ECLI:NL:RBDHA:2016:15123

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2016
Publicatiedatum
12 december 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4998
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beslissing van het Uwv over WGA-uitkering en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de voortzetting van een WGA-uitkering. Eiser, die zich in 2011 ziekmeldde met psychische klachten, had een WGA-uitkering ontvangen die op 15 september 2015 door het Uwv werd voortgezet op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 55,38%. Echter, na een herbeoordeling op 27 mei 2016, werd dit percentage verlaagd naar 40,27%, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser. Tijdens de zitting op 9 december 2016 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige beoordelingen van de Uwv-verzekeringsartsen zorgvuldig overwogen. Eiser voerde aan dat zijn rug-, nek- en knieklachten, alsook migraineaanvallen, hem belemmerden in zijn werkcapaciteit. De rechtbank concludeerde dat de Uwv-verzekeringsartsen een zorgvuldige beoordeling hadden uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) adequaat waren. De rechtbank oordeelde dat eiser in staat was de aan hem voorgehouden functies te vervullen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling bij arbeidsongeschiktheid en de rol van de rechtbank in het toetsen van deze beoordelingen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/4998

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2016 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W.A. Timmer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. M.C. Puister).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
SNS Reaal Groep N.V., te Utrecht
(arts-gemachtigde: H.E. Wonnink).

Procesverloop

Bij besluit van 15 september 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de loongerelateerde uitkering ingevolge de Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ongewijzigd voortgezet op grond van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 55,38%.
Bij besluit van 27 mei 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard, in die zin dat het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 40,27%.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is, met bericht vooraf, niet verschenen.

Overwegingen

1.1
Eiser was laatstelijk voltijds werkzaam als [functie] in dienst van derde-partij. Op 5 oktober 2011 heeft eiser zich in zijn proeftijd ziekgemeld met psychische klachten. Als gevolg van zijn ontslag per 19 oktober 2011 is aan eiser een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) toegekend. In verband met het bereiken van het einde van zijn wachttijd heeft eiser op 9 juli 2013 een WIA-aanvraag ingediend bij verweerder.
Bij besluit van 6 september 2013 heeft verweerder eiser per 2 oktober 2013 in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde WGA-uitkering naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 39,65% met een uitkeringsduur tot 1 maart 2016.
1.2
In verband met een melding van mogelijke verslechtering van de belastbaarheid van eiser heeft verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden, leidend tot het primaire besluit waarin verweerder eiser tijdens de looptijd van de loongerelateerde WGA-uitkering voor 55,38% arbeidsongeschikt acht. De WGA-uitkering wordt ongewijzigd voortgezet. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd met dien verstande dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser is bepaald op 40,27%.
2. In beroep heeft eiser aangevoerd dat hij lijdt aan rug- en nek- en knieklachten. Eiser heeft tevens (chronische) pijnklachten die worden veroorzaakt door artrose. Ook heeft eiser ongeveer één à twee keer per week migraineaanvallen (met aura), waardoor hij per keer 24 tot 48 uur achtereen is uitgeschakeld en niet beschikbaar is voor arbeid. Van een werkgever kan daarom niet worden gevergd dat hij een werknemer als eiser in dienst neemt. Naast zijn migraine heeft eiser ook last van spanningshoofdpijn. Als gevolg van zijn psychische klachten heeft eiser last van continue stress en somberheid en depressies. Eiser meent dat hij als gevolg van zijn medische klachten geen benutbare mogelijkheden (GBM) heeft en dat deze klachten -samengevat- tot meer beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aanleiding zouden moeten geven dan de Uwv-verzekeringsartsen hebben aangenomen. De geduide functies zijn dan ook volgens eiser voor hem niet geschikt.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1
