ECLI:NL:RBDHA:2016:15110

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2016
Publicatiedatum
12 december 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 5347
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van catalogusprijs in kentekenregister en bevoegdheid van de RDW

In deze zaak heeft eiseres, een particulier, een verzoek ingediend bij de Dienst Wegverkeer (RDW) om de catalogusprijs van haar voertuig in het kentekenregister te wijzigen. Dit verzoek werd afgewezen door de RDW, die stelde dat de catalogusprijs alleen kan worden gewijzigd op basis van een melding van de Belastingdienst. Eiseres was van mening dat de catalogusprijs onjuist was en dat de RDW wel degelijk bevoegd was om deze aanpassing door te voeren. De rechtbank heeft de zaak behandeld en op 12 december 2016 uitspraak gedaan.

De rechtbank overwoog dat volgens de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) een belanghebbende een verzoek kan indienen tot wijziging van gegevens in het kentekenregister, maar dat de RDW niet bevoegd is om gegevens te wijzigen die door een andere instantie, zoals de Belastingdienst, zijn ingevoerd. De rechtbank concludeerde dat de catalogusprijs, zoals opgenomen in het kentekenregister, afkomstig is van de Belastingdienst en dat de RDW daarom niet bevoegd was om het verzoek van eiseres in te willigen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat als eiseres het niet eens is met de bijtelling die door de Belastingdienst is opgelegd, zij dit in een andere procedure kan aanvechten. De uitspraak werd gedaan door mr. G. van Zeben-de Vries, rechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/5347

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2016 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

De directie van de Dienst Wegverkeer (RDW), verweerder

(gemachtigde: mr. N.T.P. Eshuis).

Procesverloop

Bij besluit van 16 februari 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres tot het wijzigen van de in het kentekenregister opgenomen catalogusprijs van het voertuig met kenteken [kentekennummer] (hierna: het voertuig), afgewezen.
Bij besluit van 1 juni 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 november 2016.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is van mening dat de catalogusprijs van het voertuig onjuist is opgenomen in het kentekenregister. Nu de Belastingdienst de fiscale bijtelling vaststelt aan de hand van de gegevens uit het kentekenregister heeft zij bij verweerder een verzoek ingediend tot het wijzigen van de catalogusprijs in het kentekenregister.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat een in het kentekenregister opgenomen catalogusprijs wordt gewijzigd na een melding van de Belastingdienst. Verweerder heeft niet de bevoegdheid dit gegeven op verzoek van een belanghebbende te wijzigen. Gelet hierop dient eiseres zich volgens verweerder met een verzoek tot wijziging van de catalogusprijs te wenden tot de Belastingdienst.
3. Ingevolge artikel 43e van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw) kan een belanghebbende, indien hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat een gegeven dat bij of krachtens de Wvw als authentiek is aangemerkt of een niet-authentiek gegeven onjuist of ten onrechte wel, dan wel ten onrechte niet in het kentekenregister is opgenomen, onder opgave van die redenen aan verweerder een verzoek doen tot wijziging, verwijdering of opneming van dat gegeven.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van het Kentekenreglement bevat het kentekenregister uitsluitend de volgende categorieën gegevens:
(…)
k. gegevens ten behoeve van de heffing van de motorrijtuigenbelasting, bedoeld in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en de belasting, bedoeld in de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM);
(…)
m. gegevens omtrent het bepaalde in andere wettelijke regelingen ten aanzien van voertuigen dan de wet en de in onderdeel k bedoelde wettelijke regelingen;
(…).
Ingevolge artikel 5, tweede lid, van het Reglement verwerking gegevens kentekenregister 2009 (het Reglement) zijn de gegevens als genoemd in artikel 6 van het Kentekenreglement afkomstig van:
(…)
9e. wat betreft de gegevens als bedoeld in onderdeel k: de Belastingdienst.
10e. wat betreft de gegevens als bedoeld in onderdeel m: de RDW.
(…)
Uit het zevende lid van artikel 3.20 WVW volgt dat voor de bijtelling van privégebruik de waarde van de auto (mede) wordt gebaseerd op de catalogusprijs in de zin van artikel 9 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992.
4. Eiseres heeft ter zitting betoogd dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld niet bevoegd te zijn de catalogusprijs in het kentekenregister aan te passen. Verweerder heeft daarbij volgens eiseres ten onrechte verwezen naar de door verweerder in het geding gebrachte uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 maart 2016 (15/3107). De catalogusprijs is volgens eiseres een gegeven ten behoeve van de bijtelling, als bedoeld in artikel 3.20 van de Wet Inkomstenbelasting (hierna: Wet IB). De catalogusprijs valt daarom onder artikel 6, eerste lid, onder m, van het Kentekenreglement, in plaats van onder k van dat artikel, zoals verweerder stelt en is om die reden afkomstig van de RDW in plaats van de Belastingdienst.
Eiseres betoogt verder dat, indien de rechtbank van oordeel is dat de catalogusprijs wel van de Belastingdienst afkomstig is, dat niet betekent dat alleen de Belastingdienst bevoegd is de catalogusprijs te wijzigen. Dat een gegeven van de Belastingdienst afkomstig is, betekent niet dat de Belastingdienst dat gegeven in het register heeft geplaatst. Eiseres wijst daarbij naar artikel 5, tweede lid, onder 17e, van het Reglement, waarin staat dat de Belastingdienst de daarin genoemde gegevens zelf invoert, wijzigt of verwijdert. De overige gegeven worden derhalve door verweerder in het kentekenregister geplaatst, aldus eiseres.
5.
De rechtbank overweegt als volgt.
5.1
De catalogusprijs wordt gedefinieerd in artikel 9 van de Wet BPM. Ook ten behoeve van de bijtelling wordt in artikel 3.20 van de Wet IB voor de catalogusprijs verwezen naar die bepaling. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de catalogusprijs een gegeven is als bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder k, van het Kentekenreglement en ingevolge artikel 5, tweede lid, onder 9e, van het Reglement afkomstig is van de Belastingdienst.
Zoals ook de rechtbank Midden-Nederland in de hiervoor genoemde uitspraak heeft overwogen, blijkt uit de toelichting bij artikel 43e van de Wvw (Kamerstukken II, 2007/08, 31 219, nr. 3, p. 31) dat verweerder geen authentieke gegevens afkomstig uit andere basisregistraties kan wijzigen en evenmin gegevens kan wijzigen die door een andere instantie in het kentekenregister worden geplaatst. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder het verzoek van eiseres terecht heeft afgewezen omdat hij niet bevoegd is de catalogusprijs in het kentekenregister te wijzigen. De onderscheidende betekenis die eiseres toekent aan de tekst van artikel 5, tweede lid, onder 17e, van het Reglement, zoals hiervoor weergegeven onder 4, wordt door de rechtbank niet gedeeld.
5.2
Indien eiseres zich niet kan vinden in een door de Belastingdienst opgelegde bijtelling als bedoeld in de Wet IB kan zij in de daarvoor openstaande procedure argumenten naar voren brengen waarom zij zich niet kan vinden in de door de Belastingdienst gehanteerde catalogusprijs.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. van Zeben-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 december 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.