ECLI:NL:RBDHA:2016:15012
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige oplegging van de maatregel van bewaring op basis van artikel 59b Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen de oplegging van een maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, een Mexicaanse vreemdeling, was in detentie geplaatst, maar de rechtbank oordeelde dat de maatregel onrechtmatig was omdat verweerder niet had aangegeven op welke grond de maatregel was opgelegd. De rechtbank stelde vast dat het voor eiser niet kenbaar was op welke grond de maatregel was gebaseerd, wat in strijd was met artikel 5.3, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000. De rechtbank verwierp het argument van de gemachtigde van verweerder dat de motivering van het besluit voldoende duidelijkheid bood. Bovendien bleek niet dat aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c, Vw was voldaan, aangezien eiser niet eerder een terugkeerbesluit was opgelegd en niet in het kader van een terugkeerprocedure in bewaring was gehouden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel en kende eiser een schadevergoeding toe van € 1520,- voor de 19 dagen die hij in detentie had doorgebracht. Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 992,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter L.M. Kos, in aanwezigheid van griffier S.R.N. Parlevliet.