ECLI:NL:RBDHA:2016:15040

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2016
Publicatiedatum
12 december 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4609
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Sleeswijk Visser-de Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van de Landmachtmedaille aan een militair na beroep tegen afwijzing

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam bij de Koninklijke Landmacht, en de minister van Defensie over de toekenning van de Landmachtmedaille. Eiser had op 3 november 2015 een verzoek ingediend voor de toekenning van deze medaille, maar dit verzoek werd afgewezen omdat hij niet voldeed aan de criteria voor toekenning. Eiser had in zijn aanvraag vier periodes van operationele dienst genoemd, maar de minister rekende bepaalde periodes, waaronder uitzendingen in het kader van vredesoperaties, niet mee bij de berekening van de operationele diensttijd.

Eiser ging in beroep tegen het besluit van de minister en voerde aan dat de periodes van uitzending in het kader van vredesoperaties wel meegeteld moesten worden. De rechtbank oordeelde dat de toelichting van de minister, die stelde dat deze periodes niet meegeteld mochten worden, in strijd was met de tekst van het Instellingsbesluit. De rechtbank concludeerde dat eiser, inclusief de periodes van uitzending, wel degelijk voldeed aan de criteria voor de Landmachtmedaille.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de minister, herstelde het primaire besluit en kende de Landmachtmedaille toe aan eiser. Tevens werd bepaald dat de minister het door eiser betaalde griffierecht diende te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/4609

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2016 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigden: mr. M. Damen en mr. S.R.M. van Haren).

Procesverloop

Bij besluit van 3 november 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om toekenning van de Landmachtmedaille afgewezen.
Bij besluit van 11 april 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2016. Daarbij waren eiser en de gemachtigden van verweerder aanwezig.

