ECLI:NL:RBDHA:2016:15434

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2016
Publicatiedatum
15 december 2016
Zaaknummer
C/09/515185 / HA ZA 16-862
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J.A.M. Ahsmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake garantiestelling en contragarantie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 december 2016 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser in verzet, aangeduid als [A], was oorspronkelijk gedaagde in een procedure die door de naamloze vennootschap BNP PARIBAS CARDIF SCHADEVERZEKERINGEN N.V. (voorheen h.o.d.n. Cardif Schadeverzekeringen N.V.) was aangespannen. De zaak betreft een garantiestelling die [A] zou hebben aangegaan in verband met de aankoop van een woning. Cardif had in een eerdere procedure een verstekvonnis verkregen, waarin [A] werd veroordeeld tot betaling van € 45.400,-, vermeerderd met rente en kosten, op basis van de contragarantie die hij had afgegeven. In het verzet voerde [A] aan dat hij nooit een koopovereenkomst had gesloten en dat er geen garantiestelling met Cardif was overeengekomen.

De rechtbank oordeelde dat de schriftelijke garantiestelling, die door [A] was ondertekend, dwingende bewijskracht heeft. [A] betwistte de echtheid van zijn handtekening, maar de rechtbank oordeelde dat hij deze betwisting niet met de vereiste stelligheid had onderbouwd. De verklaring van de hypotheekadviseur, die bevestigde dat de handtekening in zijn bijzijn was gezet, werd als bewijs aanvaard. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was om het verstekvonnis te vernietigen, aangezien [A] niet had voldaan aan zijn stelplicht om tegenbewijs te leveren. Het verzet werd ongegrond verklaard en het verstekvonnis werd bekrachtigd, waarbij [A] werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/515185 / HA ZA 16-862
Vonnis van 7 december 2016
in de zaak van
[A],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in verzet, oorspronkelijk gedaagde,
advocaat mr. R.A. Kaarls te Den Haag,
tegen
de naamloze vennootschap
BNP PARIBAS CARDIF SCHADEVERZEKERINGEN N.V.(voorheen h.o.d.n. Cardif Schadeverzekeringen N.V.),
gevestigd te Oosterhout,
gedaagde in verzet, oorspronkelijk eiseres,
advocaat mr. V. Kortenbach te Den Haag.
Partijen zullen hierna [A] en Cardif genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de oorspronkelijke dagvaarding van Cardif van 11 november 2013, met producties,
  • het verstekvonnis van 26 maart 2014,
  • de dagvaarding in verzet van 19 juli 2016,
  • het vonnis van 7 september 2016, waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
  • het proces-verbaal van comparitie van 20 oktober 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Cardif is een verzekeraar die hoofdzakelijk actief is op het gebied van schade- en levensverzekeringen, maar ook garantstellingen verstrekt ten behoeve van onder meer de aan- en verkoop van onroerende zaken.
2.2.
Op 23 juni 2010 is in verband met de aankoop van een woning aan de [adres 1] te [plaats 1] (hierna te noemen: de woning) een ‘Aanvraag garantiestelling en contragarantie’ ingediend bij De Hypothekers Associatie B.V., tussenpersoon van Cardif. […] , hypotheekadviseur bij De Hypotheker, heeft deze aanvraag in behandeling genomen en beoordeeld. In verband daarmee heeft hij een ‘Verklaring tussenpersoon’, gesteld op briefpapier van Cardif, ondertekend. Daarin staat, voor zover van belang, het volgende:
Aanvraag garantiestelling t.b.v.
Personalia Koper 1
Achternaam [A]
(…)
Voorletters [voorletter ] .
(…)
Adres [adres 2]
Postcode [postcode 2]
Woonplaats [plaats 2]
Verklaring Tussenpersoon
Door ondertekening verklaart u:
(…)
- dat de Aanvraag garantiestelling en contragarantie in uw bijzijn is ondertekend en dat u de handtekening(en) aan de hand van het/de originele en geldige legitimatiebewij(s)(zen) heeft geverifieerd.
In de procedure voor de acceptatie van een garantie zijn naast de aanvraagformulieren en de koopovereenkomst normaal gesproken nog een aantal aanvullende stukken benodigd zoals kopie geldig legitimatiebewijs (…).
(…)
Gezien het partnership tussen Woongarant en De Hypotheker en het daarbij behorende wederzijds vertrouwen kunnen we volstaan met alleen de
getekende aanvraag garantstelling, contragarantie + de getekende koopovereenkomsten genoegen nemen met de verklaring van u als adviseur.
