ECLI:NL:RBDHA:2016:15023

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2016
Publicatiedatum
9 december 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 2661
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrek van voorbelasting bij levering schoolgebouw aan stichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een schoolstichting, en de inspecteur van de Belastingdienst over de aftrek van omzetbelasting. Eiseres had een schoolgebouw laten bouwen voor twee onderwijsinstellingen en had de bouwkosten van € 27.954.861. De verkoopprijs aan de schoolstichting was vastgesteld op € 1.958.358. Eiseres heeft een bedrag van € 4.430.369 aan omzetbelasting als voorbelasting in aftrek gebracht, maar de inspecteur heeft deze aftrek geweigerd. De rechtbank oordeelt dat de koopprijs is bepaald op basis van extra voorzieningen die niet voor rekening van eiseres behoefden te komen, waardoor er geen sprake is van een levering onder bezwarende titel in de zin van de Wet op de omzetbelasting. Eiseres heeft dus geen recht op de aftrek van voorbelasting, en het beroep wordt ongegrond verklaard. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 16/2661 en SGR 16/2665

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2016 in de zaken tussen

[eiseres] , gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. R. Brouwer),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Grote ondernemingen, kantoor [kantoorplaats], verweerder.

Procesverloop

Voor het tijdvak 1 juli 2012 tot en met 30 september 2012 heeft eiseres een aangifte omzetbelasting ingediend die resulteerde in een teruggaaf van € 3.921.960. Bij beschikking van 18 september 2015 (de teruggaafbeschikking) heeft verweerder de teruggaaf geweigerd.
Met dagtekening 26 september 2015 heeft verweerder aan eiseres voor het tijdvak 1 juli 2012 tot en met 30 september 2012 een naheffingsaanslag omzetbelasting ter grootte van € 509.209 opgelegd en daarbij bij beschikking (de rentebeschikking) € 50.213 belastingrente in rekening gebracht.
Eiseres heeft tegen de teruggaafbeschikking, de naheffingsaanslag en de rentebeschikking bezwaar gemaakt. Bij uitspraken op bezwaar van 4 maart 2016 heeft verweerder de naheffingsaanslag en de beide beschikkingen gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2016.
Namens eiseres is de gemachtigde verschenen, bijgestaan door [persoon 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 2] , [persoon 3] en [persoon 4] .

Overwegingen

Feiten

1. In 2007 besloten burgemeester en wethouders van eiseres (B en W) tot de bouw van een schoolgebouw voor het [school 1] , een scholengemeenschap voor vmbo, havo en vwo, en de praktijkschool [school 2] (later het [school 3] ), een onderwijsinstelling voor praktijkonderwijs (hierna gezamenlijk aan te duiden als: de scholen). De scholen gaan uit van de Stichting [naam stichting] (de Stichting).
2. Het schoolgebouw is gebouwd in opdracht van eiseres die ook optrad als bouwheer.
3. In een aan de raad gerichte notitie van B en W van 26 juni 2009 is onder meer het volgende vermeld:

“Investeringen ten laste van schoolbestuur [naam schoolbestuur]

Kosten toepassing maatregelen Duurzaamheid
In het Tussenbericht van 7 augustus 2008 (…) is uitgebreid ingegaan op de studie van DWA inzake duurzaamheid. (…). De meerkosten bij toepassing van de duurzaamheidsmaatregelen bedragen
€ 1.450.000incl. btw en bijkomende kosten. (…). In principe draagt het schoolbestuur de kosten van de investering maatregelen Duurzaamheid. De meerkosten ad € 1.450.000 worden wel opgenomen in de investeringsraming, maar de investering komt door verrekening ten laste van het schoolbestuur. (…).
Verdere investeringen ten laste van schoolbestuur [naam schoolbestuur]
Het schoolbestuur heeft op exploitatietechnische gronden een voorkeur aangegeven voor toepassing van aluminium kozijnen en onderhoudsvrije wandafwerking. De investeringen ad € 452.137 die onderdeel uitmaken van de bouwkostenraming, komen ten laste van het schoolbestuur.”
4. In een brief van B en W aan de Stichting van 13 augustus 2012 is onder meer het volgende vermeld:
“Op basis van een door ons opgesteld kostenoverzicht is de koopsom vastgesteld op € 1.958.359 incl. btw.
U heeft ingestemd met deze koopsom, onder het voorbehoud van interne controle van enkele posten op het kostenoverzicht. Op het kostenoverzicht (bijlage) heeft u aangegeven welke posten dit betreft.”
5. Het kostenoverzicht waarvan melding wordt gemaakt in de in 4 geciteerde brief bevat een uitsplitsing van de voor rekening van eiseres en voor rekening van de Stichting komende kosten. De voor rekening van de Stichting komende kosten zijn – verkort weergegeven – als volgt gespecificeerd:
Aanbesteding
604.395
Installatietechnisch
-
1.043.426
Subtotaal basis
1.647.821
Gebruikersvoorzieningen
-
457.113
Totaal aanbesteding
2.104.934
Toepassen rendabel duurzaam engineering
-
86.555
2.191.489
Bezuinigingen
-
214.797
Totaal na bezuinigingen
1.976.692
Af: door de Stichting direct opgedragen WKO
-
560
1.416.692
Sportinrichting
-
106.384
meerwerk tijdens realisatie
-
122.604
Totaal exclusief omzetbelasting
1.645.680
Totaal inclusief omzetbelasting
1.958.359
6. Het gebouw is in 2012 opgeleverd en bij akte van 15 augustus 2012 is het door eiseres geleverd aan de Stichting. De koopprijs bedroeg € 1.645.679 exclusief omzetbelasting en € 1.958.358 inclusief omzetbelasting. Volgens de leveringsakte bedroegen de stichtingskosten van de gebouwen € 27.954.861 (inclusief omzetbelasting).
7. De Stichting heeft bij brief van 11 november 2014 in antwoord op vragen van verweerder onder meer verklaard dat door haar uitsluitend een vergoeding is betaald “voor het meerwerk en het wensenpakket van het schoolbestuur en dat voor de nieuwbouw an Sich (dus zonder meerwerk en het wensenpakket van het schoolbestuur) geen vergoeding is betaald”.
8. In de aangifte voor het tijdvak 1 juli 2012 tot en met 30 september 2012 heeft eiseres een bedrag aan te betalen omzetbelasting aangegeven van € 509.209 en daarop de omzetbelasting die haar ter zake van de bouw van de school in rekening is gebracht, ter grootte van € 4.430.369, als voorbelasting in aftrek gebracht. Bij de teruggaafbeschikking is de teruggaaf niet verleend en bij de onderhavige naheffingsaanslag is de te betalen omzetbelasting nageheven.

