarom onbevoegd verklaart om van het verzoek kennis te nemen. De rechtbank heeft de zaak vervolgens doorverwezen naar de rechtbank Midden-Nederland, waar de zaak verder behandeld zal worden. Deze beslissing is genomen door mr. M.T. Nijhuis, met K.D. van den Berg als griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 maart 2016.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 16-785
Zaaknummer: C/09/504576
Datum beschikking: 2 maart 2016

Beschikking op het op 2 februari 2016 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende te [woonplaats man] ,
advocaat: mr. E. Uijt de boogaardt te Lelystad.
waarin als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats vrouw] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, strekkende tot vervangende toestemming erkenning, vaststelling gezamenlijk ouderlijk gezag en vaststelling verdeling van de zorg- en opvoedingstaken c.q. vaststelling hoofdverblijfplaats.

Beoordeling

Ingevolge artikel 265 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in zaken betreffende minderjarigen de rechter bevoegd van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, van het werkelijk verblijf van de minderjarigen.
Nu de gezagsdrager van de minderjarigen in [woonplaats vrouw] woonachtig is, is de woonplaats van de minderjarigen ingevolge artikel 1:12 van het Burgerlijk Wetboek in beginsel in [woonplaats vrouw] gelegen en is de rechtbank Den Haag bevoegd van het onderhavige verzoek kennis te nemen.
Echter, nu de minderjarigen met toestemming van de moeder bij de biologische vader van de minderjarigen in [woonplaats man] wonen, er toestemming van de moeder is verkregen voor inschrijving van de minderjarigen in de persoonsregistratie van de gemeente [woonplaats man] en de minderjarigen aldaar inmiddels zijn ingeschreven en ook feitelijk verblijven, is de rechtbank onder de omstandigheden van dit specifieke geval van oordeel dat als woonplaats van de minderjarigen [woonplaats man] heeft te gelden. Immers: de woonplaats van de minderjarigen is met uitdrukkelijke instemming van de gezagsdragende ouder thans gelegen in [woonplaats man] . Daardoor is [woonplaats man] naar het oordeel van de rechtbank gelet op alle omstandigheden van dit specifieke geval als de van de gezagsdragende ouder afgeleide woonplaats te beschouwen. Dientengevolge zal de rechtbank de onderhavige zaak verwijzen naar de rechtbank Midden-Nederland.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart zich onbevoegd van het verzoekschrift kennis te nemen;
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rechtbank Midden-Nederland.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Nijhuis, bijgestaan door K.D. van den Berg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 maart 2016.