ECLI:NL:RBDHA:2016:15260
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht onder Dublinverordening; recht op asiel en keuzevrijheid
In deze zaak heeft eiser, van onbekende nationaliteit, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 17 oktober 2016, waarin zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen. Eiser had op 25 juli 2016 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris had op 20 september 2016 de Poolse autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen op basis van de Dublinverordening. De Poolse autoriteiten stemden op 26 september 2016 in met de terugname. Eiser betoogde dat Nederland zijn asielaanvraag moest behandelen, omdat hij niet onder de uitsluitingen van het Vluchtelingenverdrag viel en dat de Dublinverordening in strijd was met zijn keuzevrijheid en het Vluchtelingenverdrag.
De rechtbank overwoog dat het recht op asiel zowel het recht van een staat om asiel te verlenen als het recht van een individu om asiel te zoeken omvat. De rechtbank stelde vast dat het Vluchtelingenverdrag geen expliciet recht op asiel biedt, maar wel het verbod op refoulement bevat. De rechtbank oordeelde dat de overdracht van eiser aan Polen, die verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielaanvraag, niet in strijd was met het Vluchtelingenverdrag. Eiser had geen bewijs geleverd dat Polen zijn verdragsverplichtingen inzake non-refoulement niet zou nakomen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Er waren geen omstandigheden die aanleiding gaven om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak werd gedaan door de voorzieningenrechter op 10 november 2016, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.