Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 15 december 2016 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Bij besluit van 30 november 2015 (primair besluit III) heeft verweerder de vordering op eiseres van € 200.128,95 verhoogd met hierover betaalde belasting en premies ten bedrage van € 49.673,94.
Overwegingen
Toen dat geen resultaat sorteerde, heeft verweerder bij de primaire besluiten het recht van eiseres op bijstand over de periode van 1 juli 1997 tot en met 31 mei 2015 ingetrokken en van haar een bedrag van € 249.802,89 (€ 200.128,95 plus € 49.673,94) teruggevorderd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de terugvordering staande gehouden. De grondslag hiervoor is dat eiseres haar inlichtingenverplichting heeft geschonden. Zij heeft geen melding gemaakt van de op haar naam staande ABN AMRO bankrekening en het bedrag van € 600.000,- dat op die rekening staat. Omdat eiseres geen stukken heeft overgelegd die haar verklaringen kunnen onderbouwen dat het geld haar niet toebehoorde, is het recht op bijstand over voornoemde periode niet vast te stellen. Van dringende redenen om van terugvordering af te zien is verweerder niet gebleken. Voorts heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er geen redenen zijn om van brutering af te zien.
Eiseres heeft volledige openheid verschaft aan verweerder. Omdat in rechte vaststaat dat sprake was van dwaling, staat tevens vast dat eiseres nimmer rechthebbende is geweest van enig buitenlands vermogen, aldus eiseres. Eiseres heeft niet de beschikking (gehad) over de bescheiden met betrekking tot de inkeerregeling, testamenten en de bankgegevens. Haar kan dan ook niet worden verweten dat zij de gevraagde informatie niet heeft overgelegd. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een e-mail van 9 maart 2015 van een medewerker van de Belastingdienst, een e-mail van 28 januari 2016 van een medewerkster van de ABN AMRO bank en bij notariële akten van 19 februari 2016 opgemaakte beëdigde getuigenverklaringen van de heer [persoon] respectievelijk van haarzelf overgelegd.