Hierbij verklaart u dat u, met de gegevens die nu bij u bekend zijn, het vertrouwen heeft dat de hypotheek voor de betreffende cliënt via De Hypotheker in orde komt. U verzoekt om de garantie op basis van het aanvraagformulier en de bijgeleverde koopovereenkomst te accepteren.’
2.3.
De ‘Aanvraag garantiestelling en contragarantie’, gesteld op briefpapier van Cardif (hierna te noemen: de garantiestelling), luidt, voor zover relevant, als volgt:
‘Kopers
Achternaam [A]
(…)
Voorletters [voorletter ] .
(…)
Adres [adres 2]
Postcode [postcode 2]
Woonplaats [plaats 2]
Hierna (..) te noemen: ‘de Koper’
Verkopers
Achternaam [X]
(…)
Voorletters [voorletters]
(…)
Adres [adres 1]
Postcode [postcode 1]
Woonplaats [plaats 1]
Hierna (..) te noemen: ‘de Verkoper’
OnderpandDatum koopovereenkomst 17-06-2010
[adres 1] te [plaats 1]
(…)
Garantiestelling
Garantiebedrag € 45.000,- (…)
Ingangsdatum
1-7-2010Einddatum
16-08-2010Premie
400,-
De koper verklaart hierbij opdracht te hebben gegeven aan Cardif Schadeverzekeringen N.V. (..), hierna te noemen ‘de Verzekeraar’, om voor zijn rekening en risico een garantie (..) te stellen jegens de Verkoper tot het hierboven vermelde garantiebedrag.
Contragarantie
Door afgifte van onderstaande contragarantie verbindt de Koper zich hoofdelijk tegenover de Verzekeraar:
op eerste verzoek van de Verzekeraar aan de Verzekeraar te betalen al hetgeen de Verzekeraar uit hoofde van deze garantiestelling heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de Verzekeraar tot betaling is overgegaan tot aan de dag van de algehele voldoening. Deze verplichting tot betaling ontstaat door het enkele feit van betaling door de Verzekeraar aan de in de koopovereenkomst aangewezen notaris of diens plaatsvervanger (…)
aan de Verzekeraar alles kosten te vergoeden, waaronder ook gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten, niet betaalde premie, schade en interest, van welke aard ook, die voor de Verzekeraar uit de garantiestelling zouden kunnen voortvloeien.
Ondertekening
(…)
Ondertekend te [plaats 2] op 23 juni 2010.
Voor akkoord De heer [A]
Handtekening [rechtbank: volgt handtekening]’
2.4.
Bij e-mail van 29 juli 2010 heeft de bij de verkooptransactie betrokken notaris de garantiestelling namens de verkoper ingeroepen, omdat [A] niet aan zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst zou hebben voldaan. Cardif heeft daarop een bedrag van
€ 45.000,- aan de notaris uitbetaald.
2.5.
Tussen december 2010 en juni 2011 heeft Cardif [A] meermalen gesommeerd om uit hoofde van de aan de garantiestelling verbonden contragarantie een bedrag van € 45.000,- aan Cardif te betalen, alsmede de premie van € 400,-, dit één en ander vermeerderd met rente en kosten.
2.6.
In een telefoonnotitie uit het interne incassodossier van Cardif staat onder meer het volgende genoteerd:
'28-2-2011: 3e sommatie en concept dagvaarding verstuurd.
20-6-2011: dhr. [A] belt, hij had via via gehoord dat hij bij verstek veroordeeld is. Maar hij kan aantonen dat hij op dat moment bij zijn vrouw en kinderen in de [land] was. Hij is daar geweest van juni 2010 tot 2 wkn geleden. M.b.t. de garantiestelling dat is een akkefietje wat hij heeft met Dhr. [X] . Die had hem gevraagd wat te tekenen voor hem. (…)’
2.7.
[A] heeft tot op heden geen betaling aan Cardif gedaan.

3.Het geschil

3.1.
Cardif heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [A] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 45.400,-, vermeerderd met (a) de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze hoofdsom vanaf 5 januari 2011 tot de dag van volledige betaling, (b) een bedrag van € 1.500,- (exclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten en (c) de proceskosten.
3.2.
Cardif heeft deze vordering gegrond op nakoming van de in de garantiestelling overeengekomen contragarantie, waarin [A] zich heeft verbonden om het bedrag dat Cardif op grond van de garantiestelling aan de notaris heeft uitbetaald, volledig aan Cardif terug te betalen. Daarnaast dient [A] op grond van de garantiestelling een premie van € 400,- aan Cardif te betalen, hetgeen hij tot op heden niet heeft gedaan.
