In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2016 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen een eiser, een piloot, en de inspecteur van de Belastingdienst. De eiser, die in 2012 als gezagvoerder voor Ryanair vloog, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die hem was opgelegd voor het jaar 2012. De inspecteur had de inkomsten van eiser gekwalificeerd als loon uit dienstbetrekking, terwijl eiser stelde dat het om winst uit onderneming ging. Tijdens de zitting op 17 november 2016 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de inspecteur vertegenwoordigd was door twee personen.
De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als vrije beroepsbeoefenaar winst uit onderneming geniet. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een dienstbetrekking, omdat de werkzaamheden persoonlijk moeten worden verricht in een gezagsverhouding en daarvoor loon wordt betaald. Eiser heeft weliswaar een contract met Brookfield Aviation, maar de rechtbank oordeelt dat de contractuele verhoudingen en de aard van de werkzaamheden wijzen op een gezagsverhouding. Eiser is verplicht om de werkzaamheden persoonlijk uit te voeren en kan zich niet zonder meer laten vervangen.
De rechtbank heeft ook de kosten die eiser wilde aftrekken als beroepskosten afgewezen, omdat de aftrek van arbeidskosten voor personen met inkomsten uit dienstbetrekking is afgeschaft. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.