Eiser is op 6 augustus 2015 onderzocht door de primaire verzekeringsarts M.A. Bienvenu, die in haar rapport van 9 september 2015 vaststelt dat eiser bekend is met hoofdpijn, pijnklachten in nek en rug en psychische klachten. De actuele belastbaarheid van eiser heeft zij vervolgens vastgelegd in de FML. De verzekeringsarts heeft wel een medische urenbeperking van 30 uur per week aangenomen in verband met het volgen van wekelijkse therapie. Verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) T.K. Gouw heeft op 4 maart 2016 en op 10 mei 2016 rapport uitgebracht waarin hij concludeert dat in de FML nog een beperking dient te worden aangenomen voor het bedienen van gevaarlijke machines. Tevens heeft de verzekeringsarts b&b, anders dan de primaire verzekeringsarts, geen argumenten gevonden voor handhaving van de medische urenbeperking op beschikbaarheidsgronden. Hangende beroep heeft verzekeringsarts b&b R.H.M. Geerdes in zijn rapportage van 24 augustus 2016 gereageerd op het beroepschrift en overwogen dat er geen aanleiding is voor de veronderstelling dat de FML onjuiste beperkingen aangeeft. Van een situatie van GBM acht de verzekeringsarts b&b geen sprake omdat niet wordt voldaan aan de daarvoor geldende definitie. In reactie op de rapportage van neuroloog B.B. Mook van 25 november 2016 neemt de verzekeringsarts b&b in zijn rapportage van 7 december 2016 het standpunt in dat deze brief geen nieuwe medische informatie bevat over eisers mogelijkheden op de datum in geding en dat de neuroloog vooral anamnestische gegevens weergeeft die al bekend waren en in de beoordeling waren betrokken.
3.2
Arbeidsdeskundige M. Boon heeft op 14 september 2015 rapport uitgebracht waarin hij eiser op basis van door hem voorgehouden functies voor 55,38% arbeidsongeschikt acht.
Arbeidsdeskundige b&b J. de Bondt heeft blijkens zijn rapportage van 19 mei 2016, gelet op de gewijzigde FML, de volgende nieuwe functies voorgehouden aan eiser: SBC-code 267050: samensteller electrotechnische apparatuur, SBC-code 111180: productiemedewerker industrie en SBC-code 111171 productiemedewerker metaal- en electro-industrie. Het met deze functies te verdienen mediane uurloon, afgezet tegen het maatmanloon van eiser levert volgens de arbeidsdeskundige b&b een mate van arbeidsongeschiktheid op van 40,27%. Hangende beroep heeft arbeidsdeskundige J.M.H. Veugelaers in zijn rapportage van 18 oktober 2016 de passendheid van de functies met SBC-codes 267050 en 111171 nader onderbouwd.
4.1
De rechtbank is van oordeel dat de beide Uwv-verzekeringsartsen een zorgvuldige beoordeling van de gezondheidstoestand van eiser hebben uitgevoerd. De primaire verzekeringsarts, die zelfstandig lichamelijk onderzoek bij eiser heeft verricht, beschikte over voldoende informatie om tot een afgewogen oordeel omtrent de belastbaarheid van eiser te komen. Er is informatie bij de huisarts opgevraagd en verkregen. Met deze informatie beschikte de verzekeringsarts over een brief van 25 januari 2012 van de behandelend neuroloog van eiser en informatie over een bij eiser in september 2014 uitgevoerd reumatologisch onderzoek. Tevens heeft de verzekeringsarts kennisgenomen van een brief van 17 september 2015 van PsyQ. De verzekeringsarts b&b, die een telefonische hoorzitting met eiser heeft gehouden, heeft dossieronderzoek uitgevoerd en is uitvoerig ingegaan op de gronden die eiser in bezwaar heeft aangevoerd. De verzekeringsarts b&b heeft daarbij genoegzaam onderbouwd waarom hij het niet eens is met de primaire verzekeringsarts ten aanzien van het bedienen van gevaarlijke machines in de rubriek persoonlijk functioneren en wat betreft de medische urenbeperking.
4.2.
