Op 16 december 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.P.W. van Bohemen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door P. Vliegenthart. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv om haar Ziektewetuitkering per 13 december 2015 te beëindigen, na een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres na een periode van 52 weken arbeidsongeschiktheid, op 12 november 2015, weliswaar beperkingen ondervond, maar in staat was om de voor haar geselecteerde functies uit te oefenen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden gedaan en dat de door eiseres ingebrachte medische informatie niet leidde tot een ander oordeel. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet met objectieve gegevens had onderbouwd dat zij niet in staat was om haar eigen arbeid te verrichten. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd de beslissing van het Uwv bevestigd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.