ECLI:NL:RBDHA:2016:15360

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2016
Publicatiedatum
15 december 2016
Zaaknummer
SGR 16/4994
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering na Eerstejaars Ziektewetbeoordeling

Op 16 december 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.P.W. van Bohemen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door P. Vliegenthart. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv om haar Ziektewetuitkering per 13 december 2015 te beëindigen, na een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres na een periode van 52 weken arbeidsongeschiktheid, op 12 november 2015, weliswaar beperkingen ondervond, maar in staat was om de voor haar geselecteerde functies uit te oefenen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden gedaan en dat de door eiseres ingebrachte medische informatie niet leidde tot een ander oordeel. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet met objectieve gegevens had onderbouwd dat zij niet in staat was om haar eigen arbeid te verrichten. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd de beslissing van het Uwv bevestigd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/4994

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.P.W. van Bohemen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
(gemachtigde: P. Vliegenthart).

Procesverloop

Bij besluit van 10 november 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de Ziektewetuitkering van eiseres met ingang van 13 december 2015 beëindigd.
Bij besluit van 4 mei 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres was laatstelijk werkzaam als [functie] voor 39 uur per week. Zij ontving met ingang van 1 maart 2014 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Eiseres heeft zich op 14 november 2014 ziekgemeld met diverse lichamelijke klachten als gevolg van een auto-ongeluk in 2011 en daaropvolgende operaties. Vervolgens is aan eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Verweerder heeft na afloop van een periode van 52 weken arbeidsongeschiktheid een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling verricht. Verweerder heeft daarbij geconcludeerd dat eiseres op 12 november 2015 (de datum in geding) weliswaar beperkingen ondervindt bij het verrichten van arbeid, maar dat zij met inachtneming van die beperkingen in staat is de voor haar geselecteerde functies uit te oefenen. Vergelijking van de mediane loonwaarde van die functies met het maatmanloon levert een verlies aan verdiencapaciteit op van minder dan 35 procent. Om die reden heeft verweerder de Ziektewetuitkering van eiseres met ingang van 13 december 2015 beëindigd.
3. Eiseres betoogt dat zij op 27 oktober 2015 nogmaals een auto-ongeluk heeft gehad. Omdat dit ongeluk na het onderzoek van de primaire verzekeringsarts op 2 september 2015 heeft plaatsgevonden, zijn haar beperkingen als gevolg van dit ongeluk niet in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het tweede ongeluk weliswaar in zijn beoordeling meegenomen, maar is ten onrechte niet afgeweken van de beoordeling van de primaire verzekeringsarts. Eiseres voert aan dat haar reeds bestaande beperkingen als gevolg van het tweede auto-ongeluk zijn toegenomen. Voorts heeft zij nek- en rugklachten, klachten aan haar rechterarm en schouder, een verdikt stuitje, last van duizeligheid en vlekken voor de ogen. Haar schouder- en nekpijn straalt uit naar haar hoofd. Daarnaast heeft eiseres psychische klachten. Als gevolg van haar beperkingen kan eiseres niet vijf dagen per week werken en evenmin de hele dag achter een computer zitten.
4.1
Op grond van artikel 19aa, van de Ziektewet – voor zover hier van belang – heeft de verzekerde die geen werkgever heeft jegens wie hij, bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte recht heeft op loon, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld indien de verzekerde:
a. ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 en
b. als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65 procent te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
4.2
Op grond van artikel 19ab, van de Ziektewet – voor zover hier van belang – wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, als bedoeld in artikel 19aa, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
5.1
Primaire verzekeringsarts Colijn heeft eiseres op 2 september 2015 op zijn spreekuur gezien. De verzekeringsarts concludeert in de rapportage van dezelfde datum dat eiseres is aangewezen op armbesparend werk. Er is geen indicatie voor het aannemen van een urenbeperking. De verzekeringsarts heeft in de FML opgenomen dat eiseres een half uur achtereen met toetsenbord en muis kan werken. Verder is zij (licht) beperkt ten aanzien van frequent reiken en buigen tijdens het werk, duwen of trekken, tillen of dragen, frequent lichte voorwerpen hanteren tijdens het werk, frequent zware laten hanteren tijdens het werk, klimmen, zitten, zitten tijdens het werk, boven schouderhoogte actief zijn en het hoofd in een bepaalde stand houden tijdens het werk.
5.2
Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep Mathoera op 14 maart 2016 een rapportage uitgebracht. Deze rapportage is gebaseerd op de dossiergegevens, bezwaargronden van eiseres, de door haar overgelegde medische gegevens, lichamelijk onderzoek en de hoorzitting op 14 maart 2016. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat eiseres objectiveerbare nek-, schouder- en armklachten heeft. Er is sprake van een enigszins afstaand rechterschouderblad. Omdat die afwijking van invloed is op de houding van de wervelkolom, zijn rugbeperkingen in enige mate te objectiveren, ondanks dat bij lichamelijk onderzoek aan rug en bekken geen afwijkingen zijn waargenomen. Beperkingen als gevolg van duizeligheid kunnen niet worden vastgesteld en eiseres wordt ook niet behandeld voor verstoring van evenwicht en positiezin. De verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt eiseres niet in haar stelling dat haar slaaponderbrekingen dermate lang zijn dat zij extra recuperatietijd nodig heeft, zodat geen urenbeperking wordt aangenomen. Er bestaat geen aanleiding om af te wijken van de bevindingen van de primaire verzekeringsarts, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
6. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. De rechtbank overweegt daartoe dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep aandacht heeft besteed aan alle klachten van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd uiteengezet dat uit lichamelijk onderzoek blijkt dat de beperkingen van eiseres door de primaire verzekeringsarts juist zijn vastgelegd. De door eiseres in bezwaar en beroep overgelegde medische informatie leidt niet tot een ander oordeel. Daargelaten dat deze informatie grotendeels op de gezondheidssituatie van eiseres ruim vóór de datum in geding ziet, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep deze informatie bij zijn oordeelsvorming betrokken. De overige door eiseres in geding gebrachte stukken – waaronder de brief van de revalidatiearts van 2 december 2016 – zien op de periode ruim na de datum in geding, zodat ook aan die stukken niet de waarde kan worden toegekend die eiseres daaraan gehecht wenst te zien. De rechtbank overweegt voorts dat in de FML is opgenomen dat eiseres maximaal een half uur achtereen met toetsenbord en muis kan werken. Haar stelling ter zitting dat ook dit haar belastbaarheid overschrijdt is niet onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres aldus niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd dat het onderzoek van de verzekeringsartsen onzorgvuldig was en dat zij als gevolg van haar lichamelijke en (niet nader gespecificeerde) psychische klachten niet in staat is om haar eigen arbeid uit te oefenen.
7. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres in staat moet worden geacht per de datum in geding geselecteerde functies te verrichten. Verweerder heeft daarom terecht besloten eiseres per 13 december 2015 geen Ziektewetuitkering meer toe te kennen.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.X. Cozijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.V. Veldwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 december 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.