3.3.
De rechtbank heeft de vorderingen van Cardif in het verstekvonnis toegewezen zoals gevorderd en daarbij de proceskosten begroot op een bedrag van € 2.862,71, vermeerderd met de explootkosten en advertentiekosten.
3.4.
[A] vordert in het verzet dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis het verstekvonnis vernietigt en de vorderingen alsnog afwijst, met veroordeling van Cardif in de proceskosten. Hij voert daartoe aan hij nooit een koopovereenkomst voor de woning aan de [adres 1] heeft gesloten en dat hij evenmin een garantiestelling met Cardif is overeengekomen.
3.5.
Cardif stelt daartegenover dat het bestaan van een tussen partijen overeengekomen garantie blijkt uit de onder 2.2 en 2.3 weergegeven schriftelijke aanvraag, die door [A] is ondertekend.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [A] in zoverre in zijn vorderingen in verzet kan worden ontvangen.
4.2.
Ter beoordeling ligt voor of [A] een garantiestelling met Cardif is overeengekomen.
4.3.
Voorop staat dat de door Cardif overgelegde schriftelijke garantiestelling op grond van artikel 156 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is aan te merken als een onderhandse akte. Een dergelijke onderhandse akte heeft volgens artikel 157 lid 2 Rv dwingende bewijskracht tussen partijen. Dat houdt in dat in beginsel, dat wil zeggen behoudens tegenbewijs, ervan wordt uitgegaan dat waar is wat in de akte staat, in het onderhavige geval dus dat [A] met Cardif een garantiestelling met contragarantie is overeengekomen.
4.4.
[A] betwist echter dat de handtekening onder het stuk van hem afkomstig is. Artikel 159 lid 2 Rv bepaalt dat een onderhandse akte geen dwingende bewijskracht heeft, wanneer de ondertekening van die akte door de partij, tegen welke de akte bewijs zou opleveren, stellig wordt ontkend. In dat geval zal de (weder)partij die zich op de inhoud van de akte beroept eerst de echtheid van de handtekening moeten bewijzen, alvorens zij de akte als bewijsmiddel kan gebruiken.
4.5.
Uit de formulering van artikel 159 lid 2 Rv volgt dus dat nader bewijs van de herkomst van de handtekening pas in beeld komt, als de wederpartij de echtheid van de handtekening
stelligontkent. Aldus dient zich eerst de vraag aan of [A] de echtheid van de handtekening met de vereiste stelligheid heeft ontkend.
4.6.
Cardif heeft een verklaring van de betrokken hypotheekadviseur van de tussenpersoon overgelegd, waarin de desbetreffende adviseur verklaart dat de garantiestelling in zijn bijzijn is ondertekend en dat hij de handtekening op de aanvraag aan de hand van het originele en geldige legitimatiebewijs heeft geverifieerd. Hiermee rijst vraag hoe het kan dat de tussenpersoon verklaart dat hij een kopie van het legitimatiebewijs van [A] heeft gezien als juist is wat [A] aanvoert, namelijk dat hij ( [A] ) niet degene was die daar aan tafel zat en de garantiestelling heeft ondertekend.
4.7.
Daarnaar gevraagd, heeft [A] ter comparitie verklaard dat hij op enig moment van [X] (die hij in een dagelijks door hem bezocht koffietentje had leren kennen maar hij toen nog niet als [X] kende) een aanbod had gekregen om voor een bedrag van € 300,- per maand een auto, een Suzuki Vitara, te huren. [A] heeft toen desgevraagd voor de huur van de auto aan [X] een kopie van zijn paspoort gegeven en het daartoe door [X] opgestelde huurcontract ondertekend. De auto heeft [A] echter nooit gezien, en enige dagen later werd hem in het koffietentje lacherig verteld dat hij was opgelicht.
4.8.
Het bovenstaande betoog van [A] impliceert dat [X] , nadat hij op bovenomschreven wijze een kopie van het paspoort van [A] in handen had gekregen, die kopie heeft gebruikt om op naam van [A] een garantiestelling te krijgen. De verklaring van [A] roept echter onmiddellijk nadere vragen op. Allereerst heeft de hypotheekadviseur verklaard dat de aanvraag in zijn bijzijn door de klant is ondertekend. Verondersteld mag worden dat de hypotheekadviseur op dat moment ook heeft vastgesteld dat de persoon die tegenover hem zat gelijkenis vertoonde met de persoon op de foto van het gekopieerde legitimatiebewijs. Op die kwestie is [A] verder in het geheel niet ingegaan. Zo is omtrent enige uiterlijke gelijkenissen tussen hem en [X] niets gesteld of gebleken.