In verband met de psychische belastbaarheid van eiser zijn in de FML beperkingen opgenomen op het onderdeel persoonlijk functioneren. Dit betekent dat eiser is aangewezen op een voorspelbare werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen of veelvuldige deadlines of productiepieken. Tevens is eiser beperkt geacht wat betreft beroepsmatig autorijden en het bedienen van gevaarlijke machines. In de rubriek sociaal functioneren is eiser beperkt in het omgaan met conflicten en in het samenwerken met anderen; eiser kan samenwerken maar met een eigen tevoren afgebakende taak. Een solitaire functie is niet geschikt voor eiser en hij is aangewezen op werk dat geen leidinggevende aspecten bevat. Ten aanzien van aanpassing aan fysieke omgevingseisen is eiser beperkt op het punt trillingsbelasting. Verder zijn beperkingen opgenomen op het onderdeel dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden, met dien verstande dat eiser niet ’s nachts kan werken en overdag gemiddeld ongeveer 8 uur.
4.3
De verzekeringsarts b&b heeft met betrekking tot de migraineklachten van eiser in zijn rapport van 4 maart 2016 het standpunt ingenomen dat inname van het medicijn Relpax in het verleden voldoende was om migraineaanvallen te couperen en hij acht het niet plausibel dat het middel Relpax in de loop der tijd minder effectief is geworden. Daarbij komt dat de neurologische behandeling eind 2014 is afgesloten, waarmee de duur van de aanvallen volgens de verzekeringsarts b&b “ook niet plausibel is aangetoond”. De rechtbank ziet geen aanleiding voor twijfel aan dit medisch oordeel. De informatie van de behandelend neuroloog dr. P.W. Wirtz uit 2012 en van neuroloog A. van de Zwart uit 2013 laat zien dat door inname van het medicijn Relpax eiser nog maar één aanval per week heeft en de migraine een stuk minder heftig is. Eiser heeft geen medische informatie ingebracht ter onderbouwing van zijn stelling dat hij als gevolg van de migraineaanvallen 24 uur tot 48 uur per keer achtereen is uitgeschakeld en tot niets meer in staat is.
De brief van neuroloog dr. K.F. de Laat, die eiser op 27 juni 2016 -ruim negen maanden na de datum in geding- op verwijzing van de huisarts heeft gezien, biedt geen onderbouwing voor een verzuimrisico als door eiser gesteld. Van een situatie als bedoeld in artikel 9, aanhef en onder e, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten is dan ook geen sprake. De rechtbank onderschrijft voorts het oordeel van de verzekeringsarts b&b dat op grond van de migraineklachten van eiser geen situatie van GBM kan worden aangenomen nu uit de omtrent eiser ter beschikking staande medische gegevens niet blijkt van lichamelijke of psychische niet-zelfredzaamheid als bedoeld in artikel 2, vijfde lid van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. De stelling dat de verzekeringsarts b&b zich op verouderde medische informatie van de curatieve sector heeft gebaseerd volgt de rechtbank niet, nu die stelling, zoals zijdens eiser toegelicht ter zitting, ziet op het gebruik van het medicijn Relpax. Blijkens het rapport van de verzekeringsarts b&b van 4 maart 2016 heeft eiser bij gelegenheid van de telefonische hoorzitting verklaard dit medicijn op dat moment nog, dus ook ten tijde in geding, te gebruiken. De op 18 april 2013 gemaakte opmerkingen van arbeidsdeskundige J.G. Schaap, voor zover bekend een niet-medicus, dat eiser op basis van zijn migraineklachten geen goed en reëel aanbod zou zijn voor de arbeidsmarkt, kunnen niet afdoen aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts b&b.
