ECLI:NL:RBDHA:2016:14759
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Vergunningverlening voor WKO-inrichting en de juridische vereisten onder de Waterwet
Op 29 november 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland over de vergunningverlening voor een warmte- en koudeopslag (WKO-inrichting). Eiseres had een vergunning aangevraagd voor het onttrekken en in de bodem terugbrengen van grondwater, welke vergunning voor een periode van drie jaar werd verleend. Eiseres had eerder in 2008 de WKO-inrichting gerealiseerd, maar had deze niet gemeld bij de autoriteiten, wat leidde tot handhaving door de verweerder. De rechtbank oordeelde dat de vergunningplicht van toepassing was, aangezien de relevante verordening in 2009 was ingetrokken en de WKO-inrichting nu vergunningplichtig was. De rechtbank concludeerde dat de vergunning voor drie jaar redelijk was, gezien de noodzaak om ruimte te houden voor toekomstige grondgebruiksfuncties en de onredelijke lasten die onmiddellijke sluiting voor eiseres met zich mee zou brengen. Eiseres had betoogd dat er geen vergunning nodig was en dat de vergunning voor onbepaalde tijd verleend had moeten worden, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.