4.9.
Los daarvan is de verklaring die [A] als mogelijke oorzaak voor het gebruik van zijn legitimatiebewijs en handtekening door een ander heeft gegeven, op zichzelf al uiterst twijfelachtig. Ten eerste valt zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, niet in te zien waarom [X] voor de verhuur van een auto een kopie van het legitimatiebewijs van [A] nodig zou hebben. Daarnaast valt de verklaring van [A] over de huur van de auto niet te rijmen met zijn eerdere verklaring ter comparitie dat hij al langdurig van een uitkering moet leven en maar weinig geld (zo’n € 100,-) per maand overhoudt. Niet in te zien valt waarom de huur van een auto voor € 300,- per maand in een dergelijke precaire financiële situatie ‘een goed aanbod’ zou zijn, zoals [A] stelt.
4.10.
Ten slotte strookt de ter comparitie door [A] geschetste gang van zaken over het aangeboden huurcontract voor een auto evenmin met de inhoud van de telefoonnotitie van Cardif van 20 juni 2011, waarvan de juistheid op zichzelf niet door [A] is bestreden. Volgens die telefoonnotitie heeft [A] immers op die dag over de telefoon verklaard dat de garantiestelling een akkefietje is tussen hem en [X] en dat laatstgenoemde [A] zou hebben gevraagd wat te tekenen. Uit de weergave van het gesprek kan niets anders worden afgeleid dan dat [A] destijds heeft verklaard dat hij op verzoek van [X] een handtekening op een schriftelijke garantiestelling had gezet en niet, zoals hij ter comparitie heeft verklaard, op een huurcontract voor een auto.
4.11.
De rechtbank komt op grond van al het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien tot het oordeel dat [A] in het onderhavige geval zijn handtekening niet met de vereiste stelligheid heeft ontkend. Gelet op de genoemde schriftelijke verklaring van de hypotheekadviseur en de telefoonnotie uit het dossier van Cardif kon [A] niet volstaan met een blote ontkenning dat de handtekening van hem afkomstig is, maar mocht van hem worden verwacht dat hij die ontkenning nader zou uitwerken met een tenminste enigszins plausibele en consistente verklaring over wat er dan wel zou zijn gebeurd. [A] is daarin echter tekortgeschoten, aangezien hij - zoals hiervoor is overwogen - in de toelichting op zijn betwisting ter comparitie slechts een weinig concrete, inconsistente en als geheel uiterst twijfelachtige verklaring over het ondertekenen van een huurcontract voor een auto naar voren heeft gebracht.
4.12.
Nu geen sprake is van stellige betwisting van de handtekening op de garantiestelling, komt aan de akte dwingende bewijskracht toe. Dat betekent dat, behoudens tegenbewijs, tussen partijen als waar heeft te gelden dat [A] een garantiestelling met contragarantie met Cardif is aangegaan en op grond van de daaruit voortvloeiende verbintenis aan Cardif het uitgekeerde bedrag van € 45.000,- en een premie van € 400,- moet betalen.
4.13.
Aan het toestaan tot het leveren van tegenbewijs komt de rechtbank evenwel niet toe. Los van de (onvoldoende stellige) betwisting van de handtekening heeft [A] immers in deze procedure niets, althans nauwelijks iets gesteld ter bestrijding van de juistheid van de inhoud van de akte. Aldus heeft [A] niet aan zijn minimaal vereiste stelplicht voldaan om tot het leveren van tegenbewijs tegen de akte te worden toegelaten.
4.14.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat definitief in rechte vaststaat dat juist is wat in de akte staat en dat aldus geen grond bestaat om de veroordeling in het verstekvonnis tot betaling van een bedrag van € 45.400,- te vernietigen. Nu [A] in het verzet geen verweer heeft gevoerd tegen de overige veroordelingen in het verstekvonnis, zal dit vonnis als geheel worden bekrachtigd. [A] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in het verzet.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart het verzet ongegrond en bekrachtigt het onder zaak / rolnummer C/09/460481 HA ZA 14-245 gewezen verstekvonnis van deze rechtbank d.d. 26 maart 2014;
5.2.
veroordeelt [A] in de proceskosten in het verzet, aan de zijde van Cardif begroot op € 894,- aan salaris advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.M. Ahsmann en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2016.