4.4
Wat betreft de medische urenbeperking heeft de verzekeringsarts b&b vastgesteld dat eiser gedurende een uur per week contact heeft met zijn behandelend psycholoog en dat hierin geen grond kan zijn gelegen voor het toekennen van een medische urenbeperking op basis van beperkte beschikbaarheid. De rechtbank volgt dit genoegzaam onderbouwde oordeel van de verzekeringsarts b&b. De rechtbank heeft voorts geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de verzekeringsartsen van verweerder met de in de FML vastgelegde beperkingen ten aanzien van de rug-, nek- en knieklachten de belastbaarheid van eiser op het terrein van de dynamische handelingen en de statische houdingen hebben onderschat. Tevens is uit voorzorg rekening gehouden met de gevolgen van inname van medicatie waar het gaat om het beroepsmatig bedienen van motorvoertuigen en gevaarlijke machines. De bij brief van 1 november 2016 ingezonden medische informatie van 13 mei 2016 van reumatoloog dr. S.M. van der Kooij, die melding maakt van langdurig bestaande progressieve pijnklachten van de wervelkolom en de schouders, zonder aanwijzingen voor een onderliggende inflammatoir reumatische aandoening, biedt geen grond voor twijfel aan de inschatting van de belastbaarheid van eiser door de verzekeringsartsen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding eiser te volgen in zijn standpunt dat verdergaande beperkingen dienen te worden aangenomen.
4.5
Ten aanzien van de psychische klachten van eiser overweegt de rechtbank dat eiser van november 2011 tot en met 9 juni 2016, de beëindiging van zijn behandeling bij PsyQ, is gediagnosticeerd met een matige depressie en een anti-sociale persoonlijkheidsstoornis waarvoor de behandeling in september 2014 is gestart. De brief van 17 september 2015 van PsyQ heeft de primaire verzekeringsarts geen aanleiding gegeven voor bijstelling van de in de FML vastgelegde beperkingen, waarbij in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren rekening is gehouden met de verminderde mentale belastbaarheid van eiser. De verzekeringsarts b&b heeft dit medisch oordeel gemotiveerd onderschreven en, gelet op de brief van 16 juni 2016 van PsyQ, gewezen op verbetering van de psychische situatie van eiser. De rechtbank ziet hierin geen reden voor twijfel aan de juistheid van de ten aanzien van eiser op psychisch terrein in de FML vastgelegde beperkingen. Dit brengt mee dat het bestreden besluit is gebaseerd op een deugdelijke medische grondslag. Voor het benoemen van een onafhankelijk medisch deskundige ziet de rechtbank daarom geen aanleiding.
5. Voor wat betreft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit stelt de rechtbank vast dat de arbeidsdeskundige b&b J. de Bondt in zijn rapportage van 11 april 2016 bij de naar voren komende signaleringen in de functies heeft gemotiveerd waarom de voorgehouden functies toch passend voor eiser zijn te achten. In verband met de beroepsgrond van eiser dat hij in de functies met SBC-code 267050 en 111171 moet overleggen en/of hulp aan collega’s moet vragen terwijl hij daarop beperkt is, heeft arbeidskundige b&b Veugelaers in zijn rapport van 18 oktober 2016 nader toegelicht dat voor deze beide functies geldt dat geen groot beroep op het vermogen tot samenwerken wordt gedaan. De arbeidsdeskundige b&b heeft daarbij benadrukt dat eiser wel met anderen kàn samenwerken maar met een eigen afgebakende deeltaak, reden waarom deze functies passend zijn voor eiser. Het risico op brandwonden door gebruik van de soldeerbout bij vervulling van de functie met SBC-code 267050, wordt door de arbeidsdeskundige niet aangemerkt als een reëel risico zoals bij het bedienen van gevaarlijke machines.
De rechtbank is van oordeel dat eiser, uitgaande van de hiervoor niet onjuist geachte FML, in staat moet worden geacht de aan deze functies verbonden werkzaamheden te vervullen. Dat met de voor het bezemschoon moeten opleveren van de werkvloer benodigde samenwerking in de functie met SBC-code 267050 eisers belastbaarheid op dat item wordt overschreden acht de rechtbank niet aannemelijk gemaakt. Het betreft hier immers geen werkzaamheden waarvoor intensief en langdurig moet worden samengewerkt en waarbij een groot beroep wordt gedaan op inlevingsvermogen en communicatieve vaardigheden.
6. Gelet op het vorenstaande is het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser bij het bestreden besluit door verweerder terecht vastgesteld op 40,27.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.X. Cozijn, rechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 december 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.