Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Procedure
2.Feiten
“-de economische noodzaak van deze reorganisatie is evident en goed onderbouwd. (..) maken het helaas onvermijdelijk dat de organisatie moet worden ingekrompen.- De procedure van afspiegelen is dezelfde als bij de vorige reorganisatie.(..) Op basis van (..) is de OR van mening dat de keuze van de directie om telkens per thema af te spiegelen binnen een categorie uitwisselbare functies deugdelijk is onderbouwd.- (..)De OR adviseert dan ook positief op de aanvraag”
“
(..) [P] beschikt niet over de financiële middelen om de kosten die voortvloeien uit transitievergoedingen, conform de nieuwe Wet Werk en Zekerheid te kunnen dragen. Tegen deze achtergrond bestaat een noodzakelijk belang om voor 1 juli 2015 een sociaal plan overeen te komen met de vakorganisaties FNV en MVP, omdat [P] zich anders sowieso genoodzaakt ziet om reeds voor 1 juli 2015 het ontslag aan te vragen voor een substantieel aantal medewerkers. (..)”Het Sociaal Plan bepaalt dat aan de boventallige werknemer bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een vergoeding aangeboden wordt die bestaat uit een suppletie op de door de werknemer te ontvangen werkloosheidsuitkering. De suppletie bedraagt € 500,00 bruto per maand; de werknemer heeft voor elke dienstjaar bij werkgever recht op één maand suppletie met een maximum van 15 maanden. Voorts bepaalt het Sociaal Plan dat de werknemer die buiten [P] een baan vindt waarbij hij een lager bruto salaris ontvangt dan hij bij [P] ontving een suppletie op zijn nieuwe salaris ontvangt gedurende de hiervoor omschreven genoemde periode. Het Sociaal Plan voorziet eveneens in een vergoeding en een regeling met betrekking tot outplacement en scholing.
Voor de vaststelling van boventalligheid wordt per Thema op een groep uitwisselbare functies afgespiegeld conform het afspiegelingsbeginsel. (..)Voor de bepaling van de leeftijd geldt voor iedereen dezelfde peildatum, zijnde 30 juni 2015. (..)
3.Verzoek
4.Verweer
5.Beoordeling
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
Een werkgever moet zijn organisatie zo kunnen inrichten dat het voortbestaan daarvan ook op de langere termijn verzekerd is. Vaststaat dat de jaren 2011, 2013, 2014 en 2015 verliesgevend zijn geweest. Werkgever heeft aannemelijk gemaakt dat de voorgenomen besparing op personeelskosten ad € 2,1 miljoen noodzakelijk is om, uitgaande van de voor 2016 begrote omzet van € 11 miljoen, in 2016 over voldoende werkkapitaal te kunnen beschikken en om dat jaar te kunnen afsluiten met een positief resultaat van circa € 800.000,00 (netto). Het voorgaande kan niet los worden gezien van het feit dat de bank de kredietfaciliteit in 2016 verkleint en het feit dat aandeelhouders enkel bereid zijn om geld bij te storten als het realistisch is dat er (nu eindelijk) winst gaat worden gemaakt. De begrote winst in 2016 is dan niet onredelijk. De keuze van de werkgever voor de onderhavige reorganisatie valt daarom te billijken.
Voorts heeft werkgever aannemelijk gemaakt dat ondanks de op dit moment binnengehaalde projecten (waaronder die van Zambia en Turkije) nog ruim € 6 miljoen omzet moet worden binnengehaald om de omzetdoelstelling van € 11 miljoen voor 2016 te halen. Het verweer van werknemer dat de vooruitzichten voor 2016 zo gunstig zijn dat besparingen niet langer nodig zijn wordt daarom verworpen. Werkgever heeft eveneens aannemelijk gemaakt dat zonder beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de vijf resterende werknemers (waaronder werknemer) de begrote winst over 2016 bijna halveert. Daarbij komt dat werkgever ter zitting (onweersproken) heeft gesteld dat de begroting voor het jaar 2016 al niet meer kan worden gehaald vanwege de weigering van het UWV.
Werkgever heeft daarnaast aannemelijk gemaakt dat de aanname van personeel in 2015 en het behoud van de drie directeuren strookt met de reorganisatie en de beoogde kostenbesparing.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft werkgever daarom in redelijkheid kunnen besluiten om ook de resterende besparing door te voeren en is er in het onderhavige geval sprake van bedrijfseconomische omstandigheden die nopen tot het verval van (meer) arbeidsplaatsen. Het andersluidende verweer van werknemer stuit af op het voorgaande.
Blijkens de beschrijving van de functie van Marktmanager heeft deze een excellente kennis van specifieke markten en klantgroepen en zorgt hij voor een vertaling van de markt naar business voor werkgever. Hij zoekt naar kansen voor werkgever. Hij is primair verantwoordelijk voor het realiseren van de begrote omzet tegen een gezonde contributiemarge, houdt zich bezig met het opstellen, coördineren en monitoren van een strategisch marktplan, is verantwoordelijk voor het behalen van de doelstellingen van dat marktplan en coördineert een gestructureerde marktbewerking. De Marktmanager is geen meewerkend voorman en geeft geen leiding aan een groep onderzoekers/adviseurs (zie bijlage C4.3-c van productie 3a bij het verzoekschrift).
Naar de andere vacatures van Marktmanager heeft werknemer niet gesolliciteerd. De kantonrechter gaat daarom voorbij aan de bezwaren die werknemer uit tegen de aanstelling van twee directeuren als parttime Marktmanager. Mede gelet op de afwijzing van werknemer voor de functie van Marktmanager Nationaal ziet de kantonrechter niet in dat werkgever –zoals werknemer aanvoert– werknemer het aanbod had moeten doen om voor 0,5 fte Marktmanager Nationaal en 0,5 fte Teammanager Economie & Ondernemerschap, nog daargelaten dat voor laatstgenoemde functie geen vacature is opengesteld. Het wel of niet openstellen van die vacature is naar het oordeel van de kantonrechter aan de werkgever, evenals het bepalen van de omvang van het team Economie & Ondernemerschap. Een en ander leidt tot de conclusie dat niet is gebleken dat werkgever zijn verplichting tot herplaatsing niet heeft vervuld.
.
6.Beslissing
conform het Sociaal Plan;