Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2016 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
753
9.094-/-
4.366-/-
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2016 uitspraak gedaan in een belastingkwestie tussen eiser, een beherend vennoot van een commanditaire vennootschap, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2012, waarbij verweerder de aanslag had gehandhaafd. Eiser stelde dat hij recht had op zelfstandigenaftrek, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij het benodigde aantal uren aan zijn onderneming had besteed. De rechtbank volgde de stelling van verweerder dat eiser niet voldeed aan het urencriterium zoals bedoeld in artikel 3.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Eiser had geen deugdelijke bewijsstukken overgelegd die zijn stellingen onderbouwden, en de rechtbank oordeelde dat de door verweerder toegepaste correcties terecht waren. Daarnaast werd een verzuimboete van € 984 opgelegd aan eiser wegens het niet tijdig indienen van zijn aangifte, waartegen hij geen verweer had gevoerd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de aanslag en de verzuimboete.