ECLI:NL:RBDHA:2016:15017

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2016
Publicatiedatum
9 december 2016
Zaaknummer
C/09/511218 / FA RK 16-3782
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag van de moeder over minderjarige na langdurige afwezigheid en gebrek aan contact

Op 9 december 2016 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind. Het verzoek tot beëindiging van het gezag werd ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, op 2 maart 2016. De moeder was al geruime tijd afwezig en had geen contact met de minderjarige of de betrokken instanties. De vader, die samen met de moeder het gezamenlijk gezag uitoefende, heeft ingestemd met het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder al twee jaar uit beeld is en geen verantwoordelijkheid neemt voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De rechtbank oordeelde dat het gezag van de moeder beëindigd moest worden, omdat het in het belang van de minderjarige was. De vader zal voortaan het eenhoofdig gezag uitoefenen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 16-3782
Zaaknummer: C/09/511218
Datum beschikking: 9 december 2016

Beëindiging gezag

Beschikkingop het op 2 maart 2016 bij de rechtbank Rotterdam ingekomen verzoek van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,

hierna: de Raad.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

[de vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. I.G.M. van Gorkum te ’s-Gravenhage.

[de pleegmoeder] ,

de pleegmoeder,
wonende te [woonplaats] .
Als informant wordt aangemerkt:

Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

de gecertificeerde instelling.

Procedure

Bij beschikking d.d. 18 april 2016 heeft de rechtbank Rotterdam zich onbevoegd verklaard van het onderhavige verzoek kennis te nemen en is de zaak, in de stand waarin deze zich op dat moment bevond, naar deze rechtbank verwezen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met als bijlage onder meer het rapport van de raad d.d. 29 februari 2016 (met kenmerk [nummer] ;
- de brief d.d. 8 maart 2016, met bijlage, van de zijde van de raad;
- de brief d.d. 7 april 2016, met bijlagen, van de zijde van de raad;
- de brief d.d. 19 mei 2016 van de zijde van de vader;
- de brief d.d. 4 juli 2016 van de zijde van de vader.
Op 29 juli 2016 heeft ter terechtzitting van deze rechtbank een
gecombineerdebehandeling plaatsgevonden van zowel het onderhavige verzoek als het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige (C/09/509685, JE RK 16-794). Op laatstgenoemd verzoek is bij afzonderlijke beslissing d.d. 29 juli 2016 beslist. Het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder is aangehouden tot een nader te bepalen behandeling ter zitting omdat bleek dat de moeder niet goed is opgeroepen voor de behandeling ter zitting.
Op 11 november 2016 is het verzoek alsnog ter terechtzitting behandeld in combinatie met het verzoek tot vervanging van de gezinsvoogdijinstelling (JE RK 16-2257) en het verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader (FA RK 16-8552).
Ter terechtzitting zijn verschenen: de heer [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [naam] namens Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, mevrouw [naam] namens William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Reclassering, de vader met zijn advocaat en bijgestaan door mevrouw [naam] , tolk, alsmede de pleegmoeder. De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Verzoek en verweer

De Raad verzoekt het gezag van de moeder over na te melden minderjarige te beëindigen, een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Feiten

- De vader en de moeder zijn op [datum] gehuwd.
- Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Spanje.
- De vader en de moeder oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarige uit.
- Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 26 oktober 2010 is de minderjarige onder toezicht gesteld en is een machtiging verleend om de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige zijn nadien telkens verlengd, laatstelijk tot 26 april 2017.
- Bij beschikking van de kinderrechter van 11 november 2016 is Stichting
Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond vervangen door William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering.

Beoordeling

Aan het verzoek is ten grondslag gelegd dat moeder al twee jaar uit beeld is. Zij verblijft afwisselend in het buitenland en in Nederland. Wanneer zij in Nederland is zoekt zij geen contact met de minderjarige, pleegmoeder of de jeugdbeschermingswerker. Op deze manier is er geen mogelijkheid om met moeder als gezaghebbende ouder van gedachten te wisselen over in het belang van de minderjarige te nemen beslissingen. Verder is de afgelopen jaren gebleken dat het niet mogelijk is moeder hierop aan te spreken dan wel afspraken te maken. Dat maakt dat sommige handelingen in het belang van de minderjarige niet uitgevoerd kunnen worden. De Raad is om deze redenen van mening dat een gezag beëindigende maatregel voor moeder noodzakelijk is.
De vader heeft ingestemd met het verzochte, althans heeft zich niet tegen toewijzing van het verzoek verzet.
De pleegmoeder vindt beëindiging van het gezag een zware beslissing maar heeft zich niet tegen toewijzing van het verzoek verzet.
De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266 lid 1 onder a BW is voldaan. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de moeder volledig uit beeld is. Zij verblijft grotendeels in het buitenland en neemt geen contact op met de jeugdbeschermingswerker of de pleegmoeder. Zelfs als zij in Nederland is voor familiebezoek informeert zij niet naar de minderjarige. Het afgelopen jaar heeft de moeder slechts een of twee keer telefonisch contact opgenomen met de jeugdbeschermingswerker. De moeder is niet bereikbaar en speelt geen rol in de verzorging van de minderjarige en het nemen van beslissingen. Het is niet te verwachten dat hierin binnen aanvaardbare termijn verbetering komt. Onder deze omstandigheden is duidelijk dat het perspectief van de minderjarige buiten moeder ligt. De rechtbank zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen. Dit betekent dat de vader voortaan het eenhoofdig gezag uitoefent.

Beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder, [de moeder] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , over de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Spanje;
*
gelast de griffier de toezending van deze beschikking aan Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Reclassering;
*
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, kinderrechter, bijgestaan door
P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 december 2016.