Geschil9.In geschil is of eiseres de omzetbelasting die haar ter zake van de bouw in rekening is gebracht, zijnde een bedrag van € 4.430.369, als voorbelasting in aftrek kan brengen. Verder is in geschil of eiseres recht heeft op integrale vergoeding van proceskosten.

10 Eiseres stelt – kort weergegeven – dat zij recht heeft op aftrek omdat zij met de levering van het schoolgebouw aan de Stichting tegen vergoeding een met omzetbelasting belaste handeling heeft verricht waarvoor recht op aftrek van voorbelasting bestaat en dat op grond van artikel 15, vierde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB), de aftrek kan plaatsvinden in het tijdvak waarin de levering plaatsvindt.
Aangaande de proceskosten stelt eiseres dat zij recht heeft op integrale vergoeding daarvan omdat verweerder standpunten huldigt waarvan hij weet dat die in rechte geen stand kunnen houden.
11. Verweerder stelt dat eiseres geen recht heeft op aftrek omdat fiscaalrechtelijk geen sprake is van de levering van het schoolgebouw. Volgens verweerder is het recht om als eigenaar over het gebouw te beschikken niet overgegaan op de Stichting. Verder stelt verweerder dat geen sprake is van de levering van het gebouw onder bezwarende titel en dat sprake is van misbruik van recht. Tenslotte stelt verweerder dat het niet mogelijk is in de aangifte voor het derde kwartaal van 2012 belasting in aftrek te brengen die in andere tijdvakken in rekening is gebracht.
Aangaande de proceskosten stelt verweerder dat eiseres geen recht heeft op integrale vergoeding daarvan omdat nog allerminst duidelijk is hoe de rechtspraak op dit gebied zich zal ontwikkelen.
Beoordeling van het geschil
12. Eiseres kan de omzetbelasting die haar ter zake van de bouw van de school in rekening is gebracht in aftrek brengen indien en voor zover zij de school heeft aangewend voor een economische activiteit. Van een economische activiteit is alleen sprake indien een prestatie onder bezwarende titel wordt verricht.
13. Uit de onder 3 tot en met 7 aangehaalde stukken en uit hetgeen partijen daarover verder hebben aangevoerd, komt naar voren dat de door de Stichting betaalde koopprijs is bepaald op het bedrag van de kosten van extra voorzieningen in het schoolgebouw en dat het daarbij gaat om kosten die op grond van de Wet op het voorgezet onderwijs niet voor rekening van eiseres behoefden te komen. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat slechts sprake is van de doorberekening aan de Stichting van kosten voor het op haar verzoek laten aanbrengen van de extra voorzieningen aan het schoolgebouw. Voor de levering van het schoolgebouw is aldus in wezen geen vergoeding in de zin van artikel 8, tweede lid, van de Wet OB bedongen en daarom is geen sprake van een levering onder bezwarende titel. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de Stichting de levering niet heeft verwerkt in haar financiële administratie maar slechts een voorziening heeft getroffen voor de extra voorzieningen die voor haar rekening kwamen. Eiseres kan de haar ter zake van de bouw van de school in rekening gebrachte omzetbelasting dus niet als voorbelasting in aftrek brengen. Het gelijk is aan verweerder. Hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd over het al dan niet handelen als ondernemer door eiseres, over misbruik van recht en over de tijdigheid van het verzoek om teruggaaf, behoeft daarmee geen beoordeling meer.
14. Gelet op het voorstaande dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
15. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van H. van Lingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.