ECLI:NL:RBDHA:2016:14739

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2016
Publicatiedatum
5 december 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 5901
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen projectplan en peilbesluit Nieuwe Driemanspolder met betrekking tot muggen- en knuttenoverlast

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eisers beroep ingesteld tegen de besluiten van de Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap van Rijnland, die betrekking hebben op het projectplan "Piekberging Nieuwe Driemanspolder", de legger en het peilbesluit. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde J.C. van Dorp, hebben hun bezorgdheid geuit over de verwachte muggen- en knuttenoverlast als gevolg van de uitvoering van deze besluiten. De rechtbank heeft op 29 november 2016 de mondelinge uitspraak gedaan, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard.

De rechtbank overweegt dat de bestreden besluiten onderdeel zijn van een groter project dat de Nieuwe Driemanspolder transformeert van een agrarisch gebied naar een natuur-, recreatie- en waterbergingsgebied. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Verenigde Vergadering zich bewust is van de mogelijke overlast en dat er een reeks maatregelen is getroffen om deze te beperken. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de zienswijze van eisers ook betrekking had op het ontwerp-projectplan en de ontwerp-legger, ondanks dat zij zich in hun zienswijze voornamelijk richtten op het ontwerp-peilbesluit.

De rechtbank heeft verder benadrukt dat bij het vaststellen van dergelijke besluiten het bestuursorgaan beoordelingsvrijheid heeft en dat de rechtbank zich terughoudend moet opstellen bij de beoordeling van de afweging van belangen. De rechtbank is van oordeel dat de genomen maatregelen toereikend zijn om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/5901
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 29 november 2016 in de zaak tussen
[eisers], allen te [woonplaats] , eisers,
(gemachtigde: J.C. van Dorp),
en
het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Rijnland,verweerder
(gemachtigde: mr. G.J. de Jager).

Procesverloop

Bij besluiten van 20 april 2016 (de bestreden besluiten) heeft de Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap van Rijnland (de Verenigde Vergadering) het projectplan “Piekberging Nieuwe Driemanspolder”, de legger voor de piekberging Nieuwe Driemanspolder en het peilbesluit voor de Nieuwe Driemanspolder vastgesteld.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2016. [eiser 1] en [eiser 2] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [persoon 1] en [persoon 2] , beiden werkzaam bij het Hoogheemraadschap.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De bestreden besluiten zijn onderdeel van het project “Nieuwe Driemanspolder”, waarin de Nieuwe Driemanspolder, die thans een grotendeels agrarische functie heeft, wordt ingericht als natuur-, recreatie-, en waterbergingsgebied. Bij het Delegatiebesluit Rijnland 2005 heeft de Verenigde Vergadering de bevoegdheid tot het zich verweren in rechtsgedingen voor administratieve gerechten gedelegeerd aan verweerder.
2. Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Crisis- en herstelwet, gelezen in samenhang met bijlage II, onder Aa, onder 12, van deze wet, is Afdeling 2 van de Crisis- en herstelwet op deze procedure van toepassing.
3.1
Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze, als bedoeld in artikel 3:15, naar voren heeft gebracht.
3.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de zienswijze van eisers slechts was gericht tegen het ontwerp-peilbesluit. Hun beroep, voor zover gericht tegen het projectplan en de legger, is daarom niet-ontvankelijk.
3.3
De rechtbank volgt verweerder niet in dit standpunt. Eisers hebben in de zienswijze weliswaar slechts het ontwerp-peilbesluit genoemd, maar uit de tekst blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de zienswijze mede betrekking had op het ontwerp-projectplan en de ontwerp-legger, die gelijktijdig met het ontwerp-peilbesluit ter inzage zijn gelegd. Verweerder heeft blijkens de zienswijzennota ook onderkend dat de zienswijze van eisers in ieder geval mede betrekking had op de ontwerp-legger en heeft inhoudelijk gereageerd op de gehele zienswijze. Nu de zienswijze van eisers naar het oordeel van de rechtbank mede was gericht tegen het ontwerp-projectplan en de ontwerp-legger, is het beroep van eisers, ook ten aanzien van deze besluiten, ontvankelijk.
4. Ter zitting is gebleken dat het beroep van eisers zich toespitst op de door hen verwachte muggen- en knuttenoverlast als gevolg van de bestreden besluiten.
5. Bij het vaststellen van een peilbesluit, een projectplan en een legger zijn doorgaans vele belangen aan de orde die in de besluitvorming worden betrokken en worden afgewogen. Bij het vaststellen van dergelijke besluiten heeft het bestuursorgaan beoordelingsvrijheid. De rechtbank dient zich bij de beoordeling van die besluiten dan ook terughoudend op te stellen. Getoetst wordt of de besluiten niet in strijd zijn met wettelijke voorschriften en of de afweging van de betrokken belangen niet zodanig onevenwichtig is, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot de besluiten heeft kunnen komen.
6. De rechtbank is van oordeel dat de Verenigde Vergadering zich blijkens onder meer het milieueffectrapport “herinrichting Nieuwe Driemanspolder” uit 2005 en de actualisatie daarvan uit 2014 bewust is van de door eisers verwachte muggen- en knuttenoverlast. Bij de bestreden besluiten is daarom een reeks aan maatregelen getroffen met als doel de overlast te beperken of zo mogelijk te voorkomen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn die maatregelen toereikend om in redelijkheid te kunnen verwachten dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ontstaat. Hetgeen eisers hebben aangevoerd geeft geen aanleiding voor een ander oordeel.
7. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, voorzitter, en mr. D.A.J. Overdijk en mr. F.X. Cozijn, leden, in aanwezigheid van mr. J.V. Veldwijk, griffier, op 29 november 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd.