In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2016 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning voor het bouwen en in werking hebben van een bedrijf voor de op- en overslag en verwerking van afvalstoffen. De vereniging, die als eiseres optrad, voldeed aan de vereisten voor een informele vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid en was derhalve ontvankelijk in haar beroep. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was, omdat er geen noodzaak was voor het vastleggen van brandveiligheidsmaatregelen in de vergunning. De rechtbank concludeerde dat de verweerder zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de kosten voor aanvullende maatregelen niet kosteneffectief waren, en dat er geen geurhinder te verwachten was. Ook werd geoordeeld dat de geluidshinder binnen de gestelde normen viel. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.