Overwegingen

1. Eiser, werkzaam bij de Koninklijke Landmacht, heeft in september 2015 verzocht om toekenning van de Landmachtmedaille.
Eiser heeft in zijn aanvraag vier periodes van operationele dienst genoemd:
- van 24 augustus 2001 tot 1 september 2003 (13 Gemechaniseerde Brigade/17 Pantserinfanteriebataljon);
- van 1 februari 2007 tot 31 mei 2012 (13 gemechaniseerde brigade/42 pantserinfanteriebataljon);
- van 15 februari 2014 tot heden (datum aanvraag zijnde sept 2015) (13 Lichte Brigade/Staf en Stafcompagnie 13 Lichte Brigade);
- 11 juni 2012 tot 17 juni 2013 (DCIOD/Individuele functie buitenland/Afdeling Midden-Oosten).
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat eiser op dat moment niet voldeed aan de criteria voor toekenning van de Landmachtmedaille. Deze criteria zijn vermeld in artikel 3 van het Instellingsbesluit Landmachtmedaille van 12 september 2002 (hierna: Instellingsbesluit).
2. Artikel 3, eerste lid, van het Instellingsbesluit luidt:
De medaille wordt toegekend aan de Nederlandse militair in werkelijke dienst die:
a. tenminste 48 maanden, opgebouwd uit perioden van minimaal 30 aaneengesloten dagen, operationele (parate) dienst heeft verricht in het buitenland bij 1(GE/NL)Corps, bij 1e Divisie `7 December' of bij het voormalig 1LK;
b. tenminste 36 maanden, opgebouwd uit perioden van minimaal 30 aaneengesloten dagen, operationele (parate) dienst heeft verricht bij 1(GE/NL)Corps, 1e Divisie `7 December' of bij het voormalig 1LK, en bovendien
1º. tenminste 24 maanden, opgebouwd uit perioden van minimaal 30 aaneengesloten dagen, operationele (parate) dienst heeft verricht in het buitenland bij 1(GE/NL)Corps, 1e Divisie `7 December', het voormalig 1LK, dan wel dienst heeft verricht bij NASAG, bij het voormalig CoNLtrS/H/L of bij een in het buitenland gestationeerde internationale operationele eenheid of staf, of
2º. tenminste 6 maanden, opgebouwd uit perioden van 30 aaneengesloten dagen, dienst heeft verricht in de Nederlandse Antillen, het voormalig Nederlands Nieuw-Guinea of het voormalig Koninkrijksdeel Suriname dan wel dienst heeft verricht bij een onderdeel van de Koninklijke Marine of van de Koninklijke Luchtmacht of van de Koninklijke Marechaussee dat in een van de hiervoor genoemde gebieden was ingezet;
c. tenminste 84 maanden, opgebouwd uit perioden van minimaal 30 aaneengesloten dagen, operationele (parate) dienst heeft verricht bij 1(GE/NL)Corps, 1e Divisie `7 December' of bij het voormalig 1LK.
Artikel 4 van het Instellingsbesluit luidt:
Bij de berekening van de tijdsduur, bedoeld in artikel 3, wordt buiten beschouwing gelaten:
a. diensttijd op grond waarvan een met de Landmachtmedaille vergelijkbare onderscheiding is toegekend;
b. diensttijd verricht in een Koninkrijksdeel of een voormalig Koninkrijksdeel voorzover op grond van die diensttijd reeds een onderscheiding is toegekend.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd dat eiser niet aan de criteria voor toekenning van de Landmachtmedaille voldoet. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser in september 2015, ten tijde van de aanvraag derhalve, 65 maanden operationele (parate) diensttijd heeft verricht. Daarbij heeft verweerder de duur van de vijf perioden dat eiser uitgezonden is geweest in het kader van vredesoperaties niet meegerekend bij de berekening van de periode van operationele (parate) dienst. Ook de periode van twaalf maanden dat eiser was geplaatst te Jerusalem en van daaruit was uitgezonden voor een vredesoperatie heeft verweerder niet meegerekend, omdat de plaatsing te Jerusalem een administratieve plaatsing betrof.
Voorts heeft verweerder aan het betreden besluit ten grondslag gelegd dat het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden. In het verleden is sprake geweest van verschillende, deels onjuiste, toepassingspraktijken. Per 1 oktober 2013 is het Cluster Decoraties opgericht om een eenduidige toekenningspraktijk te realiseren. Mede in dat licht hoeft verweerder de toekenning van Landmachtmedailles op onjuiste gronden in het verleden niet te herhalen, zo stelt verweerder.
4. Eiser is het hier niet mee eens en voert aan dat verweerder de perioden waarin hij was uitgezonden in het kader van vredesoperaties dient aan te merken als operationele (parate) dienst. Ook de periode dat hij een individuele operationele functie verrichtte in het Midden-Oosten (DCIOD) dient volgens eiser te worden meegerekend. Weliswaar betrof dit een administratieve plaatsing in het buitenland, tijdens welke hij was uitgezonden in het kader van een vredesoperatie, maar hij voldeed aan de volgens verweerder uit het Instellingsbesluit voortvloeiende regel dat bij een uitzending vanuit een plaatsing in het buitenland, de periode van uitzending wel dient te worden meegerekend voor de Landmachtmedaille. Voorts handhaaft eiser zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel. Bij zijn huidige plaatsvervanger is de duur van twee uitzendingen wel meegerekend voor de toekenning van de Landmachtmedaille
5. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
In de artikelsgewijze Toelichting bij artikel 3 van het Instellingbesluit is vermeld:
Het onder b sub 1 genoemde criterium ziet op een dienstverrichting van 24 maanden (twee jaar) in het buitenland. Onder een in het buitenland gestationeerde, internationale, operationele eenheid of staf wordt niet verstaan een eenheid of staf die
opereert in het kader van een vredesoperatie. Operationele dienst verricht bij een dergelijke eenheid of staf wordt dan ook niet aangemerkt als operationele dienst in de zin van de Landmachtmedaille.
5.2.
Uit de tekst van de Toelichting blijkt dat verweerder heeft beoogd dat ook bij de toekenning van de Landmachtmedaille de periode dat de militair in het kader van een vredesoperatie is uitgezonden vanuit een plaatsing in Nederland, niet mee te rekenen bij de bepaling van de duur van de operationele (parate) dienstverrichting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Instellingsbesluit.
De rechtbank stelt evenwel vast dat in artikel 3, eerste lid, van het Instellingsbesluit niet tot uitdrukking komt dat de periode tijdens uitzendoperaties (al dan niet vanuit een plaatsing in Nederland) niet moeten worden meegerekend bij berekening van de periode waarin de aanvrager van de Landmachtmedaille operationele (parate) dienst heeft verricht.
5.4.
Nu naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid niet kan worden ontkend dat een voor een vredesoperatie uitgezonden militair operationele (parate) dienst verricht, is de Toelichting, voor zover daarin is vermeld dat de periode dat de militair in het kader van een vredesoperatie is uitgezonden vanuit een plaatsing in Nederland, niet wordt meegerekend, in strijd met de tekst van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, van het Instellingsbesluit.
5.5.
Anders dan verweerder eerst in het verweerschrift heeft gesteld, kan het buiten beschouwing laten van de periode dat de militair is uitgezonden in het kader van een vredesoperatie (vanuit een plaatsing in Nederland) niet worden gebaseerd op artikel 4, aanhef en onder a, van het Instellingsbesluit. Eiser heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de Herinneringsmedaille Vredesoperaties en de Landmachtmedaille niet zijn aan te merken als een vergelijkbare onderscheiding in de zin van artikel 4, aanhef en onder a, van het Instellingsbesluit. Blijkens de Toelichting bij artikel 4 van het Instellingsbesluit wordt met deze bepaling beoogd dubbel decoreren voor dezelfde operationele diensttijd tegen te gaan en wordt met een vergelijkbare onderscheiding gedoeld op een Marinemedaille voor operationele (parate) dienst of een in de toekomst in te stellen Koninklijke Luchtmacht- of Koninklijke Mareschausseemedaille voor operationele (parate) dienst.
5.6.
Het voorgaande betekent dat het beroep gegrond is. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3, eerste lid, aanhef en onder c en artikel 4, aanhef en onder a, van het Instellingsbesluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat het primaire besluit wordt herroepen en te bepalen dat aan eiser de Landmachtmedaille wordt toegekend, nu niet in geschil is dat hij, inclusief de perioden waarin hij was uitgezonden, ten minste 84 maanden operationele (parate) dienst, opgebouwd uit perioden van minimaal 30 aaneengesloten dagen, heeft verricht bij 1(GE/NL)Corps, 1e Divisie `7 December' of bij het voormalig 1LK.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
7. Er is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank :
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit, bepaalt dat aan eiser de Landmachtmedaille wordt toegekend en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Sleeswijk Visser-de Boer, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 december 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.