ECLI:NL:RBDHA:2016:14631

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2016
Publicatiedatum
2 december 2016
Zaaknummer
NL16.3095
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling rechtmatigheid ophouding en schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 november 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de rechtmatigheid van een maatregel van ophouding opgelegd aan eiser door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de verlenging van de maatregel van ophouding, die oorspronkelijk was opgelegd op 29 oktober 2016. De rechtbank oordeelt dat voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de ophouding een proces-verbaal van de oorspronkelijke maatregel noodzakelijk is. Aangezien verweerder geen dergelijk proces-verbaal kan overleggen, kan de rechtbank niet vaststellen of de maatregel rechtmatig was. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van ophouding onrechtmatig was vanaf het moment van opleggen. Eiser heeft tevens verzocht om schadevergoeding voor de onrechtmatige ophouding. De rechtbank kent een schadevergoeding toe van € 210,- voor twee dagen onrechtmatige ophouding. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de Staat der Nederlanden in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 992,-. Deze kosten dienen door de griffier aan de rechtsbijstandverlener te worden betaald, aangezien eiser een toevoeging heeft ontvangen.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL16.3095

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2016 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Visscher),
en

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 29 oktober 2016 (bestreden besluit) heeft verweerder de aan eiser opgelegde maatregel van ophouding op grond van artikel 50, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), verlengd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit en tegen de daaraan voorafgaande ophouding beroep ingesteld. Dit beroep strekt van rechtswege ook tot toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 31 oktober 2016 de maatregel van ophouding opgeheven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2016. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Hoewel de ophouding is beëindigd, moet in verband met het verzoek om toekenning van schadevergoeding beoordeeld worden of de verlenging daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de ophouding al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de ophouding aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
2. Eiser voert aan dat er geen proces-verbaal is van de (oorspronkelijke) maatregel van ophouding. Daarmee is niet te toetsen of de maatregel van ophouding rechtmatig is.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit het bestreden besluit kan worden afgeleid wanneer de maatregel van ophouding is begonnen, namelijk op 29 oktober 2016 om 14:00 uur.
4. Voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de ophouding is het noodzakelijk dat verweerder minstens een proces-verbaal van de (oorspronkelijke) maatregel van ophouding overlegt. Dit is zowel in het belang van eisers gemachtigde om de belangen van zijn cliënt te kunnen behartigen, als voor de bestuursrechter om de rechtmatigheid van overheidsoptreden te kunnen controleren. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat er geen proces-verbaal van de ophouding is, althans dat dit proces-verbaal niet kan worden geproduceerd. Daardoor kan de rechtbank niet beoordelen of de maatregel van ophouding en de daarop voortbouwende verlenging rechtmatig zijn. De beroepsgrond slaagt.
5. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank aan de bespreking van de overige beroepsgronden niet toe.
6. Het beroep is gegrond en de maatregel van ophouding is vanaf het moment van het opleggen daarvan onrechtmatig.
7. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor twee dagen onrechtmatige ophouding ten bedrage van 2 x € 105,- (verblijf politiecel) = € 210,-.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 210,-, te betalen door de griffier;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 992,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A. Verburg, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.A. Steenbergen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.