Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
[persoon 1], te [woonplaats] , vergunninghouder
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2016 uitspraak gedaan over een omgevingsvergunning die was verleend voor de verbouwing van een gemeentelijk monumentaal winkelpand. De vergunninghouder had toestemming gekregen om het pand te verbouwen tot twee winkels en vier appartementen. Eiser, die bezwaar had gemaakt tegen de vergunning, stelde dat de vergunning in strijd was met de Verordening Ruimte, de Regionale structuurvisie detailhandel Midden-Holland en de Centrumvisie van Bodegraven. De rechtbank oordeelde dat de vergunning niet in strijd was met deze documenten en dat de verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk, op goede gronden had besloten de vergunning te verlenen.
De rechtbank benadrukte dat de toetsing van de beslissing van de verweerder terughoudend moest zijn. Dit betekent dat de rechtbank zich moest beperken tot de vraag of de verweerder in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen. De rechtbank concludeerde dat dit het geval was en dat er geen strijd was met de geldende regelgeving. Ook de zorgen van eiser over parkeerdruk en lichtinval werden door de rechtbank niet gegrond bevonden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de verleende omgevingsvergunning.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.