ECLI:NL:RBDHA:2016:15464
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op grond van openbare orde aspecten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser, die met een referente is gehuwd, had op 9 oktober 2015 de aanvraag ingediend, maar deze werd op 21 januari 2016 afgewezen op basis van openbare orde aspecten. Het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 7 juni 2016 ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 23 september 2016 werd de zaak behandeld. Eiser betoogde dat de staatssecretaris ten onrechte had gesteld dat hij een gevaar voor de openbare orde vormde, verwijzend naar eerdere veroordelingen tot geldboetes. Eiser voerde aan dat de Gezinsherenigingsrichtlijn van toepassing was en dat de ernst van zijn veroordelingen niet voldoende was meegewogen in de besluitvorming. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris de aanvraag op juiste wijze had beoordeeld en dat de verwijzing naar de relevante wetgeving en richtlijnen correct was.
De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit in overeenstemming was met de Gezinsherenigingsrichtlijn en dat er geen aanleiding was om het beroep van eiser gegrond te verklaren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.